Het verzoeningsdebat en “Israël-Verzoening”

In de afgelopen decennia is het debat over de verzoening bijzonder levendig en gepassioneerd geweest, binnen evangelische kringen.

Dit heeft zich voornamelijk toegespitst op de vraag of het primaat moet worden toegekend aan de strafsubstitutietheorie, zoals veel conservatieven willen benadrukken, tegenover een veelzijdig of caleidoscopisch begrip, dat vrijheid geeft om ons uitgangspunt te kiezen, uit het hele scala van bijbels materiaal.

Hoewel het verhaal van Israël en zijn verbondsrelatie met God het grootste deel van de canon van de Schrift uitmaakt, lijkt het niets te zeggen te hebben over de verklaring van het verzoenende werk van Christus. Dit moet ons toch enigszins vreemd voorkomen.

Theologisch anti-judaïsme zet waargenomen negatieve kenmerken van het jodendom af tegen de overeenkomstige kwaliteiten van het christendom: wet versus genade, vlees versus geest, duisternis versus licht, type versus werkelijkheid, werken versus geloof, enzovoort.

Alles wat goed is aan het christendom wordt gezien als corresponderend met iets slechts aan het jodendom. Het Sinaïtische verbond dat in de Torah gecentreerd is, wordt terloops als ineffectief, mislukt of gebrekkig gekleineerd en bruusk terzijde geschoven.

Het is dan ook geen wonder dat de verzoeningsleer geen noodzakelijke afhankelijkheid heeft gevonden van de voorafgaande relatie tussen Israël en zijn God om de manier of de werkzaamheid ervan te begrijpen.

Theologisch anti-judaïsme stroomt vrijelijk in het evangelicalisme, zowel op populair als academisch niveau, en is minstens zo problematisch als het supersessionisme in het ontkrachten van de waarde van Israëls relatie met zijn God als bron voor het christelijk denken.

Beide vinden hun wortels (en hun bevestiging) in de Reformatie.

Stephen Burnhope

Dit bericht is geplaatst in Jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *