Leren van de Rabbijnen – God bidt tot Zichzelf

Wat kan het betekenen dat Christus voor ons bidt? Kan God bidden tot Zichzelf? Of is het de mens Jezus Christus die voor ons pleit en tussen beide treedt? Zoals moslims vaak zeggen: het is toch ondenkbaar dat God tot Zichzelf bidt? Maar als Jezus God is, waarom bidt Hij dan tot God?

We kunnen het er onmiddellijk over eens zijn, dat we met een beeld te maken hebben dat we niet letterlijk mogen uitleggen. Aan de andere kant is het ook geen woordspel wanneer we zeggen dat God bidt. Het duidt op een realiteit. Misschien is het helemaal niet zo verbazend dat God zelf handelt op de wijze die Hij ook aan ons oplegt. Als Hij ons zegt dat we moeten bidden, is het dan ondenkbaar dat ook Hij bidt? (En dan is het verwijt van de kant van de Islam ook weerlegd.)

Ik probeer elke dag een pagina uit de Talmoed te lezen. Ik verschuif mijn aandacht nogal eens, en lees nu twee verschillende teksten door elkaar heen. De tekst van Avodah Zara (Vreemde afgodendienst) en de tekst van Berachot (zegeningen; over het gebed). Op pagina 7a van het traktaat Berachot kwam ik het volgende tegen:

Rabbi Jochanan zei in de naam van rabbi Josi: uit welke tekst leren wij, dat de Heilige, gezegend zij Hij, bidt?

Zie je hoe de vraag geformuleerd is? Eigenlijk staat het antwoord al vast. Wij zouden misschien vragen: is het zo dat God Zelf ook bidt? Dat is een open vraag met verschillende mogelijke antwoorden. Door de vraag op deze manier te stellen wordt een creatieve interpretatie van de tekst van de Thora uitgelokt. Als vaststaat dat we mogen zeggen dat God bidt – Hij lijkt immers meer op ons dan wij denken – is het alleen nog de vraag welk “haakje” we kunnen vinden in de tekst, om de jas van onze interpretatie aan op te hangen. Het resultaat daarvan is geen exegese in strikte zin, maar een “midrasj”, een ontdekken van nieuwe betekenissen die boven de strikte historische betekenis van de tekst uitgaan. Lezen we het vervolg:

Zoals geschreven staat: “ik zal ze naar Mijn heilige berg brengen, en zal hen vreugde geven in het huis van Mijn gebed” (Jesaja 56:7).
Er staat niet “hun gebed, maar “Mijn gebed”; op grond hiervan [zeggen we] dat de Heilige, gezegend zij Hij, bidt.”

Dit is het haakje waaraan de interpretatie wordt vastgekoppeld. “Mijn gebed” – dat is niet het gebed tot Hem, maar het gebed dat Hij zelf bidt. Maar dan blijven er toch wel twee vragen over. Ten eerste, wat is dan de inhoud van Gods gebed? En ten tweede, tot Wie bid God dan?

Rav Zutra bar Tovia zei, in de naam van Rav:
“Moge het Mijn wil zijn, dat mijn barmhartigheid Mijn woede overstijgt, en moge Mijn barmhartigheid al Mijn andere eigenschappen bepalen en moge het zo zijn dat Ik Mijn kinderen benader met de eigenschap van de genade, en moge het zo zijn dat Ik voor hen ga staan [om te oordelen ] boven de letter van de wet uit.”

Nu weten we wat God bidt en nu weten we tot Wie Hij bidt…

Dit bericht is geplaatst in Israël, Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *