Vergeving en verzoening – een vergelijking van het Rabbijnse en het Apostolische jodendom

(1e versie)

Hieronder staat de passage uit de misjna waar ik een klein commentaar op wil geven. Naar het voorbeeld van de uitspraken van Lévinas zeg ik meteen dat ik dat doe als amateur. Het uitleggen van de Misjna en de Talmoed is niet mijn vak, ondanks mijn studie Semitische Talen aan de Universiteit van Amsterdam en ondanks de zeven jaren dat ik Misjna en Talmoed mocht studeren met een chazzan in Amstelveen.

Maar anders dan Lévinas moet ik er ook bij zeggen dat ik deze uitleg niet voorleg als lid van de Joodse gemeenschap. Of ik mijzelf de joodse identiteit toeken, of ik mezelf als (messiaanse) jood beschouw, in de zin dat ik het geloof van Israël deel of dat mijn DNA de sporen van een joodse overgrootmoeder laat zien, is verder niet van belang. Het grootste deel van mijn leven was ik immers een christelijke predikant, maar dan wel met grote waardering en belangstelling voor het Jodendom. Dat is het belangrijkste feit dat mijn identiteit bepaalt.

Waardering is trouwens een te zwak woord. Betrekkelijk laat in mijn leven kwam ik tot het besef, dat het authentieke “Christendom” eigenlijk een vorm van Jodendom was en is. En dat bijna al het christelijke dat afwijkt van het authentieke Jodendom, ook geen authentiek christendom kan zijn. De overeenkomsten tussen de authentieke overlevering in het Nieuwe Testament en het vroege rabbijnse Jodendom zijn dermate talrijk, dat het lijkt alsof je de kleinste verschillen wil opsporen bij een eeneiige tweeling. Het schisma tussen het Rabbijnse Jodendom en het apostolische christendom had niet hoeven gebeuren.

Ook het woord “belangstelling” schiet tekort om mijn fascinatie met de rijkdom van de Rabbijnse literatuur weer te geven. Overigens: dat geldt ook voor de rijkdom en diepgang van de teksten van de kerkvaders, maar dat is een onderwerp voor een andere gelegenheid.

Dan komt de centrale vraag: wat zegt het apostolisch getuigenis over vergeving en verzoening in dit leven? Ik stel die vraag zo, omdat de typisch protestantse nadruk op het eeuwige behoud een echo heeft in het Jodendom. Wie is gaan behoren tot de gemeenschap van de uitverkorene is voor eeuwig behouden, zoals wie behoort tot het uitverkoren volk eveneens voor eeuwig behouden is – een aandeel heeft in de komende wereld zoals de Misjna in Sanhedrin 12 het formuleert. Wie hier scherp leest, ziet de contouren van een andere dan de gangbare protestantse theologie opdoemen. Niet ik ben uitverkoren zoals Calvijn zegt, maar ik behoor tot die wijdere gemeenschap rondom het volk Israël, laten we zeggen het geestelijke of grote Israël, dat in het Nieuwe Testament als het lichaam van de Messias wordt aangeduid. Die Messias is de uitverkorene, en daar heeft een ieder die bij Hem hoort aandeel aangekregen – daarin volg ik een inzicht van Karl Barth. Dit zijn allemaal zaken die ik elders al heb uitgelegd of nog zal moeten uitleggen. Zaken die ik nu voorleg om begrijpelijk te maken dat ik het hier in deze bijdrage alleen zal hebben over de verzoening en de vergeving in dit concrete leven.

Langs die weg dus de vraag: wat zegt het apostolisch getuigenis over vergeving en verzoening in dit leven. Ik noem hier drie teksten. Om te beginnen de tekst uit Mattheus 6, uit het zogenaamde Onze Vader. Daar lezen we: “vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven.” Als de vergeving eens en voor altijd geschied is, waarom is het dan noodzakelijk om in dit gebed om die vergeving te vragen? En waarom de connectie tussen onze vergeving aan mensen die ons iets verschuldigd zijn, en de vergeving die God geven zal? Is bovendien de eigenlijke zin van deze tekst niet, bepaald door vers 14? “Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven.” Opnieuw: als de vergeving eens en voor altijd geschied is, waarom wordt dan hier aan de vergeving door onze hemelse Vader een voorwaarde gesteld?

In het vijfde hoofdstuk wordt gesteld, dat ook het brengen van een offer – zondoffer of schuldoffer – aan een voorwaarde moet voldoen. Die voorwaarde is dat je je met je broeder moet verzoenen voordat je je offergaven kunt brengen. Is dat niet een door en door joodse gedachte? We zullen zien dat deze noodzaak van een verzoening met degene die jij hebt geschaad ook in het Jodendom een voorwaarde is van de verzoening die God geeft. Ik kan het niet sterk genoeg zeggen: de passage uit de Misjna lijkt op de volledige uitwerking van een beginsel dat het Nieuwe Testament ook bevat. De vergeving van God is uiteindelijk afhankelijk van de verzoening met de broeder.

Ook de apostel Johannes kent een begrip van vergeving, dat wezenlijk verbonden is met het leven hier en nu. En ook hier zien we een echo van joods gedachtegoed dat in de rabbijnse literatuur tot in detail is uitgewerkt. Ik bedoel het vers uit het eerste hoofdstuk van de eerste brief van Johannes: “Als wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig om onze zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Joh. 1:9). De belijdenis van de zonde, in het Hebreeuws widoei genaamd, is net als het berouw een voorwaarde van de geldigheid van het zondoffer. De vergeving berust niet alleen op de genadige trouw van God, maar is ook verbonden met Zijn rechtvaardige oordeel. Dat maakt de joodse analyse zinvol waarin onderscheid wordt gemaakt tussen opzettelijke en onopzettelijke zonde, gekoppeld aan het onderscheid tussen zondoffer en schuldoffer. En tenslotte is het idee van een reiniging van ongerechtigheid, wat wil zeggen dat de zonde een (rituele) onreinheid met zich meebrengt, in het christendom net zozeer gemarginaliseerd, als het in het Jodendom benadrukt wordt. Zonde maakt onrein, dat wil zeggen ongeschikt om in Gods tegenwoordigheid te verkeren. Een vergeving zonder reiniging is evenzeer ondenkbaar, als een vergeving zonder voorafgaand berouw. Johannes kent die samenhang echter nog.

Met de tekst uit de rabbijnse literatuur die ik hierna wil voorleggen, is nog een andere tekst uit het Nieuwe Testament in verband te brengen. Ik bedoel Hebreeën 6:14 waar gezegd wordt dat degene die afvallig zijn geworden nadat ze de realiteit van het evangelie hebben ervaren, onmogelijk opnieuw tot bekering (ommekeer, berouw) gebracht kunnen worden. Er is dus zonde, waarbij geen berouw mogelijk is. Zo kan juist in deze brief die zo sterk benadrukt dat de “reiniging van onze zonden” door de Messias tot stand gebracht is (Heb. 1:3), en die zegt dat deze Messias “ook volkomen zalig (kan) maken wie door Hem tot God gaan” (Heb. 7:25) ook spreken over het verlies van de behoudenis, juist in het opzettelijk zondigen. Zo lezen we: “Want als wij willen eens en wetens zondigen, nadat wij de kennis van de waarheid ontvangen hebben, blijft er geen slachtoffer voor de zonde meer over, maar slechts een verschrikkelijke verwachting van oordeel en verzengend vuur.” Ook deze gedachte, van het verlies van de behoudenis door opzettelijke zonde, vinden we terug in de Misjna, nl. in Sanhedrin 12.

Ik vat samen wat de overeenkomsten zijn tussen het apostolisch getuigenis en de Misjna.

  • Ten eerste, het ontvangen van Gods vergeving in het heden, staat onder de voorwaarde van ons vergeven van anderen.
  • Ten tweede, het eeuwige behoud – deel hebben aan de komende wereld – berust op het deel uitmaken van de uitverkoren gemeenschap. Die gemeenschap was in het apostolisch getuigenis oorspronkelijk een Israël dat als leermeester van de volken optrad. Van een apart gestelde kerk is in het Nieuwe Testament eigenlijk geen sprake.
  • Ten derde, zonde betekent ook een verwijdering tussen en heilig God en onszelf, zodat er een reiniging van de zonde noodzakelijk is. Ten vierde, hoewel we die gedachte niet terugvinden in het onderstaande gedeelte, is het toch van belang dit erbij te betrekken: men kan door afgoderij of andere ernstige zonde wel degelijk het aandeel in de komende wereld verliezen.

Hieronder dan het gedeelte uit de Misjna waarin ik deze parallellen gevonden heb. Oordeel zelf, is het apostolisch getuigenis eigenlijk niet een variant van het rabbijnse Jodendom? En is vervolgens dat rabbijnse Jodendom niet te begrijpen als een nadere uitwerking van een gemeenschappelijk beginsel?


MISJNA Traktaat BJoma 96a

HET ZONDOFFER EN HET SCHULDOFFER [VOOR] HET ONMISKENBAAR BEGAAN VAN BEPAALDE OVERTREDINGEN (10) ZORGEN VOOR VERZOENING,

Voor het apostolisch getuigenis is het uiteraard zo, dat de definitieve vorm die het zondoffer en het schuldoffer hebben gekregen, de overgave aan het kruis van de Messias Jesjoea is geworden. Dit principiële verschil tussen het rabbijnse en het apostolische Jodendom mogen we nooit vergeten.

(10) Vgl. Lev. V, 15 en VI, 6, in tegenstelling tot het schorsende schuldoffer, dat verschuldigd is in geval van twijfel over het begaan van de zonde, dat de straf uitstelt totdat die twijfel is weggenomen, wanneer een zondoffer verschuldigd is om verzoening te verkrijgen. Onder de schuldoffers voor het onbetwistbaar begaan van bepaalde overtredingen zijn: één voor het zich wederrechtelijk toe-eigenen van privé-eigendom, nadat genoegdoening is gedaan; een voor verduistering van heilige voorwerpen; een voor vleselijke omgang met een slavin die met een andere man is verloofd; de offerande van een nazireeër die de dagen van zijn belijdenis als naziriet heeft onderbroken door levitische onreinheid

DE DOOD EN DE VERZOENDAG ZORGEN VOOR VERZOENING SAMEN MET OMMEKEER (teshoeva). (11)

In het Nieuwe Testament wordt nadrukkelijk gezinspeeld op een verzoening door de dood heen, zoals bijvoorbeeld in de brief aan de Romeinen: “Dit weten wij toch dat onze oude mens met Hem gekruisigd is… Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Als wij nu met Christus gestorven zijn…” (Rom. 6:6-8). Of zoals Paulus zegt in de brief aan de Galaten: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2:20).

Wat de grote verzoendag betreft is het duidelijk dat het apostolisch Jodendom van mening is dat de Messias als de Hogepriester de grote verzoendag tot volmaakte realiteit gebracht heeft. “Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht” (Heb. 9:12).

Ik kan het hier maar kort aanduiden, maar de ommekeer of teshoeva waar het Jodendom van spreekt, is dat niet hetzelfde concept als in de oorspronkelijke prediking van Jesjoea en Johannes de Doper: “ze werden door hem gedoopt in de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden… Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen… Breng dan vruchten voort in overeenstemming met de bekering” (Mat. 3:2, 6, 8)?

(11) Teshoeva is essentieel; het bestaat uit oprechte spijt en vastberadenheid om je gedrag te verbeteren.

TESHOEVA VERSCHAFT VERZOENING VOOR LICHTERE OVERTREDINGEN: [DE OVERTREDING VAN] POSITIEVE GEBODEN EN NEGATIEVE VERBODEN.

BIJ ZWAARDERE OVERTREDINGEN SCHORT ZIJ [DE BOETEDOENING] OP, TOTDAT DE VERZOENDAG KOMT OM VERZOENING TE VERKRIJGEN.

De grote verzoendag wordt uiteraard in het rabbijnse Jodendom elk jaar gevierd. Daarom krijgt die dag zelf de functie, die in het apostolisch Jodendom aan de Messias wordt toegekend. De jaarlijkse dag is tot een eeuwige dag geworden. De functionele overeenkomst mag natuurlijk het verschil niet negeren.

ALS IEMAND ZEGT: IK ZAL ZONDIGEN EN TESHOEVA DOEN, ZONDIGEN EN TESHOEVA DOEN, ZAL HEM GEEN GELEGENHEID TOT TESHOEVA WORDEN GEGEVEN. (12)

(12) Omdat deze uitspraak aangeeft dat hij nooit oprechte spijt heeft gehad.

[ALS IEMAND ZEGT:] IK ZAL ZONDIGEN EN DE DAG DER VERZOENING ZAL VOOR MIJ VERZOENING BRENGEN, DE DAG DER VERZOENING BRENGT VOOR HEM GEEN VERZOENING.

Paulus kent een vergelijkbare gedachte in Romeinen 6:15, waar we lezen: “wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij de zonde blijven, omdat de genade toeneemt?”; “wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet.” Waar de Misjna spreekt over zondigen, in het besef dat de ommekeer vergeving kan brengen, zo spreekt Paulus over het zondigen in de overtuiging dat de genade vergeving zal brengen.

VOOR OVERTREDINGEN TUSSEN DE MENS EN DE ALOMTEGENWOORDIGE ZORGT DE DAG VAN VERZOENING VOOR VERZOENING, MAAR VOOR OVERTREDINGEN TUSSEN DE MENS EN ZIJN MEDEMENS ZORGT DE DAG VAN VERZOENING NIET VOOR VERZOENING, TOTDAT HIJ ZIJN MEDEMENS HEEFT GEPACIFICEERD.

Ik heb hierboven al duidelijk gemaakt, dat het functionele equivalent van de verzoendag in het apostolisch Jodendom het offer van de Messias is. Dat heeft de relatie tussen God en de mens volledig hersteld. Wat de relatie tot God betreft kan Paulus dan ook zeggen: “Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus” (Rom. 5:1).

De verzoening tussen mensen echter is alleen mogelijk wanneer de beschadigde partij vergeving schenkt. Wij worden gegeven als wij anderen vergeven. Daardoor ontstaat en harmonie van de twee zijden. Ik moet een ander gegeven, zoals die mij moet gegeven. Zo voldoen we aan de voorwaarden om de vergeving van onze hemelse Vader te kunnen ontvangen. Zo vonden we dat in het Onze Vader in Mattheus 5.

DIT WERD UITGELEGD DOOR R. ELEAZAR B. ALARIA: VAN AL UW ZONDEN VOOR DE HEER ZULT GIJ REIN ZIJN, (13)

(13) Lev. XVI, 30

D.W.Z. VOOR OVERTREDINGEN TUSSEN DE MENS EN DE ALMACHTIGE ZORGT DE VERZOENDAG VOOR VERZOENING, MAAR VOOR OVERTREDINGEN TUSSEN DE MENS EN ZIJN MEDEMENS ZORGT DE VERZOENDAG PAS VOOR VERZOENING ALS HIJ ZIJN MEDEMENS HEEFT GEPACIFICEERD. (14)

(14) Het vers wordt dus opgevat als: “Van al uw zonden voor de Heer”, (d.w.z. tussen de mens en zijn Schepper) zal de dag van de verzoening u vergeving schenken; maar niet voor de zonden die niet “voor de Heer” en “voor de mens” zijn begaan. de mens”, namelijk de zonden tegen onze medemensen.


R. AKIBA ZEIDE: GELUKKIG ZIJT GIJ, ISRAËL! WIE IS HET VOOR WIE GIJ REIN WORDT? EN WIE MAAKT U REIN? UW VADER DIE IN DE HEMEL IS, ZOALS GEZEGD WORDT: EN IK ZAL REIN WATER OVER U SPRENKELEN EN GIJ ZULT REIN ZIJN. (15)

(15) Ezech. XXXVI, 25

EN VERDER STAAT ER: GIJ HOOP VAN ISRAËL, DE HEER! (16)

(16) Jer. XVII, 13. Het woord “mikweh” is een homoniem dat zowel “fontein”, dus ritueel bad, als “hoop” betekent.

ZOALS DE FONTEIN HET ONREINE SCHOONMAAKT, ZO MAAKT DE HEILIGE, GEZEGEND ZIJ HIJ, ISRAËL SCHOON.


Hieronder nog eens dezelfde passage, maar dan inclusief de interpretatie van rabbi Adin Steinsalz.

Steinsalz

Een zondoffer, dat boete doet voor onopzettelijke [zonde] en een bepaald schuldoffer, dat wordt gebracht voor diefstal en misbruik van gewijde voorwerpen, verzoenen deze zonden. De dood en Jom Kippoer verzoenen de zonden wanneer zij gepaard gaan met teshoeva. Teshoeva zelf verzoent voor kleine overtredingen, voor zowel positieve als negatieve mitzvot. En teshoeva stelt de straf voor ernstige overtredingen uit totdat Jom Kippoer komt en de overtreding volledig verzoent. Met betrekking tot iemand die zegt: “Ik zal zondigen en dan zal ik teshoeva tonen”, “Ik zal zondigen en ik zal teshoeva tonen”, geeft de Hemel hem niet de gelegenheid om teshoeva te tonen, en hij zal al zijn dagen een zondaar blijven. Met betrekking tot iemand die zegt: Ik zal zondigen en Jom Kippoer zal mijn zonden verzoenen, verzoent Jom Kippoer niet voor zijn zonden. Bovendien, voor overtredingen tussen een persoon en God, verzoent Jom Kippoer; maar voor overtredingen tussen een persoon en een ander, verzoent Jom Kippoer niet totdat hij de andere persoon verzoent.

Evenzo leerde Rabbi Elazar ben Azarya dat punt uit het vers: “Van al uw zonden zult u gereinigd worden voor de Heer” (Leviticus 16:30). Voor overtredingen tussen een persoon en God, verzoent Jom Kippoer; maar voor overtredingen tussen een persoon en een ander, verzoent Jom Kippoer niet totdat hij de ander tot bedaren heeft gebracht. Tot slot zei Rabbi Akiva: Hoe gelukkig ben je, Israël; voor Wie ben je gezuiverd, en Wie zuivert je? Het is uw Vader in de Hemel, zoals er staat: “En Ik zal zuiverend water over u sprenkelen, en gij zult gezuiverd worden” (Ezechiël 36:25). En er staat: “Het rituele bad van Israël is God”( Jeremia 17:13). Zoals een ritueel bad de onreinen zuivert, zo zuivert ook de Heilige, Gezegend zij Hij, Israël.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Jodendom. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Vergeving en verzoening – een vergelijking van het Rabbijnse en het Apostolische jodendom

  1. Jan Luiten schreef:

    Een korte reactie op je lange stuk 🙂
    Ja, er mòeten parallellen zijn tussen oud en nieuw testament. Zonder dat is het christendom niet te begrijpen. De apostelen hebben ook nooit getracht een nieuwe religie te schichten, maar zagen in de komst van Christus het vervolg van de weg van God met zijn volk.
    Het behoren tot het uitverkoren volk is niet bij voorbaat een garantie voor eeuwig heil. Dat geldt voor allen in het oude of het nieuwe verbond. C. Trimp zegt het heel kernachtig: zie in je roeping je verkiezing. God roept en wij moeten antwoord geven. Dat antwoord houdt ook in dat je met die roeping aan de slag moet: we moeten vrucht dragen. Zo niet, dan dreigt er ballingschap.
    De gedachte dat we in Christus uitverkoren zijn, volg ik. Zolang je je achter hem schaart, val je onder die uitverkiezing.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *