[embedyt] https://www.youtube.com/watch?v=IQR1w9P1GKQ[/embedyt]
Ongetwijfeld is het ongeloof waarmee Jezus werd geconfronteerd ook een deel van Zijn lijden geweest. We lezen immers dat Hij “zo’n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen” (Heb. 12:3). Hij kwam om het verlorene te redden; Hij kwam tot het Zijne, tot Zijn volk en Zijn stad, maar de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hij kwam als de erfgenaam naar de wijngaard, maar de landbouwers grepen Hem en wierpen Hem buiten de wijngaard en doodden Hem. (Mat. 21:39)
In Johannes 6 lezen we over de reactie van de toehoorders, wanneer Jezus spreekt over het Brood van het Leven. De prediking van Jezus kende drie verschillende reacties. Er was de reactie van spot en verwerping, vooral bij de Schriftgeleerden en de Farizeeën. Het dieptepunt daarvan vinden we in Mattheus 12:24, waar ze over Jezus zeggen: “Deze drijft de demonen alleen maar uit door Beëlzebul, de aanvoerder van de demonen.” Aan de duivel toeschrijven wat de Heilige Geest doet, is de enige onvergeeflijke zonde. En dan zijn er de mensen die reageren met een tijdelijk of oppervlakkig geloof. Bijvoorbeeld in vers 2 van dit hoofdstuk: “een grote menigte volgde Hem, omdat zij Zijn tekenen zagen, die Hij deed aan de zieken.” Diezelfde menigte reageert ook op een verkeerde manier op het teken van de broodvermenigvuldiging. Zij zeiden: “Hij is werkelijk de Profeet, die in de wereld komen zou” (6:14). Ze waren zelfs van plan om Hem met geweld koning te maken. Dat zijn de mensen over wie Jezus zegt dat zij Hem zoeken, “niet omdat u tekenen gezien hebt” – en begrepen wat die tekenen zeggen over de Persoon van Jezus – “maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent” (6:26).
In het vorige gedeelte hebben we gezien dat in de eerste plaats alleen degenen die door de Vader getrokken worden, tot Christus kunnen komen. Wie de Persoon van Jezus aanneemt, moet dat inzicht van de Vader hebben ontvangen. Vervolgens hebben we gehoord, dat alleen wie in Hem geloven, eeuwig leven hebben. Dat is het “werk van God: dat u gelooft in Hem die Hij gezonden heeft” (6:29). Maar ook dat is nog niet voldoende. Tot Jezus komen en in Hem geloven is precies wat vele volgelingen van Jezus gedaan hebben. Maar hebben ze Hem werkelijk gekend? Hebben ze werkelijk begrepen wie Hij is? Er zijn ongetwijfeld vele mensen geweest, die in Hem geloofden. Soms is er zelfs een grote menigte, zoals ook bij Palmpasen. Later lezen we: “Jezus dan zei tegen de Joden die in Hem geloofden: Als u in Mijn woord blijft, bent u werkelijk Mijn discipelen” (Joh. 8:31). Er is nog iets anders nodig dan weten wie Hij is en zelfs meer dan in Hem “geloven”. Het criterium van het waarachtige geloof is het blijven in Zijn Woord; het eten van Zijn vlees en het drinken van Zijn bloed. Het gaat bij Johannes om deze innige vereniging met Jezus. Het leven met Hem, en in Hem, en door Hem. (Vgl. Joh. 6:56, 57).
Het geloof in een gekruisigde Christus, die met Zijn leven het bloedige offer wordt dat de verzoening met God bewerkstelligt, en het gehoorzamen van Jezus als de waarachtige Zoon van de levende God, de innige vereniging met Zijn leven zodat ik met Hem sterf en in Hem mag opstaan tot een nieuw leven – dat alles omschrijft het waarachtige en persoonlijke en verlossende geloof. Een ware discipel van Jezus komt in alle nederigheid tot Hem, is berouwvol over de zonde, en hongert en dorst naar de gerechtigheid die alleen Christus geven kan. De ware discipel neemt zijn kruis op en volgt Hem. Onwaarachtige discipelen van Jezus volgen Hem niet vanwege wie Hij is, maar vanwege wat ze van Hem willen verkrijgen. De baby in de kribbe, de sociale hervormer, de boodschapper van naastenliefde, de ideale mens, of de bron van gezondheid, rijkdom en wereldlijke gelukzaligheid, zo wil de wereld Jezus ook wel aanvaarden. Maar een Jezus die moet sterven vanwege de zonde, en met Wie ik mij moet identificeren zodat ik Zijn leven en sterven in mij opneem, dat gaat de wereld te ver.
Genade, ja, verantwoordelijkheid, zeker ook, maar dan ook nog het besef:
alleen deze Heer spreekt woorden van eeuwig leven!
Tegen de achtergrond van de velen die zich afkeerden: wat een genade dan, om “getrokken” te zijn tot meebelijden met Petrus. En wat een verantwoordelijkheid.