Zijn de heidenen de “stenen” waaruit Gods kinderen kunnen ontstaan? – Luk. 3:7, 8

Door Eli Lizorkin (Israel Bible Center)

Een van de klassieke thema’s in de vervangingstheologie (het geloof dat christenen de Joden hebben “vervangen” in de verbondsrelatie met God) is dat zelfs stenen veranderd kunnen worden in kinderen van God. Een aantal teksten uit het Nieuwe Testament (b.v. Lucas 3:7-8) worden vaak gebruikt om deze traditionele theologie te ondersteunen.

Johannes de Doper, bijvoorbeeld, sprak tot zijn Judeese medebroeders:

“Gij adderengebroed, wie heeft u gewaarschuwd te vluchten voor de toekomende toorn? Draagt dan vruchten die met berouw overeenstemmen, en begint niet bij uzelf te zeggen: ‘Wij hebben Abraham tot vader,’ want ik zeg u dat God uit deze stenen kinderen kan verwekken tot Abraham.” (Lucas 3:7-8)

De verkeerde veronderstelling is dat deze teksten een “Joden” versus “heidenen” mentaliteit beschrijven, terwijl zij in werkelijkheid “Joden” en “Betere Joden” tegenover elkaar stellen. Deze Joodse profeet confronteerde zijn mede-Joden die dachten dat zij door zijn waterwassing kunnen gaan zonder echte levensveranderende bekering en toch Gods vergeving kunnen ontvangen. In een soortgelijk voorval zei Jezus, in zijn confrontatie met enkele Judeeërs die zich tegen hem verzetten: “Als jullie Abrahams kinderen zijn, doe dan de daden van Abraham.” (Johannes 8:39)

Tenslotte citeren zij die de vervangingstheologie omarmen vaak Paulus’ woorden aan de Christus-volgende vergadering in Rome om (ten onrechte) hun opvatting te ondersteunen dat christenen de Joden hebben vervangen als Gods uniek uitverkoren volk:

“…niet alsof het woord van God heeft gefaald. Want zij zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; ook zijn zij niet allen kinderen, omdat zij Abrahams nakomelingen zijn, maar: “door Izak zullen uw nakomelingen genoemd worden. Dat wil zeggen, niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nakomelingen beschouwd”. (Rom. 9:6-8)Een oud Joods gebed (Ribon Kol HaOlamim) dat vandaag de dag regelmatig wordt gebruikt, werpt licht op de dwaling die Jezus, Johannes de Doper en Paulus allen trachtten te corrigeren.

“Meester van de eeuwigheid, het is niet vanwege onze gerechtigheid dat wij u onze smeekbeden voorleggen, maar vanwege uw grote barmhartigheid. Wat is onze trouw?! Wat is onze gerechtigheid? …Wat kan men U zeggen, Here God, God van onze vaderen?! …maar wij zijn kinderen van uw geliefde Abraham, aan wie U gezworen hebt op de berg Moria. Wij zijn het zaad van Izaäk, zijn enige zoon, die op het altaar werd gebonden. Wij zijn de getuigende gemeenschap van Jakob, door U uitverkoren en tot het uiterste bemind…”

Het kind van het vlees is Ismaël, terwijl het kind van de belofte Izaäk is (merk op dat zowel Izaäk als Ismaël levende, ademende zonen van Abraham waren!). Het contrast tussen Isaak en Ismaël is niet tussen twee verschillende “rassen”, maar tussen twee zonen van dezelfde vader, die ervoor kozen om zich op radicaal verschillende manieren tot God te verhouden: de één in trouw (Gen.22) en de ander in rebellie (Gen.16:12). Izaäks leven in het hele Boek Genesis werd gekenmerkt door geloof en gehoorzaamheid aan God. Izaäk was niet alleen bloedverwant met zijn vader, maar ook door op dezelfde manier te leven (en Gods gunst te ontvangen) als zijn vader deed – uit genade door geloof.

Met andere woorden, Johannes de Doper, Paulus en Jezus zijn het er allen over eens dat, hoewel de band met Abraham zeer speciaal is, het een “Abraham-achtig” trouw en vertrouwend leven is onder de gezegende belofte van God dat iemands uiteindelijke “behoren” tot Israël opnieuw bevestigt.

Dit bericht is geplaatst in Israël, Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *