Uit genade bent u gered – preek vrij naar Karl Barth

De tekst voor de prediking komt uit de brief van Paulus aan de gemeente in Efeze en daar horen we:

…uit genade bent u gered…

of in andere vertaling:

uit genade bent u zalig geworden.

Om dat te horen zijn we hier bij elkaar, en om ons dat in te prenten vieren we vandaag de maaltijd van de Heer. Uit genade bent u gered. Al het andere dat wij doen, ons gebed en ons gezang is een antwoord op dit woord. Om dit te zeggen tot ons, om het ons in te prenten en uit te leggen hebben de profeten en de apostelen de Bijbel geschreven. Uit genade bent u gered staat dan ook alleen in dat boek. Niet de in de filosofie van Kant of  Hegel, of in een moderne roman en niet in een Nederlands wetboek, maar alleen in de Bijbel.

En om dat goed te kunnen horen hebben we die gemeenschap van mensen nodig die we de kerk noemen, d.w.z. mensen die samen met elkaar naar het Woord van God luisteren en zich door dat Woord iets willen laten zeggen. En dit is dan het woord dat wij samen te horen hebben: uit genade bent u gered.

Er zijn mensen die zeggen: ik hoef niet naar de kerk te gaan en ik hoef niet in de Bijbel te lezen, want ik weet allang wat daar gezegd wordt: “Doe het goede en u zult leven!” Ik moet u dan zeggen dat als dat hier in de kerk klinken moet, dan zou ik zelf niet gekomen zijn. Want dat is een woord dat ik ook tegen mezelf had kunnen zeggen, dat is een woord dat u gewoon thuis ook had kunnen bedenken. Het is dan ook niets nieuws of interessants wat we hier te horen krijgen. Ik ben ook nog niemand tegengekomen die hierin geloofde en dan openlijk kon lachen, zich erover vrolijk kon maken. ‘Je moet het goede doen,’ dat tovert niet meteen een glimlach op je gezicht, maar eerder een grimmig gezicht, vol inspanning en zorg ineens. Het is geen woord dat troosten kan.

Maar hier in de kerk mogen we dan horen wat er tegen ons gezegd wordt: uit genade bent u gered. Kijk, dat kun je niet tegen jezelf zeggen, dat kun je niet zelf bedenken. Dat kan alleen door God gezegd worden. Daar hebben we de Heer Jezus voor nodig zodat we zeker kunnen weten dat dat waar is, en we hebben de apostelen en profeten nodig om dat woord aan ons door te geven. En we kunnen dat tegen elkaar zeggen, maar daarvoor is het weer nodig dat we hier bijeen komen. Het is dan ook werkelijk iets nieuws en het is werkelijk interessant wat ons hier wordt meegedeeld. Het is het meest troostende woord dat we ooit hebben gehoord, en het is het enige woord dat ons echt helpen kan.

Door genade bent u gered. Tot wie wordt dat nu gezegd? Wie zijn ‘wij’ dan, aan wie deze mededeling gericht is? Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen. Het is gericht aan zondaars en dat zijn wij allen. Maar hoort u alsjeblieft goed hoe ik dat bedoel, want het misverstand ligt hier heel dichtbij. Ik bedoel helemaal niet te zeggen dat wij met zijn allen zulke slechte mensen zijn. Slechte mensen en goede mensen in onze beoordeling, dat is een zaak van ons morele oordeel. Maar in de ogen van God is dat bij lange na niet zo interessant als wij wel denken. Zondaren, dat zijn wij mensen voor zover wij uiteindelijk allemaal onder het oordeel van God vallen. We zijn onze eigen weg gegaan en hebben ons doel gemist en zijn van de weg afgeweken waarop God ons geplaatst heeft en daarom staan wij schuldig tegenover God. Niet zozeer tegenover elkaar, maar tegenover Hem zijn wij zondaars. We zitten gevangen in onze eigen zwakheid en redenaties, we proberen voortdurend weg te lopen van onze relatie met God, voor alles wat we zijn en doen bedenken we achteraf rechtvaar­digingen – dat het allemaal toch niet zo erg is, dat het allemaal met ons wel meevalt. Kijk, die rechtvaardiging en dat morele oordeel, dat is weer iets wat we zelf kunnen bedenken en we doen dat ook steeds. Zondaar zijn betekent, dat je gevangen zit in je eigen ivoren toren van trots en zelfbeklag, van onze angsten en ons wantrouwen en uiteindelijk een gevangene zijn van ons eigen ongeloof.

En daaronder lijden we ook allen. Er is zoiets als een ‘ellende’ van de mens, zoals hij daar nu is, buiten het evangelie om. We lijden aan de zonde. We lijden vanwege de imperfectie van deze wereld die geheel en al van God vervreemd is en zijn weg verloren heeft. We lijden aan ons eigen leven omdat we het leven in de schaduw van de dood die uiteindelijk ons overvalt, maar ook onze ouders en broers en zusters en allen die we liefhebben bedreigt. We houden niet meer zo van de taal van de catechismus, maar die zegt het wel duidelijk en helder. De ellende van de mens, dat is dat we buiten God en Christus om moeten sterven, dat we verkwijnen en ons leven verspillen buiten God om, dat we een troosteloos en hard bestaan lijden dat alleen maar af en toe door kleine vreugden wordt onderbroken. We moeten volgende catechismus weten hoe groot onze ellende is, hoe groot onze zonde is, om ten volle te kunnen waarderen dat we nu door genade gered zijn, dat Christus onze troost is geworden, dat Hij het voor ons heeft opgenomen en ons door genade verlost heeft.

Midden in deze zondige wereld, midden in dit van God vervreemde leven van ons, komt nu van bovenaf een woord uit de hemel binnenvallen: uit genade bent u verlost. Verlost, dat wil niet zeggen een beetje opgemonterd, of bemoedigd of even afgeleid, maar gered is gered. Zoals je een stuk brandend hout uit het vuur sleept, zodat het vuur doven kan: gered! U bent gered, geheel en al, volkomen, met alles wat u bent en hebt. Jullie? Ja, wij! Niet andere mensen die beter en vromer zijn dan wij, maar wij.

Dat komt omdat Jezus Christus onze Heer en Verlosser wilde zijn,. Dat komt omdat Hij het is die tot ons spreekt: Door genade bent u gered.

Pas als we dat woord horen en aannemen begrijpen we eigenlijk pas wat die ellende van de mens inhoudt. Het lijkt een beetje op het verhaal van de man, die met zijn auto in de winter in een dichte mist belandde, van we de weg afraakte en zonder iets te kunnen zien nog een uur doorreed. Totdat de mist opklaarde en hij ontdekte dat hij net over het onbetrouwbare ijs van het Gooimeer gereden had en veilig de andere kant had bereikt. Nu ineens werd het hem duidelijk dat hij maar een paar centimeter ijs van de verdrinkingsdood verwijderd geweest was en toen pas kreeg hij knikkende knieën en stortte van angst in elkaar. Da is de situatie van de mens wanneer dit woord klinkt. Pas in het besef gered te zijn kijken we terug en zeggen dan: ik had mijn ziel verloren, mijn leven was in waan gevangen, wat was ik eigenlijk? Wat deed ik eigenlijk?

Is het dan werkelijk zo ernstig met de mens? Moeten we het dan inderdaad hebben over de redding van de mens? Ja, zo levensgevaarlijk is het leven dat we normaal leiden, buiten God en Christus om. Nu zien we de Heer Jezus, in onze plaats heeft Hij aan het kruis gehangen, in onze plaats is hij in het oordeel gebracht, in onze plaats is hij veroordeeld en heeft met zijn dood voor die schuld betaald. Voor wie hangt hij daar aan het kruis? Ter wille van wie heeft Hij zich laten kruisigen en is Hij gestorven? Ieder van ons kan dan zeggen: voor mij, ja voor mij! Hij heeft onze zonden gedragen, is om onze schuld veroordeeld, is in onze gevangenschap binnengetreden. Wij zijn gekocht door zijn bloed, dat Hij vergoten heeft aan het kruis van Golgotha. Wij leven nu allen door het geloof in de Zoon van God die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgegeven in de dood. Maar dan kun je ook zeggen, achteraf, als je dit eenmaal begrepen hebt, dat het zo nodig was,. Aan het middel van de verlossing kun je aflezen wat de nood eigenlijk was.

Zo moest en wilde God met Hem en ons omgaan. Dat is het onbegrijpelijke raadsel van hoe God Zijn schepping wilde verlossen. Maar wij weten en mogen geloven dat Hij het zo gedaan heeft, zo gewild heeft. Door genade zijn wij gered.

Maar dan mogen we ook de nadruk leggen op het laatste woord van onze tekst. We zijn door genade gered. Gered! We staan werkelijk aan de andere kant van het meer op de vaste grond. Het evangelie heeft ons werkelijk bereikt en heeft ons werkelijk bevrijd. We staan nu tegenover God zonder zonde en zonder schuld. Als God naar ons kijkt ziet Hij ons niet zoals we in onszelf zijn, maar dan ziet Hij ons zoals we in Christus geworden zijn: nieuw leven, een nieuwe schepping, broeders en zusters van de Heer Jezus zelf. En die verlossing hoeven we niet te verdienen, die is voor ons klaar en gereed. Misschien hebt u het ooit in dit lied ook gehoord:

Ik zie een poort wijd open staan
Waardoor het licht komt stromen
Van ‘t kruis waar ik vrij’lijk heen mag gaan,
Om vrede te bekomen.

Vrijelijk! Het wordt aangeboden om niets, zonder voorwaarde, zonder dat u eerst iets te bewijzen hebt. Alleen uit genade bent u behouden, bent u gered van uw schaamte en schuld, van de macht van de zonde, van de overmacht van onze gezamenlijke collectieve zwakheid, en dat niet in een leuke theorie, van de afgoden en leugengeesten in deze wereld die u wegtrekken van het doel, maar dan bent u het, als u het aanvaardt, ook daadwerkelijk.

Dan krijgen we werkelijk vrede. “Om vrede te bekomen” zegt het lied, om het te verkrijgen, te verwerven. Wie gelooft, ga zich gerechtvaardigd weten, vrijgesproken, om nu een ander leven te gaan leiden, toegewijd aan die ene Heer die het allemaal voor ons gedaan heeft.

Wij dan, zegt Paulus, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus. (Rom. 5:1)

We hebben deze vrede met God. Daar is nu niets meer aan te veranderen. De vrede is gesloten, de vijandschap is opgeheven. Het brood van het leven is hier, ook wanneer wij keer op keer kiezen voor wat niet voedzaam is, voor de onverschilligheid en het eigenbelang boven al. Alles is van de kant van God in orde, in goede orde, en wij hoeven er alleen voor te waken dat er geen wanorde meer ontstaat.

Door genade zijn we gered. Laten we dan daaruit kracht putten om vol moed onderweg te blijven met elkaar. Dit evangelie, deze goede genadige en bevrijdende boodschap van God in ons hart te gaan meedragen, elke dag weer. En laten we voor onszelf en elkaar bidden, dat deze boodschap voor ons werkelijkheid en waarheid is. Door genade ben ik gered. Wie dat zoekt zal het vinden, wie daarom vraagt zal het gegeven worden.

Zusters en broeders, dat is wat ik vandaag u mocht meedelen over Gods genade die ons bevrijdt en verlost. Niet omdat ik dat zelf zo verzonnen heb, of omdat ik het wel een aardig verhaal vind. Maar omdat het Woord van God dit tegen ons zegt. Amen.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Karl Barth, PREKEN. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *