Antisemitisme: een Christelijke uitvinding

Samenvatting:
De onderstaande tekst van Robert Westrich analyseert hoe christelijk anti-judaïsme en anti-semitisme een unieke vorm van Jodenhaat creëerden, diep geworteld in de westerse cultuur. Het christendom stigmatiseerde Joden als verworpen en bondgenoten van de duivel, een beeld dat versterkt werd door kunst en folklore. Dit leidde tot een cultureel anti-semitisme dat geen echte Joodse aanwezigheid vereiste – en daarom ook op andere minderheden (asielzoekers, Moslims) kon worden toegepast. Door de geschiedenis heen leidde de christelijke erfenis tot discriminatie en beperkingen voor Joden. De Verlichting en de Franse Revolutie brachten nieuwe ideeën, maar waren nog steeds beïnvloed door christelijke stereotypen. Het nazisme nam deze stereotypen over zonder de mogelijkheid van bekering, zodat niemand aan zijn of haar Joodse identiteit kon ontsnappen, wat leidde tot het “succes” van de Holocaust. Anti-semitisme heeft seculiere ideologieën overleefd en blijft een simplistische verklaring bieden voor wereldproblemen, waarbij de Jood als de ultieme ‘ander’ wordt gezien.

Het is dus duidelijk dat het christelijke anti-judaïsme en antisemitisme een geheel nieuwe theologische en metafysische dimensie aan het antisemitisme toevoegden, die in de heidense voorlopers ontbrak en heel anders was dan de stigmatisering of vervolging van andere minderheidsgroepen. De alomtegenwoordige invloed van het christendom (vanaf de vierde eeuw) op de regering, cultuur en maatschappij leidde tot de marginalisatie van de Joden en hun geïnstitutionaliseerde onderdrukking. De christelijke theologie, die zich de Goddelijke beloften aan de Joden had toegeëigend en de Kerk had uitgeroepen tot Gods uitverkorene, plaatste Israël in de rol van Gods verlaten, verworpen en verlaten volk – veroordeeld tot zwerftochten en ballingschap.

In de geschriften van de kerkvaders werd de ontkenning van de religieuze en culturele waarden van de Joden een centraal motief. Een overweldigend negatief stereotype van het “dodenvolk” werd doorgegeven via theologische geschriften, de preken van de geestelijken, de mysterie- en passiespelen, folklore, ballades en de beeldende kunsten. Dit vijandige collectieve stereotype van een Joods volk dat het merkteken van Kaïn draagt, een natie van Christusmoordenaars en ongelovigen die heulen met de duivel, raakte na de afslachtingen van Joden tijdens de kruistochten diep verankerd in de Westerse psyche. Gedurende de volgende eeuwen werden er nieuwe en nog irrationelere mythen aan toegevoegd, die van de Jood als rituele moordenaar, ontheiliger van de hostie, een agent van de Antichrist, woekeraar, tovenaar en vampier. Toen het christendom zich onder alle volkeren van Europa verspreidde, kristalliseerde dit verwoestende beeld zich uit totdat het een integraal onderdeel van de Europese en Westerse cultuur werd, een feit dat meer dan enig ander verklaart waarom het antisemitisme tot op de dag van vandaag alomtegenwoordig is.

Jodenhaat had geen verband meer nodig met echte menselijke relaties, sterker nog, het had de aanwezigheid van Joden helemaal niet meer nodig. Het stereotype had een eigen culturele dynamiek gekregen, zoals in het middeleeuwse Engeland na de verdrijving van 1290, in Spanje na de massale uittocht van Joden in 1492, of in de “jodenvervolgingen” van het Moskovitische Rusland. Zelfs vandaag de dag, in post-Holocaust samenlevingen zoals Polen, Oostenrijk of Roemenië waar nog maar heel weinig Joden over zijn, vindt men een soortgelijk fenomeen van “antisemitisme zonder Joden”. Niets kan de misvatting duidelijker maken dat antisemitisme simplistisch gezien kan worden als een “natuurlijke” of zelfs “pathologische” reactie op een concrete Joodse aanwezigheid, op Joodse activiteiten, gedrag of tradities.

De gemeenschappelijke noemer in al deze samenlevingen is natuurlijk de impact van de christelijke erfenis en de vertaling daarvan door de eeuwen heen in gelegaliseerde discriminatie, joodse slavernij, gettovorming en de beperkte economische specialisatie van het Jodendom. Zelfs waar Joden zich in groten getale bekeerden, zoals in het Spanje van de late middeleeuwen, werden de nakomelingen van de bekeerlingen met vijandigheid en achterdocht bekeken, wat leidde tot de inquisitie en de “zuiverheid van bloed”-statuten die de weg wezen naar het moderne raciale antisemitisme. Zelfs de opkomst van het humanisme tijdens de Renaissance en Reformatie kon de impact van het middeleeuwse beeld van de Jood niet met succes van zich afwerpen. Een hervormer als Erasmus droomde er nooit van om zijn humanistische leer over tolerantie toe te passen op de Joden, die wat hem betreft gewoon buiten schot bleven.

Maarten Luther, van zijn kant, herhaalde alle middeleeuwse mythen over Joden en versterkte ze in plaats van ze te ondermijnen, met een apocalyptische woede en felheid die helemaal van hem was. Luthers aanval op het pausdom en de hele structuur van de katholieke kerk, in plaats van de Joden te bevrijden, maakte zijn protestantse volgelingen wantrouwiger tegenover hen. Hadden zij niet geweigerd zich te bekeren, zelfs nadat de grote Duitse Hervormer hun het zuivere, onvervalste woord van God had geopenbaard? Moedigden zij niet in het geheim de “Judaïserende” christelijke sekten in Centraal-Europa aan? Legden de koppige Joden geen verbond met de Moslim-Turken en misschien zelfs met Rome om de nieuwe Kerk van binnenuit te vernietigen?

Als de Reformatie er niet in slaagde om het antisemitisme te verminderen, dan bood de achttiende-eeuwse Verlichting, althans op het eerste gezicht, een veelbelovender vooruitzicht. Er waren Verlichtingsschrijvers die de Jodenvervolging veroordeelden als een manier om de christelijke intolerantie aan te vallen. Hun antiklerikalisme en bezorgdheid om universele principes van mensenrechten leidden tot een nieuwe opvatting over de status van de Joden, die tot uitdrukking kwam in de Franse Revolutie van 1789. De Joden moesten niet als gemeenschap worden geëmancipeerd, maar als individuele mensen, in de veronderstelling dat hun onderscheidende groepsidentiteit zou verdwijnen zodra de onderdrukking was opgeheven. Onder de Franse revolutionairen bestond geen sympathie voor het Jodendom als zodanig, dat over het algemeen in Voltaireaanse termen als barbaars bijgeloof werd gezien.

De Verlichting en de Franse Revolutie toonden aan dat anti-judaïsme en antisemitisme geen specifiek christelijke inspiratiebron nodig hadden en zelfs door antichristelijke gevoelens konden worden geïnspireerd. Verlichte Europeanen en hun radicale opvolgers in de negentiende eeuw, zowel ter linker- als ter rechterzijde, werden niettemin nog steeds beïnvloed door christelijke stereotypen wanneer zij het jodendom aanvielen of de “joodse” oorsprong van het christendom aan de kaak stelden.

Zelfs volledig geseculariseerde antisemieten zoals Voltaire, Bruno Bauer, Richard Wagner en Eugen Duhring gingen er altijd van uit dat het christendom een superieure godsdienst was dan het jodendom en aarzelden niet om zich op christelijke leerstellingen te baseren om hun eigen culturele of racistische perspectieven kracht bij te zetten. Ze erfden de alomtegenwoordigheid van het christelijke antagonisme tegen het Jodendom, terwijl ze niet langer geloofden in het heilsplan van het christendom, dat nog steeds een allesoverheersende toewijding aan de bekering van de Joden had behouden. Deze ontwikkeling opende een gevaarlijke situatie waarvan de duivelse mogelijkheden pas volledig duidelijk werden met de opkomst van het nazisme. Want hoewel het christendom de voedingsbodem had gelegd waarop de racistische nazi-leer over de Joden kon gedijen, bood de kerk de Joden nog steeds een uitweg. Als een Jood zich bekeerde, was hij gered. Het was niet nodig om de Joden uit te roeien, want ze hadden hun plaats, ook al was die ondergeschikt en vernederd, in de christelijke wereldorde.

De nazi’s namen alle negatieve anti-Joodse stereotypen in het christendom over, maar ze verwijderden de ontsnappingsclausule. Er was geen enkele manier meer waarop zelfs volledig geassimileerde of gedoopte Joden konden ontsnappen aan het doodvonnis dat was uitgesproken door de onverbiddelijke wetten van het ras. In die zin ging de “Endlösung”, de zuivering van een wereld die als corrupt en slecht werd beschouwd vanwege het bestaan van de Joden, zelfs verder dan de meest radicale christelijke oplossing voor het “Joodse vraagstuk”. Hitler en het nazisme kwamen voort uit een christelijke Europese cultuur, maar dat betekent niet dat Auschwitz was voorgeprogrammeerd in de logica van het christendom. Men zou zelfs kunnen aanvoeren dat het verval van het religieuze geloof door het wegnemen van alle morele beperkingen, het antisemitisme dat eeuwenlang onder het beschermende schild van het geloof was gekweekt, juist versterkte. Er kwam zelfs een nog virulentere Germaanse stam van hetzelfde virus vrij, dat zich uiteindelijk tegen het christendom zelf keerde als een van de belangrijkste symptomen van de zogenaamde “Judaïsering” van de Westerse beschaving.

Antisemitisme verdween niet met de Holocaust, net zo min als het is uitgeroeid door seculiere universalistische ideologieën zoals het Sovjet-communisme of het zionisme, dat voorstelde om de Joodse status te “normaliseren” door de oprichting van een onafhankelijke natiestaat in Israël. Het beeld van de Jood als een buitenstaander, een non-conformist, een anomalie en een ergernis heeft de opkomst en ondergang van alle seculiere ideologieën van de negentiende en twintigste eeuw overleefd. Ook het antisemitisme heeft zich aangepast aan de naoorlogse situatie van het Jodendom, die is veranderd door de oprichting van Israël, door de Koude Oorlog en door de reactie van de Arabische en islamitische wereld op de uitdaging van een niet-islamitische, niet-Arabisch sprekende Joodse staat in haar midden.

Deze nieuwe factoren hebben het nut van antisemitisme als wapen dat voor de meest proteïsche doeleinden kan worden gebruikt, alleen maar vergroot. Fundamenteel irrationele mythen zoals De Protocollen van de Ouderen van Lion hebben een nieuw leven gevonden in het naoorlogse tijdperk en worden in de Arabische wereld zeventig jaar na hun definitieve ontmaskering als vervalsing nog steeds algemeen geloofd. Zoals Hitler het in 1924 in Mein Kampf zei: “De Frankfurter Zeitung herhaalt keer op keer dat de Protocollen vervalsingen zijn. Dit alleen al is het bewijs van hun echtheid.”

Veel van hetzelfde zou vandaag de dag gezegd kunnen worden door bepaalde Arabische nationalisten, islamitische fundamentalisten, Russische antisemieten of Europese en Amerikaanse neonazi’s. Het mogen dan wel leugens zijn, maar wat betreft hun effect hadden de Protocollen net zo goed waar kunnen zijn. Want waar een wil is om te geloven, kunnen gebeurtenissen zo worden gemaakt dat ze zelfs passen in de paranoïde visie van de Joodse wereldsamenzwering, met haar geopolitieke centrum in Zion en haar geheime filialen die zogenaamd over de hele wereld actief zijn.

De moderne antisemitische verbeelding wordt al meer dan een eeuw gekleurd door sombere, apocalyptische profetieën over de komende overwinning van de almachtige Jood. Een demonisch, mythisch wezen wiens niet aflatende wil om de niet-Joden te vernietigen verondersteld wordt achter alle negatieve veranderingsprocessen te zitten en een verleidelijk simplistische verklaring biedt voor een wereld die niet in orde is – of het nu angst is voor vervuiling door vreemde, “inferieure” rassen; de angst veroorzaakt door klassenstrijd, etnische en religieuze conflicten, de nivellerende tendensen van de massamaatschappij; de haat tegen kapitalisme of communisme, tegen moderne stedelijke beschaving of tegen liberale, pluralistische democratie; het geloof in sinistere occulte krachten (vrijmetselaars, joden, enz. ) die werken om orde, hiërarchie, gezag en traditie te ondermijnen; of anders de angst voor een spiritueel vacuüm veroorzaakt door het verval van het christendom of de islam in een wereld van snelle modernisering en sociale verandering. Dezelfde waanzinnige causaliteit, ontwikkeld tijdens de christelijke middeleeuwen, lijkt rond te spoken in het moderne antisemitische discours. Het principe van het kwaad zit niet in onszelf. Het komt van buitenaf, van de verraderlijke “ander”, het is het product van samenzwering en van duivelse krachten waarvan de mythische Jood de incarnatie is.

Antisemitism: the longest hatred / Robert S. Wistrich

 

Dit bericht is geplaatst in Israël, Jodendom met de tags , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *