Gebedsverhoring

Gods kinderen bidden tot Hem om allerlei redenen, en met allerlei goede dingen op het oog. We bidden om genezing van iemand, we bidden om de bekering van iemand, we bidden om een wending in tijden van vervolging en oorlog. En toch gebeurt het niet. Het gebed is in overeenstemming met Gods wil. God wil de vervolging niet, God wil de oorlog niet, God wil de ziekte niet, God wil het ongeloof niet. En toch gebeurt het. Waarom legt God het gebed in ons hart om vervolgens niet te doen wat wij bidden? Waarom heeft Hij dat gebed dan op onze harten gelegd?

Wanneer Zijn kinderen in overeenstemming met Gods wil – “die wil dat iedere mens tot bekering komt en behouden wordt” – bidden om de bekering van de wereld, en dat gebeurt niet, dan kan de conclusie alleen maar zijn: “wat God wil, doet Hij echter niet.”

We moeten ons goed realiseren dat alles wat God wil, al gebeurd is. Gods wil heeft niet alleen maar te maken met het verleden en het heden, maar ook met de toekomst. Wij zeggen weliswaar “wanneer God het wil, zal het gebeuren”, omdat voor ons de tijd nog niet gekomen is. Maar Hij heeft van tevoren al geweten en bevolen dat iets in de toekomst zal gebeuren. Wij kennen echter niet het tijdstip van de gebeurtenis. Daarom spreken wij zo. Wanneer wij bidden, gebeurt het niet dat God van gedachte verandert, iets anders wil dan Hij al wilde. Zijn wil ligt vanaf de eeuwigheid al vast.

Wat is dan nog de zin van ons gebed? Tweeërlei. In de eerste plaats is ons dat gebed voor anderen opgedragen. Het is de oefening van het hart, om zo gestemd te zijn in overeenstemming met wat voor God welbehaaglijk en goed is. Het gebed voor de bekering van de wereld is een uitdrukking van en een oefening voor onze liefde voor alle mensen.

In de tweede plaats is het gebed voor een persoon, voorbede dus in eigenlijke zin, ook een op je nemen van een verplichting. Niemand kan bidden voor het welzijn van een naaste, die niet bereid is om zelf de zorg voor die naaste op zich te nemen. Zo is het gebed voor een ander een aantreden tot de dienst, een uitdrukking van onze dienstbaarheid, die nu vervolgens effectief moet worden in onze daden. Met de verandering van Gods wil heeft het gebed niets te maken. Het gebed verandert onze wil, zodat die in overeenstemming wordt gebracht met de Zijne.

Daarom is het een godslastering wanneer we in het gebed “in de autoriteit van Jezus gaan staan.” Wanneer we menen dat God het zo toelaat, dat ons gebed Zijn wil verandert, alsof een wonderbaarlijke genezing of een onverwachte bekering uiteindelijk niet van Zijn wil, maar van de onze afhangt. Bidden is, anders dan het gehoorzamen van de geboden, geen werk in de wereld, maar het plaatsen van de wereld en haar noden in de innerlijke gemeenschap tussen God en mens. Het is een gesprek op schoot met onze Hemelse Vader over wat ons bedrukt en bezighoudt. Met als doel de verzekering te ontvangen, dat de Vader alles in de hand heeft, en dat wij niet hoeven te vrezen, ook niet als Hij niet doet, wat wij Hem vragen. In het gebed ontvangen wij de troost over de ongeneeslijk zieke, over hen die verhard zijn in hun hart en zich niet tot de Heere bekeren. Het laatste woord van elk gebed is daarom altijd het opgeven en loslaten van onze eigen wil. “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.”

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *