Jezus-figuren uit de 19e eeuw

Het schema van de theologie is nu duidelijk: alleen wat tegengesteld is aan het 19e-eeuwse beeld van het eerste-eeuwse jodendom – en dat is op zijn beurt ontstaan als het tegengestelde van het 19e-eeuwse beeld van het ware evangelie – kan als authentiek christelijk worden opgevat. Dat heeft ook een uitwerking gehad op het beeld dat in de 19e eeuw gevormd werd van Jezus.

In onze tijd kan het merkwaardig zijn om te zien hoe in het liberale protestantisme van de eerste helft van de 19e eeuw over Jezus gedacht werd. Een aantal kernpunten vallen vooral op:

  1. Jezus wordt geheel en al uit zijn joodse matrix getild. Zijn meest “joodse” uitspraken worden in de marge geplaatst of als tijdelijke aanpassing aan het jodendom van zijn tijd opgevat. Het blijkt daarbij ook behulpzaam te zijn dat er steeds meer onderscheid wordt gemaakt tussen wat de “echte”  Jezus gezegd heeft (of zou moeten hebben volgens het gangbare beeld) en wat de evangelist of de gemeente uit later tijd Hem in de mond heeft gelegd.
  2. Jezus wordt uit de geschiedenis weggehaald. In de weergave van Jezus’ morele uitspraken, lijkt het wel alsof Hij een 19e-eeuwse moralist is. Een tijdloze Jezus, die van buiten de geschiedenis om eeuwige morele lessen verkondigt, is het uiteindelijke resultaat.
  3. De morele onderwijzing van Jezus heeft bovendien geen sociale context. Al zijn aanwijzingen zijn bestemd voor de ontwikkeling van een morele individuele houding. Dat wordt bij voorbeeld zichtbaar aan de manier waarop over het Koninkrijk van God gesproken wordt. Deze sociale categorie wordt geheel en al omgevormd tot een kwestie van individuele houding en karakter.

Tegen dit liberaal protestantse beeld van Jezus kwam wel een sterke reactie, vooral uit de hoek van diegenen die minder door theologische presentatie dan wel door historische precisie werden gemotiveerd. Zoals zo vaak, sloeg men in deze reactie ook weer door naar een extreem. In het werk van Albert Schweitzer wordt Jezus geheel en al opgesloten in zijn eigen – uiteraard door Schweitzer geconstrueerde – geschiedenis. Jezus is een apocalyptische prediker met een eschatologische boodschap. Geen tijdloze moraal dus, en geen boodschap die buiten de eigen sociale gemeenschap omgaat – integendeel, het is een boodschap die aan Israël gericht is. Eigenlijk is vervolgens zoiets als geloof in Jezus irrelevant geworden. Jezus verdwijnt in de geschiedenis door zijn plaatsing binnen de joodse context waardoor een onoverbrugbare afstand tot het heden tot stand komt.

De tijdloze Jezus staat in de 19e eeuw tegenover de in zijn tijd opgesloten Jezus. De Jezus van de kerk staat tegenover de (gereconstrueerde) Jezus van de geschiedenis. Een mogelijke consequentie hiervan is een steeds groter wordende kloof tussen de gepredikte (kerkelijke) Jezus en de historische Jesjoea uit Nazareth. In positieve zin heeft de theoloog Harnack dat idee uitgewerkt. De kerk heeft de joodse boodschap van Jezus onder het regime van het Hellenistische denken geplaatst. Dat is juist de kracht geweest van de kerk. Alleen zó kon het joodse particularisme worden tegengewerkt. Alleen zó kon de Christelijke theologie het Hebreeuwse denken overwinnen, dat haar verhinderde de gehele wereld aan te spreken. De historische Jezus werd dus overwonnen door de Helleniserende theologie van Paulus! Paulus wordt de tweede, en dan de eigenlijke stichter van het Christendom (zoals Wilhelm Wrede het al formuleerde).

In de latere 20e eeuw valt de positie op van Rudolf Bultmann. Volgens hem is de boodschap van Jezus als geheel joods en mythisch. Alleen na een methodische zuivering kan deze boodschap in de theologie enige rol spelen. Het veronderstelde wereldbeeld van Jezus (engelen, de duivel, Gods directe ingrijpen in de geschiedenis) heeft een directe invloed op zijn boodschap gehad, zodat na de verwijdering van al deze mythische elementen eigenlijk niets meer overblijft. Volgens Bultmann blijft er echter nog wel iets over, en dat is de oproep van Jezus aan het adres van enkelingen om authentiek te leven. Dat is de kern van Jezus’ denken: de authenticiteit van de existentie. Eigenlijk is er niet veel veranderd na de tijd van het protestantse liberalisme. Alleen is de tijdloze moralist nu vervangen door de filosoof van de existentie.

Ook in de 20e eeuw van Bultmann blijft de these overeind dat we Jezus het beste kunnen begrijpen wanneer we Hem uit de joodse matrix weghalen. Dat is immers ook de historische claim van Bultmann: de kerk heeft zich al vroeg losgemaakt uit zijn joodse context.

Het is duidelijk waar wij van deze weergave willen afwijken. Niet alleen kan Jezus alleen vanuit zijn joodse context worden begrepen, maar dat geldt ook voor de evangeliën en de brieven van Paulus. Zoals we in een vorige blog al vermeld hebben, is het sinds E.P. Sanders, N.T. Wright en James D.G. Dunn toch wel duidelijk dat noch Jezus, noch Paulus buiten het jodendom geplaatst kunnen worden. Jezus en Paulus zijn geen Christenen! Wat wij het Christendom noemen bestaat in de eerste eeuw nog niet. Een demythologisering is een veel te zware maatregel. Er zijn vele andere manieren om wat Bultmann de mythische inhoud van de eerste-eeuwse theologie genoemd heeft te verdisconteren in de theologische verwerking van de teksten. Daarover heb ik elders ook al geschreven.

 

 

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *