It wie in heul leuke preek, dominee!

In voorbije tijden preekte ik vaak in kleine plaatsjes in Friesland en Groningen. Hoe kleiner het plaatsje des te groter het aantal kerkbezoekers en des te langer ook de naam. In sommige plaatsen hadden ze zelfs twee borden nodig om de gehele plaats te kunnen aanduiden, en in Friesland wordt dat uiteraard verdubbeld omdat die provincie, gelijk allen weten, tweetalig is.

In een van die kleine maar grote Friese dorpjes was ik uitgenodigd om te komen preken. Men had nog geïnformeerd of dat ook in het Fries kon. Op mijn beschaamde antwoord dat ik wel in het Engels of Duits the Gospel of das Evangelium zou kunnen preach and verkunden was het snedige antwoord “dan bent u zeker geen Fries” gekomen. Dat zegt in Fryslan natuurlijk alles en vergrootte mijn schaamte. Je begrijpt meteen dat de ouderling van dienst over deze toedracht nog een stevig gesprek zal voeren met de onbevangen en oecumenisch denkende preekregelaar. Want er zijn grenzen.

Ik zorgde er daarom voor extra vroeg aan te komen in het dorpje waarvan ik me nog maar een van de borden kan herinneren: Ywittervolen-, zoiets herinner ik mij althans. Het was een aardig kerkje waar, zo men zei, wel 1200 kerkgangers in konden verdwijnen, het balkon bij het orgel niet meegerekend. Die dag waren er niet zoveel bezoekers, wat werd bewezen door grote lege plekken. Niet iedereen die Fries spreekt,  gaat naar de avonddienst, vertaal ik nu vlot de bemoedigende woorden van de ouderling van dienst, maar heel zeker van die vertaling ben ik niet. Het klonk als: “Net elkenien wol in dominee dy’t net Frysk praat.”

Na het consistoriegebed, dat men voor mij gelukkig uit het Fries vertaalde, werd ik naar mijn voorlopige plaats begeleid, waarna de voorzitter van de kerkenraad een gloeiend betoog hield en de gemeente voorhield dat het nu eens uit moest zijn met de gierigheid en dat men nu dringend iets moest doen aan de gaten in het dak. Althans dat begreep ik ervan, terwijl men mij later uitlegde dat hij het over de aanstaande fusie met de Gereformeerde kerk had gehad. En inderdaad meende ik later die avond op de lege plekken in de kerk wat sneeuw te zien dwarrelen, maar ik kan mij vergissen. In een andere hoek zaten enkele diehards (nee, dat waren eigensinnige, oanhâldende minsken fluisterde de ouderling) met een paraplu of rein skerm waarmee ze wilden bevestigen dat ze door een klein ongemak hun vaste plek niet zouden verlaten. Vasthoudende mensen dus. De ouderling van dienst zei nog iets wat ik niet verstond – het klonk als: stean net boppe op ‘e puls – ” er staan veel nette “boppen” op de puls – wat in Friesland weleens kan voorkomen dacht ik en na de handdruk spoedde ik mij dus opgewekt naar boven op de kansel.

Dit was de hoogste kansel die ik ooit had meegemaakt. Er leek aan de veel te smalle trap geen einde te komen, en ik struikelde enkele malen. Ik geef het u te doen: je toga vasthouden en lichtjes omhoog trekken omdat je anders op de zoom gaat staan en tegelijkertijd een loodzware Bijbel (Statenvertaling natuurlijk) met liedboek (Hervormde Bundel 1937) mee te zeulen. Dat is een klim en klauterwerk van de hoogste orde. Daarom zijn er zoveel gewezen predikanten onder de Alpinisten die dit jaar naar de Mount Everest vertrekken en na een kort gebed ook daadwerkelijk de top bereiken. Hun plaats in Nederland is dan vervolgens vacant omdat ze niet de gewoonte hebben ook terug te keren.  Ik hoor echter niet tot deze bevoorrechten.

Dat kwam deze avond ook op andere manieren tot uiting. Terwijl ik de smalle en steile trap besteeg hoorde ik achter mij rumoer. De ouderling van dienst stond te gebaren naar een bord dat evenwijdig langs de trap van de kansel was geplaatst. Ik was echter niet in staat dat bord vanaf die afstand te lezen en verstond het emotioneel geladen Fries niet, en meende daarom dat hij mij alleen wilde aanmoedigen. Ik zwaaide dus vriendelijk terug en viel daardoor bijna van de trap. Daarna heb ik, tot mijn ongeluk, niet meer achterom willen kijken.

De dienst verliep zoals ik mij had voorgenomen. Votum, groet en openingsgebed vloeiden vlot uit mij voort en op het moment dat ik met de preek moest beginnen was ik daarom in een zeer goede stemming. Diep beneden mij zaten de kerkgangers naar voren te kijken. Het leek alsof zij niet wilden luisteren maar de reden was niet moeilijk te raden. Van omhoog kijken zou iedereen al snel nekkramp hebben gekregen.

Mijn preek ging over Johannes 10:25, waarna ik en passant nog Mattheus 5:17 meenam, even flirtte met Jesaja 53 en toen uiteindelijk weer met beide benen op de stevige grond van zondag 1 van de Catechismus belandde. Daar dartelde ik even rond met Johannes 1:18 en sloot af met een daverende weergave van Openbaring 5, waarbij ik de kerkgangers aanmoedigde om die tekst ook later die avond nog even te bekijken.

Ook daarna ging het vlot met de afwikkeling van de dienst. Tot het moment dat ik een sterk en aanhoudend krakend geluid hoorde. Van boven af kwam een fijne stofwolk naar beneden. Was dit de Heilige Geest die mijn woorden wilde bevestigen? Dat dacht ik vergenoegd, misschien een beetje té, maar af en toe had ik daar in die tijd last van. Dat ik dronken werd van mijn eigen fraaie woorden. Nee, daar ben ik echt van genezen.

Met fijn stof op mijn hoofd en op mijn grote kanselbijbel daalde ik vervolgens af langs het smalle trapje, de afgrond in naar de bodem van de kerk. Het gekraak werd sterker. Toen ik beneden aan kwam keek ik om en zag nog net hoe het baldakijn boven de kansel een halve meter naar beneden kwam en het glas water, de microfoon en de kanselbijbel op de trap deed belanden. Als ik er gestaan had, realiseerde ik mij, zou dat baldakijn mij midden in het gelaat getroffen hebben.

“Dat had ik u nog gezegd,” zei de ouderling van dienst in het Nederlands. “Ik wees u op het bordje: deze kansel niet betreden, instortingsgevaar.” Ik keek verbaasd naar het bordje. Het stond er echt niet. Er stond: FORBIDDEN om de preekstoel yn te gean.  Ik dacht dat er stond: voorbeden (vereist) om de preekstoel in te gaan.  En daar had hij mij toch niet in een voor mij begrijpelijke taal voor gewaarschuwd. Hij nam gewoon aan dat ik zijn moedertaal machtig was.

Er werd veel voor mij gebeden die avond. Dat ik geen nachtmerrie (eangstich dream) zou krijgen van mijn ervaring. Dat ik veilig weer thuis zou komen (feilich thús komme) die avond.

Zijn laatste woorden waren: It wie in heul leuke preek, dominee!

Ikzelf vond het minder leuk. Mijn vrouw heeft echter daverend gelachen.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Meditaties (2). Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *