In Memoriam: Kees-Jan Brons

Tekst van de redevoering, gehouden bij de begrafenis van Kees-Jan Brons op vrijdag 17 november 2023 in de Thomaskerk in Amsterdam. Rudi te Velde en ik kregen van hemzelf het verzoek om deze eredienst tot zijn gedachtenis te verzorgen. Omdat “jullie het dichtste bij mij staan bij mijn zowel filosofische als theologische gedachtengoed.”


Lieve Marijke, beste familie, vrienden, studenten en collega’s van Kees-Jan. Het einde is toch plotseling gekomen, ondanks het feit dat wij wisten dat hij al lange tijd ziek was. Kees-Jan heeft zijn 80e verjaardag net niet mogen vieren. Vandaag willen we zijn nagedachtenis recht doen. Dat betekent in zijn geval dat we ook moeten proberen te zeggen wat hij als filosoof, als leraar betekend heeft voor zijn vele collega’s en studenten. Maar ook de man zelf, als vader en grootvader, zullen we vandaag recht moeten doen. Zo willen we een begin maken met heling. Want het is duidelijk dat hij een groot gemis achterlaat. Het is geen overdrijving wanneer we zeggen dat hij in het leven van velen een enorm grote invloed heeft gehad. 

Deze opdracht is echter zeker niet makkelijk. De filosoof Hegel zou op zijn sterfbed gezegd hebben: “er is in de hele wereld maar één man die mij begrepen heeft, en hij heeft mij verkeerd begrepen.” Daaruit valt een les te trekken. Er is denk ik een groot risico verbonden aan elke poging om het filosofische werk van Kees-Jan Brons uit te leggen, begrijpelijk te maken. En dat risico is zeker iets dat Kees-Jan zelf heeft onderkend. Hij zegt dat in een van zijn laatste artikelen: “Toch meet Hegel zijn leermeester Kant te veel af aan de visie die hij zelf onder woorden wil brengen.” Het risico bestaat dat ik mijn leermeester Brons teveel afmeet aan de visie die ik zelf onder woorden wil brengen.  Dat gevaar is er ook wanneer we gaan spreken over zijn persoon. Is dat niet een ervaring die we allemaal met hem hebben opgedaan? Dat hij in vele opzichten, ook bij degenen die hem het meest nabij waren, toch op zekere hoogte raadselachtig was, en niet heel veel van zichzelf heeft kunnen of willen tonen? 

Misschien is dat wijsgerige misverstand ook onvermijdelijk. Kees-Jan wilde ook geen volgelingen die hem slaafs zouden imiteren. En het is zeker waar, laat ik het maar belijden als een persoonlijke zonde, dat ik in de bijna 50 jaar waarin ik Kees-Jan gekend heb, weliswaar gepoogd heb om zijn intenties, zijn projecten te begrijpen, maar toch zeker ook en wellicht vooral geïnteresseerd was in de toepassing van wat ik van hem geleerd had binnen mijn eigen vragen en projecten.

47 jaar geleden heb ik Kees-Jan Brons leren kennen. Eerst als de bevlogen en intense docent wijsbegeerte die zich onderscheidde van vele anderen door de grote ernst en passie waarmee hij zijn vak beoefende, en de uiterste nauwkeurigheid waarmee hij teksten las en uitlegde. (Wat wordt hier nu precies gezegd? Welke zaak wordt hier zichtbaar gemaakt?) Al snel werd hij mijn mentor, bij wie ik een groot deel van mijn academische studies onderbracht. Toen ik naast filosofie ook theologie ging studeren, bleek hij ook in dat andere vak een waardevolle gesprekspartner te zijn. Hij had immers ook samengewerkt met de Doopsgezinde hoogleraar Oosterbaan, en was vertrouwd met de teksten van de theoloog Karl Barth. Vervolgens ontwikkelde zich een vriendschap, die soms een lange tijd zonder contact bleef, en dan weer ineens opbloeide. Ik herinner me gesprekken over Lévinas en Husserl toen ik in Bussum woonde. Gesprekken over Karl Barth toen ik in Lelystad woonde, de relatie tussen Kant en Hegel overal en altijd, de mogelijke waarde van het predikantschap als een beroep in de moderne tijd toen ik in Bussum en IJmuiden woonde, gesprekken ook over de vraag of een houding van geloof wel passend was bij een filosofische grondhouding. Nadenken binnen een traditie met haar overgeleverde stelligheden was voor hem niet zomaar acceptabel. Vaak en op verschillende manieren heeft hij gevraagd of de inhoud van mijn onderwijs binnen de verschillende kerken waar ik predikant ben geweest, niet te stellig, te weinig reflecterend was.

Toen Rudi en ik vorige week donderdag nog een laatste gesprek met hem mochten hebben, was dat een van zijn zorgen. Hij heeft ons de uitvoering van deze afscheidsdienst in handen gegeven, met juist deze aanwijzing: “een zekere openheid is nodig, een grote stelligheid is niet gewenst.” En toen ik hem vroeg of het dan nog wel een echte eredienst moest zijn, was hij wel stellig in zijn antwoord. Ja, wel een eredienst, want geloof was voor hem altijd al en zeker nu van groot belang geweest. Ik had hem graag nog willen vragen wat hij dan precies onder geloof verstond. De enige aanwijzing die ik had en heb was de uitspraak die hij deed toen ik hem aankondigde dat ik gekozen had voor het predikantschap. “Dat is mooi,” zei hij, “dan ben je bezig met de persoonlijke waarheid van mensen.” Heeft hij dat ook zo voor zichzelf verstaan? Geloof als een persoonlijke houding van openheid en vertrouwen? Zou er voor hem naast de gevonden en beargumenteerbare waarheid ook nog zoiets geweest zijn als een persoonlijke waarheid? Een waarheid die misschien juist niet makkelijk onder woorden kon worden gebracht, omdat elke stelligheid daarbij uit den boze is?

Vrienden, leerlingen en collega’s zullen elk voor zich een beeld hebben van de wijze waarop Kees-Jan een ieder van ons heeft beïnvloed. En het wonderlijke is dat ik denk dat hij een ieder van ons op een andere manier beïnvloed heeft. Hij was in gesprekken vaak gericht op wat elk van ons nodig had om een volgende stap te kunnen zetten. Was er niet altijd die vraag aan het begin van een gesprek: waar ben je nu mee bezig?

Zoals Kees-Jan met zijn studenten omging, zo ging hij trouwens ook om met mensen uit zijn omgeving. Hij had de zeldzame vaardigheid om makkelijk contact te leggen door zijn grote charme en de bereidheid om naar problemen te luisteren. Daar stond tegenover dat hij ook makkelijk afstand nam, en het contact afbrak met mensen die hem niet bevielen, mensen over wie hij soms ook een hard en kritisch oordeel kon vellen.

Zijn voornaamste invloed op ons allen, denk ik, was, en dat is een van de voortreffelijkheden van zijn denken, zijn nauwkeurigheid bij het lezen van teksten. Hij heeft ooit eens gezegd dat het doel van de interpretatie van een tekst lag in het bereiken van een transparantie van de tekst waardoor de zaak die aan de orde kwam, op een zuivere wijze kon worden geformuleerd. De zaak zelf komt naar voren vanuit de goed begrepen tekst. Ook het woord “toedracht” gebruikte hij soms om het werkelijke aan te duiden, een woord dat volgens sommigen van zijn collega’s ongepast was, maar dat ik – en anderen – graag heb overgenomen. Ik herinner me ook nog de stopwoorden die hij regelmatig gebruikte om te relativeren, om zijn uitspraken weer los te maken van een al te grote stelligheid: “laten we zeggen”, en: “zoiets als”, vaak met dat bijzondere gebaar van de rechterhand, duim en wijsvinger gekromd en gestrekt, waarmee hij dan zachtjes heen en weer draaide. 

Maar wat is dan de zaak die naar voren komt in de teksten van Kees-Jan wanneer we op die manier proberen te lezen? Het kan niet anders dat die zaak altijd weer verbonden zal zijn met datgene wat wij zelf onder woorden proberen te brengen. En dan zijn we weer bij het onvermijdelijke misverstand over de eigenlijke, de wezenlijke zaak die Kees Jan voor ogen heeft gestaan.

Misschien was het wel dit: tegenover het project van de moderne filosofie vanaf Hegel het belang laten zien van de gerichtheid op het zijnde als zijnde. Wat het werkelijke zelf was, zonder een uiterlijke bepaling van haar objectiviteit. Misschien is het wel dit: het begrip tot stand brengen van de innerlijke beweging van de moderne filosofie en haar project. Of misschien is het dit: laten zien dat het tegenover de postmoderniteit de moeite waard is om de intrinsieke waarde van de menselijke persoon en het zelfbewustzijn overeind te houden. Al deze pogingen om de zaak, zíjn zaak, onder woorden te brengen, veraadden al iets van de invloed van een eigen visie. Toch heb ik hem elk van deze uitspraken op een of andere wijze horen verdedigen.

Zo streng en nauwkeurig als hij was tegenover zichzelf in de uitleg van teksten, zo kon hij ook zijn in de omgang met andere mensen, instituties, zelfs familieleden. Altijd doorvragen, tot op het bot iets uitzoeken, niet rusten voordat het enig juiste antwoord gevonden was. Dat moet  voor de kinderen in het gezin niet altijd makkelijk zijn geweest. Want het vergde kracht en misschien zelfs moed om jezelf staande te houden tegenover zijn kritische geest.

Soms had het ook wel wat minder mogen zijn. Toen ik 30 jaar geleden aankondigde, dat ik met een aantal vrienden een leesgroep was begonnen over de filosoof Schelling, begon hij mij te ondervragen. Wat was precies het doel? Wat was dan de zaak die we zochten te verhelderen met behulp van Schelling? Kortom: waarom Schelling? Ik stamelde een aantal antwoorden, kreeg schaamrood op mijn kaken, en van de leesgroep is niks meer terechtgekomen. Want ik wist dat doel niet, en ik kon geen antwoord geven op de vraag wat ik dan eigenlijk zocht in Schelling, want zo was het wel bij mij – en wellicht bij anderen ook – als het project sneuvelde onder de kritische aandacht van Kees Jan, was er geen opstanding meer mogelijk. Toch heb ik heb dat nooit kwalijk genomen. Immers, hoe vervelend dat ook was, meestal had hij gewoon gelijk. Misschien is dit herkenbaar voor velen. Hoe warm mijn gevoelens ook voor hem konden zijn, ik was ook altijd een beetje schuw, omdat hij ook harde oordelen kon vellen.

Dat alles neemt niet weg dat ik altijd genoten heb van de bezoeken aan zijn huis, en de ontmoeting niet alleen met hem, maar ook met zijn vrouw Marijke. Haar aanwezigheid nam ook altijd iets van de spanning weg, en bovendien was zij de enige die mij aan een kopje koffie kon helpen. Want daar deed hij niet aan.

Moge hij nu rusten in de armen van de God waarover wij niet stellig mogen zijn, maar die we wel mogen aanroepen in een ongegrond, maar daarom niet minder krachtig vertrouwen.

Dit bericht is geplaatst in Autobiografisch met de tags , . Bookmark de permalink.

Eén reactie op In Memoriam: Kees-Jan Brons

  1. Frank Söhngen schreef:

    Ik heb gisteren gereageerd zonder mijn adres te vermelden.
    Dat doe ik bij deze:

    Frank Söhngen
    Lange Margarethastraat 33
    2011 PL Haarlem

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *