Het primaire werk van de Heilige Geest is de Illuminatio, de verlichting van ons duistere verstand tot de kennis en de aanvaarding van Gods Woord. Dat God en Zijn gedachten in ons openbaar worden, gekend worden, verliefd te worden, is een wonderwerk van de Geest. Alleen door de Geest wordt God voor ons openbaar – wordt Zijn openbaring in ons tot een persoonlijke kennis.
De werkelijkheid van deze openbaring in ons heeft geen enkel aanknopingspunt in de menselijke ervaring, berust op geen enkele andere bron van kennis dan op de Heilige Schrift. De Reformatie heeft dat prachtig samengevat in de leer van de sufficiëntie, het voldoende zijn van de Schrift. Buiten Gods Woord om is er niets nodig en sterker nog, wat buiten Gods Woord omgaat kan alleen maar een obstakel zijn. Onze persoonlijke ervaringen zijn geen bron, maar hooguit een resultaat van het inzicht dat de Geest schenkt. Let wel: het is niet de Geest die ervaringen schenkt, maar het inzicht dat de Geest schenkt komt onze werkelijkheid binnen, van buitenaf en van bovenaf. Het oordeelt onze ervaringen, het vormt ons gelovig leven, het geeft richting aan onze vrijheid.
Die openbaring van de Geest is niet, zoals vrijzinnigen menen, een persoonlijk doorleefde en toch algemene oplossing van het wereldraadsel, of van de zin van het leven. Het is al evenmin, zoals charismatici menen, een bovennatuurlijk spreken of horen van nieuwe mededelingen van God. Het is zeker niet de herhaling van het Pinksterwonder of van de apostolische Geestesgaven. Openbaring is in het evangelie een historische daad, met haar eigen tijd en omstandigheden.
Daarom is het niet nodig dat de geschiedenis van die openbaring herhaald wordt. Het is niet nodig dat we de berg opgaan om de stenen tafelen te ontvangen; het is niet nodig dat het wonder van Pinksteren zich herhaalt; het is niet nodig dat de bevestiging van het apostolisch gezag door tekenen en wonderen opnieuw gebeurt. De openbaring is een geschiedenis in de tijd, en de werkelijkheid daarvan springt over de afstand van de tijd heen ook in onze werkelijkheid binnen.
Deze sprong van historische openbaring naar het werkelijke openbaar zijn in ons, berust niet op ons vermogen ons in te leven, en is niet verbonden met onze gevoeligheid voor bovennatuurlijke ervaringen, maar is het werk van de Heilige Geest in onze innerlijkheid. God heeft gesproken. Dat wij het kunnen horen is steeds weer nieuw: een nieuw openbaar zijn van Zijn spreken. Maar niet een nieuwe openbaring die de vorige herhaalt. Wie oren heeft om te horen, die hore!