Karl Barth en de christelijke apologetiek
(Samenvatting van Clark Pinnocks artikel in Themelios 2.3)
Karl Barth heeft het nooit nodig gevonden om het ongeloof te bestrijden met argumenten. Alleen de proclamatie van het evangelie is nuttig.
Zijn stelling is: waarheid in de godsdienst is gefundeerd op geloof en niet op redenatie of bewijs. Die positie heet fideïsme.
Fideïsme werd door Von Harnack gezien als een vergissing om twee redenen:
1. het historische element in de godsdienst werd genegeerd
2. In feite wordt de eigen ervaring van geloof tot de bron van de waarheid
Karl Barth daarentegen meende dat de nadruk op geschiedenis en de menselijke redelijkheid alleen maar kon leiden tot een theologie waarin de mens centraal werd gesteld.
Karl Barth heeft zich vooral verzet tegen wat “natuurlijke theologie” genoemd wordt.
Zijn idee van de “dialectische theologie” benadrukt de enorme kloof tussen God en de mens, die het onmogelijk maakte om kennis van God te verwerven door het denken. Alleen God kon deze kloof overbruggen, wat Hij gedaan heeft door de komst van Jezus Christus in de wereld.
In zijn boek over Anselmus maakte Barth duidelijk dat:
1. Alleen God bekend kan maken wie God is
2. Dat geloof geen bewijzen nodig heeft
3. Dat kennis niet tot geloof leidt
4. Dat geloof geen bewijzen nodig heeft
Alleen de ontmoeting tussen God en mens is de bron van het geloof.
“Het Woord van God wordt bekend doordat het zichzelf kenbaar (en door de Heilige Geest ook: gekend) maakt.”
De natuurlijke theologie probeert de realiteit van God te bewijzen met behulp van rationele argumenten. Volgens Karl Barth heeft dat geen basis in de theologie. God wordt alleen gekend door de beslissing en de handeling van God zelf.
- Het zijn van God kan niet worden gescheiden van Zijn openbaring aan de mens in Christus. Er is dus geen algemene openbaring naast een bijzondere openbaring.
- Er bestaat geen theoretische kennis van Gods bestaan, maar alleen een effectieve kennis van God in de reddende relatie met Hem.
Het inzicht dat God bestaat levert geen fundament voor de relatie met God. - Kennis van de schepping is alleen maar mogelijk door geloof en de schriften. Ook kennis van de mens is alleen maar mogelijk op grond van de kennis van Christus die de waarachtige mens is.
Ondanks de afwijzing van de natuurlijke theologie zijn er historische gegevens die een aanwijzing geven voor de waarheid van het evangelie: het wonder van de Bijbel, het overleven van het joodse volk, de geschiedenis van de christelijke kerk.
Desondanks ziet Karl Barth in de opstanding wel degelijk een objectieve en historische gebeurtenis. De opstanding is een historische en fysieke gebeurtenis en toch kan de historicus er niets over vaststellen.
De kerkelijke dogmatiek van Karl Barth is eigenlijk een groot antwoord op de gedachte (verdedigd door o.a. Ludwich Feuerbach in de 19e eeuw) dat alle theologie uiteindelijk over de mens gaat. Religie is echter geen projectie van het innerlijke leven van de mens. Daarom moet openbaring worden gezien als iets dat zichzelf bewijst. De religieuze mogelijkheid van de mens is niet de basis van het geloof. Alleen Gods openbaring kan dat zijn.
Het probleem met de theologie van Karl Barth is het volgende.
- Als de openbaring niet kan worden ondersteund op grond van inzichten in de geschiedenis of de menselijke natuur, is hij alleen maar te accepteren wanneer we ons intellect opgeven.
“Het resultaat van het fideïsme is dat de mens op verborgen wijze weer in het centrum wordt geplaatst, en de openbaring van God het privé eigendom wordt van een geprivilegieerde gemeenschap van degenen die gewillig zijn om hun denkvermogen uit te schakelen.”
2. Er moet verschil gemaakt worden tussen “ik leg jou deze waarheid voor” en de autoritaire positie die zegt: “zo heeft de Here gesproken.”
3. Karl Barth spreekt volgens sommigen eigenlijk ook de Bijbel zelf tegen. De openbaring van God in de Bijbel is niet gelegen in het Woord van de profeet zelf, maar eerder in het openbare, toegankelijke en historische gebeuren waarover de profeet spreekt. God heeft aan alle mensen bewijs gegeven van Zijn verlossende werkzaamheid in de geschiedenis. Lucas spreekt nadrukkelijk over de historische grondslagen van de proclamatie van het evangelie. Jezus doet wonderen als onweerlegbare bewijzen van de waarheid.
Waarom heeft Karl Barth de algemene openbaring afgewezen? Maar als deze wereld door God is geschapen, hoe is het dan mogelijk dat de schepping niet tot op zekere hoogte bewijs levert van Gods wil en bedoeling?
En tenslotte: God heeft de mens geschapen als een denkend en kritisch schepsel. We mogen niet in de naam van het fideïsme dat kritische en redelijke vermogen opgeven om alleen maar het subjectieve geloof tot het centrum van de theologie te maken.
Ik ben nogal schatplichtig aan Francis Schaeffer. Hij vergelijkt twee soorten geloof met elkaar door middel van een voorbeeld. (1) Iemand is in nood geraakt op een steile rotshelling en kan geen kant meer op. (1) Uit wanhoop besluit hij maar te springen, misschien is er iets of iemand die hem opvangt. Dat is, volgens Schaeffer, in de lijn van Kierkegaard. (2) Iemand is in nood geraakt op een steile helling en kan geen kant meer op. Dan hoort hij een Stem: als je je nu daar laat zakken, dan een een stukje naar rechts kruipt en een kleine sprong maakt, dan vang Ik je op. Dat is het Bijbelse geloof. (1) is een grote sprong in het ongewisse, (2) een kleine sprong gebaseerd op het vertrouwen in die Stem. En het is legitiem de Spreker vragen te stellen. Neemt niet weg dat ik zelf, wantrouwig als ik ben, ook die kleine sprong soms best moeilijk vind. Bijbels gezien is er de Geest, die het geloof werkt. Er blijft een geloofsstap.
Anselmus: het geloof’ is per definitie ‘op zoek naar redelijk inzicht’ (fides quaerens intellectum) ‘ik tracht niet te begrijpen om zo tot geloof te komen, maar ik geloof om zo tot begrip te komen’ (credo ut intelligam). Voor Anselmus is het geloof uitgangspunt van zijn denkarbeid.
KB stelt zelf dat zijn Anselmus-boek hét boek geweest is waarin de koerscorrectie die hij in deze jaren* (volgens eigen zeggen) heeft doorgemaakt het meest pregnant tot uiting komt. * 30-er jaren van de 20e eeuw: van CD naar KD. Barth zelf spreekt, in zijn woord vooraf bij KD I/1, van een echt nieuwe start. Bruce L. Mc Cormack publiceerde in 1995 zijn Karl Barth’s Critically Realistic Dialectical Theology. Its Genesis and Development 1909-1936. In deze lijvige studie komt hij tot een andere taxatie van Barths ontwikkelingsgang. Volgens hem heeft Barth in het begin van de jaren dertig géén wezenlijke theologische koerswending doorgemaakt. (uit: KARL BARTH’S INTERPRETATIE VAN ANSELMUS’ GODSBEWIJS I II III Karel Blei) out of topic: Clark H Pinnock was toch een aanhanger van het annihilationisme? heb je een standpunt t.a.v. deze leer?
Uit Wikipedia:
“Clark Pinnock schreef artikelen over verschillende andere onderwerpen, waaronder een annihilistische visie op de hel. Daarin zette hij de problemen met de traditionele visie uiteen en liet hij zien hoe een annihilationistische visie volkomen gefundeerd kan zijn in de Schrift. Hij verwijt de traditionele visie dat zij het karakter van God ernstig verdraait en gebaseerd is op onbijbelse vooronderstellingen. Hij beweerde dat, aangezien zielen niet inherent eeuwig zijn (de opvatting dat zielen op zichzelf eeuwig zijn komt van Plato en niet van Paulus), het niet moeilijk is om beeldspraak als verterend vuur te begrijpen als verterend en eeuwig verderf als eeuwig vernietigd. Hij merkte op dat dit nog steeds een zeer ernstige zaak is als men alles mist waarvoor men bestemd was.”
Dit lijkt mij een correcte manier van benaderen.