Een rijk mens en de bedelaar Lazarus
Een rijk mens – misschien de rijke man uit de vorige parabel. Dus iemand die de Mammon dient, de geest van het geld. Misschien juist ‘iedereen’, iedereen in zoverre hij rijk is en dit gedrag vertoont.
Purper: purperslakken, Feniciers, kust van Palestina. Lichtgeel vocht, aan de zon blootgesteld gaf het allerlei tinten van blauw en purper. Tyatira werd beroemd vanwege zijn verfindustrie. Verfstof was zeer duur.
In de Romeinse staat mochten alleen de hoogste standen (koning, keizer, admiraal) het dragen. De ‘purperen’ mantel van Jezus in de SV Mat 28 was een scharlakenrode mantel van soldaten. (Fout van Statenvertaling; HSV correct.)
Gekleed in linnen – was niet normale kleding: wol. Was ook kleding van priesters. Suggereert dat de ‘kleren maken de man’ – d.w.z. hij kleedde zich zoals hij zichzelf zag. Linnen was duur omdat het weven een heel gespecialiseerd en technisch proces was.
Poort is een indicatie dat de rijke man in een paleisachtige woning woonde. De poort kon worden dichtgeschoven met zware grendels. Afscherming tegen het buitenleven, terugtrekking in zichzelf in de eigen wereld. Het is ook een aanwijzing, dat de dorpelingen dat zagen als een openbare plaats.
Kruimels – De rijke man ‘zit op zijn geld en bezit’ en geeft niets af. Er valt niets van de tafel af – volgens de rabbijnen was dat ook een oorzaak van armoede. Maar dat moest wel! Het overschot van de eigen rijkdom – dat is met de kruimeltjes bedoeld – moest voor de armen zijn. Men mag bij voorbeeld de eigen oogst niet tot de laatste korrels toe inzamelen. (Lev. 19:9 – 10; 23:22; Dt. 24:19 – 22.)
Lazarus kon blijkbaar niet meer lopen. Hij wil zijn honger stillen met ‘wat van de tafel van de rijke afvalt.’ Ook de honden leven daarvan. Maar deze honden hebben hier ook niets te eten. Ze likken daarom de zweren van lazarus, zo hongerig zijn ze.
De naam Lazarus betekent zoiets als: God is hulp. In de eerste plaats voor Lazarus zelf. Maar misschien ook nog voor de rijke mens als mogelijkheid om de gerechtigheid te vervullen.
Het gedrag van de rijke man is aanleiding tot verontwaardiging. Hij is gierig en neemt zijn volle deel. Maar zijn rijkdom was niet voor hem alleen bedoeld. De ‘kruimels’ waren voor de armen die hij nu negeert. Uit het vervolg blijkt bovendien dat hij de bedelaar gekend moet hebben want hij weet zijn naam zelfs te noemen en hij geeft hem twee opdrachten, probeert dat althans via Abraham. Dat suggereert de mogelijkheid dat hij een voormalige dienaar van hem geweest is, en nu is afgedankt. Dat kan ook de reden zijn geweest dat ‘anderen’, wellicht de dorpelingen die zelf te weinig hebben om hem te helpen, maar wel die plicht hadden, hem nu bij de voordeur van de rijke man hebben gelegd.
Dit onrecht wordt door God recht gedaan en nu draaien de verhoudingen zich om. Jezus sluit aan bij voorstellingen van zaken die bij de farizeeën bekend waren, zonder er veel nadruk op te leggen, maar ook zonder ze tegen te spreken. Op een of andere manier is er een scheiding bij de gestorvenen in het dodenrijk.
Nu zijn de rollen omgekeerd: Lazarus ligt in de schoot van Abraham en is daarmee dus thuis – het is een uitdrukken voor het aanliggen aan tafel naast de gastheer aan diens rechterhand, een plaats van eer. De rijke man – hoewel ook een zoon van Abraham als jood – staat nu buiten. Een zoon van Abraham zijn betekent dus hier niets meer. De pijn waarover het gaat moet wel de pijn zijn van de gemiste kans, van het mislopen van deze eer en deze veiligheid. Nu moet de rijke bedelen en wel om een paar druppels water. Hij kende Lazarus dus persoonlijk want hij noemt hem bij zijn naam.
Nu is hij echter door een diepe kloof van Lazarus gescheiden. Wie in contact wil komen met zijn eigen lazarus, moet dat in dit leven doen. Er is in de eeuwigheid geen plaats meer voor.
Abraham herinnert hem aan zijn verleden: u hebt uw voorspoed geheel en al geïncasseerd, d.w.z. voor uzelf benut. Zonder iets te laten vallen voor of over te laten aan voor anderen. Maar dat kan niet ongestraft blijven of zonder gevolgen! Dat leven van de rijke man hield dus in dat Lazarus de volle omvang van zijn pech en armoede heeft moeten dragen, zonder enige verlichting of compensatie. Nu krijgt Lazarus vertroosting die hij in zijn leven heeft moeten missen en de rijke man kan niet langer op zijn rijkdom vertrouwen. Hij is nu in de positie van de bedelaar geplaatst en wel permanent!
Geen woord van berouw klinkt hier echter. In tegendeel, de rijke man probeert nog steeds de bedelaar Lazarus bevelen te geven al is het dan via Abraham. In de eerste plaats om het water. Maar dan nog eens om zijn broers – zijn eigen familie dus in de eerste plaats – te redden. Het egoïsme is permanent en onbekeerlijk. De man is arrogant. Nee, vader, zegt hij tegen Abraham. Alsof hij het beter weet. Ze zullen het geloven wanneer iemand uit de doden opstaat. Maar Jezus maakt duidelijk dat zelfs een opstanding hen niet beleren zal. De Torah en de profeten zullen ze moeten geloven, en dat houdt eveneens in dat ze moeten geloven in de laatste profeet Johannes met zijn boodschap van het Koninkrijk van de hemelen. Wie de Torah en de Profeten kent, weet hoe hij of zij zich moet voorbereiden op de komst van dat Koninkrijk.
Toepassing: we hebben allemaal een Lazarus, een helper Gods die we in dit leven moeten leren herkennen, en die we niet mogen negeren. Gewoon, omdat het Gods gebod is de naaste lief te hebben.
Iemand vol met zweren die wellicht al ten dode is opgeschreven, is niet de leukste naaste om te helpen. En misschien kunnen anderen het beter. Maar herkennen wanneer het jouw ‘Lazarus’ is, daar komt het op aan.
Kinderverhaal: de vijf broers van de rijke man.
De broers komen voor een feestje en stappen veropntwaardigd over de bedelaar heen ddie aan de poort ligt en spreken dan hun rijke broer erop aan.
-
Je moet hem wegjagen, we konden er niet langs.
-
je moet de dorpelingen erbij roepen, het is hun taak om voor hem te zorgen.
-
Als God hem niet helpt, waarom zou jij hem dan helpen?
-
Die bedelaar is Lazarus, een voormalige werknemer van ons. Hij is nu te oud om voor ons te werken en te ziek. Laat hem dus nu verder maar begaan. Wie niet werkt, zal niet eten.
-
Ik denk dat hij niet van hier is, hij heeft een veel donkerder huidskleur dan wij. Dus is het een buitenlander, daar moet je je gewoon niks van aantrekken. Als je mensen wilt helpen, help dan liever mensen van hier. Ik kan ook nog wel wat geld gebruiken!