Kust de Zoon of: eert de zuiverheid

 

“Eert” of “Kust” (Psalm 2:12) – נשׁקו־בר

1. Rabbijns bezwaar tegen de vertaling “Kust de Zoon”

a. Bar (בר) is een Hebreeuws woord dat “zuiverheid” betekent (Psa. 24:4; 73:1) (4) d.w.z., “eer brengen aan zuiverheid”.
b. Of: Bar is een Aramees woord dat “zoon” betekent (bijv. Bar Kochba).
c. David leefde honderden jaren vóór de ballingschap en dus voordat de Joden Aramees begonnen te gebruiken
d. Geen reden om Aramees te gebruiken in het licht van het gebruik van het Hebreeuwse ben in v.7.

2. Reactie op de  onjuiste Joodse vertaling:

a. Het woord bar komt drie keer voor in Spr. 31:2 als “zoon”. (3)
b. Een Fenicische inscriptie uit de 9e eeuw vGT gebruikt bar als “zoon” – zeldzaam maar een woord dat in gebruik was in Davids tijd.
c. Dichters waren gewend zeldzame woorden te gebruiken. In het Bijbels Hebreeuws is bar een poëtische vorm.
d. De vermaning is gericht aan de niet-Joodse koningen. Daarom is het passend dat een niet-Hebreeuws woord wordt gebruikt.
e. Ben is het Joodse woord, bar is het niet-Joodse woord. Het 1e woord is Zijn relatie tot God als Zijn Zoon, het 2e woord is in Zijn relatie tot de niet-Joodse machten.
f. Het idee van “kus” is er een van politieke onderwerping (1 Sam. 10:1) (1) en religieuze aanbidding (1 Kon. 19:18; Hos. 13:2). (2)

“Zalig zijn zij die hun toevlucht tot Hem nemen” (v. 12) (Een versie van Johannes 3:16 in Tenach.)


(1) 1 Sam 10:1  Toen nam Samuel een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft?

(2) 1 Kon 19:18  Ook heb Ik in Israel doen overblijven zeven duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben voor Baal, en allen mond, die hem niet gekust heeft.

Hos 13:2  En nu zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun zilver een gegoten beeld gemaakt, afgoden naar hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij nochtans zeggen: De mensen, die offeren, zullen de kalveren kussen.

(3) Spr 31:2  Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften?

Spr.  31:2  מה־ברי ומה־בר־בטני ומה בר־נדרי׃

(4) Psalm 24:4  Die rein van handen, en zuiver van hart is, die zijn ziel niet opheft tot ijdelheid, en die niet bedriegelijk zweert;

Psalm 24:4  נקי כפים ובר־לבב אשׁר לא־נשׂא לשׁוא נפשׁי ולא נשׁבע למרמה׃

Dit bericht is geplaatst in Bijbels Hebreeuws. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *