“Waar, maar niet waar gebeurd.” – Kuitert

Het werd in de jaren 70 van de vorige eeuw een heuse hype onder predikanten. Het werd mode om de teksten van het evangelie, van de bijbel in het algemeen te benaderen als “theologische verhalen.” Het ging dan niet langer meer om de vraag of het echt zo gebeurd was, en daarmee was je van heel veel nare kwesties bevrijd.
Is Jezus waarlijk opgestaan? Niet belangrijk, want alle kracht die we nodig hebben kunnen we ontlenen aan het verhaal van Zijn opstanding. Is de wereld door God geschapen? Zeker niet, of in ieder geval niet zoals Genesis het vertelt, maar het mythische verhaal van de schepping kun je best lezen als een verhaal over bevrijding en orde. Door het allemaal als een verhaal te lezen, krijgen individuele levensgeschiedenissen ook meteen een algemene strekking. (Dat heeft volgens mij de weg vrijgemaakt voor de charismatische directe toepassing van alle teksten in de Bijbel op huidige gelovigen.)

Het oerverhaal van de verhalen, en het schoolvoorbeeld van hoe Joden theologie bedrijven – het grote model voor de theologie in de jaren 70 in Amsterdam – is dit verhaal. Toen een hongersnood dreigde uit te breken, ging een rabbijn naar een open plek in het bos, schikte hout rondom een altaar, bracht een offer en sprak een gebed uit. De regen kwam en de oogst en de stad werd gered. Enkele generaties later dreigde opnieuw een hongersnood. De rabbijn ging naar de open plek in het bos, schikte hout rondom een altaar, bracht een offer maar wist niet langer de woorden van het gebed. Maar de regen kwam en de oogst en de stad werd gered. Vele generaties later was er weer een hongersnood. De rabbijn wilde naar de open plek in het bos gaan, maar hij wist niet langer waar die was. Dus vertelde hij het verhaal van die rabbijn van vele generaties geleden die op de open plek nog een offer had gebracht en een gebed had uitgesproken. En toen hij het verhaal verteld had, kwam de regen en de oogst en de stad werd gered.
 
Moraal van het verhaal: het verhaal over een daad of gebeurtenis is even belangrijk als die daad of gebeurtenis zelf. Verhalen hebben kracht. Waarom is het nodig om aan te nemen dat Jezus uit de doden is opgestaan, als het verhaal dat Hij uit de doden is opgestaan evenveel kracht heeft? Waarom is het nodig om te twisten over de vraag hoe de wereld is ontstaan, als het verhaal van de schepping in Genesis dezelfde kracht heeft?
 
Dit alles was populair in de tijd van mijn opleiding tot predikant. Ik voelde mijzelf er ook zeer mee verbonden. Want het leek mij de mogelijkheid te geven om vrijzinnigen en orthodoxen met elkaar in harmonie te doen leven. Wat was immers nog het verschil tussen vrijzinnigheid en orthodoxie als je je uitgangspunt kon nemen in het verhaal? Een orthodoxe gelovige zou zeggen dat Jezus werkelijk was opgestaan; maar een vrijzinnige kon vanuit het verhaal zeggen dat Jezus waarachtig was opgestaan. Of het nu werkelijk en historisch gebeurd was, of alleen werkelijk en historisch verteld werd komt toch op hetzelfde neer: er is een verhaal van de opstanding waaraan mensen zich kunnen vasthouden.
 
Uit deze droom van harmonie tussen vrijzinnigheid en orthodoxie ben ik ruw ontwaakt toen ik geconfronteerd werd met de theologie van John MacArthur. Maar daarover een andere keer.
Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *