Het evangelie naar Marcus – les 1

Het evangelie is een verhaal dat verteld wordt door ooggetuigen. Ooggetuige waarvan? In de eerste plaats van alles wat ene Jezus uit Nazareth heeft gedaan vanaf zijn doop door Johannes tot de dag van Zijn Hemelvaart. Die korte periode van nauwelijks drie jaar wordt in de evangeliën gepresenteerd als het centrum van de wereldgeschiedenis. Geen geschiedenis kan belangrijker zijn dan deze. Alles wat noodzakelijk is voor de verlossing van een mensheid die gebukt gaat onder de macht van de zonde en de dood, is in deze geschiedenis van drie jaar aanwezig.

Het zou niet voldoende zijn geweest om alleen maar te verkondigen dat mensen zich moeten bekeren tot de levende God. Een theorie van verzoening en verlossing zou het hart niet geraakt hebben, omdat het alleen een beroep doet op de goede wil. De onvolkomenheid van de mens blijkt echter juist daaruit dat mensen niet doen wat ze willen en meestal zelfs het goede niet willen. Een arts die niet behandelt, maar alleen een diagnose stelt, is geen genezer. Wie genezing zoekt, moet contact krijgen met de genezer. Maar hoe krijgen mensen die Jezus niet gezien hebben, een relatie met Hem? Voor de generaties die Jezus niet met eigen ogen hadden gezien en niet met hun eigen handen hadden getast, was het noodzakelijk dat Hij aan hen voor ogen gesteld werd. Het evangelie wil Degene die de weg, de waarheid en het leven is, presenteren. Het wil een triomfantelijke declaratie zijn van Jezus als de Christus. Wanneer Jezus in het evangelie op die manier getoond is, kan de Heilige Geest het hart van mensen bewegen om naar Hem op te kijken en zo verlossing te ontvangen.

Toch is er geen uitgebreide biografie nodig om Jezus in Zijn wezenlijke kenmerken te schetsen. Voor Paulus was het zelfs voldoende om de meest elementaire feiten van het leven van Jezus te schetsen: Christus stierf voor onze zonden, was begra-ven en weer opgestaan, en gezien door getuigen, zoals hij schrijft in 1 Kor. 15. Bovendien leeft de Geest van Christus nu in de gemeente. Het is deze Geest die de volheid van de leer van Christus aan de apostelen doorgeeft, waaraan wij het Nieuwe Testament te danken hebben; en een ander begrip van het Oude Testament. Daarom kunnen de evangelisten tevreden zijn met een buitengewoon beknopte weergave van deze drie jaren. Maar hun selectie van de feiten vertoont een scherp gevoel voor de intensiteit en de kracht van wat ze daarmee over Christus openbaren.

 

De cursus over Marcus

In deze les willen we volstaan met een paar inleidende opmerkingen over het karakter van dit evangelie, de schrijver en het onderwerp. In de volgende lessen zullen we elke perikoop – dat is de kleinste literaire eenheid in het evangelie – nauwkeurige aandacht geven. In de videolessen bespreken we de tekst in vogelvlucht. In de geschreven lessen gaan we dieper in op de inhoud van de tekst. Sommige details van de tekst of problemen in die interpretatie behandelen we in de bijbehorende audio lessen. Tekst, video en audio vormen samen een enkel college; de colleges samen zijn dan de basis voor het onmisbare vervolg, namelijk de diepgaande persoonlijke studie van deze tekst. Een enkele keer voegen we aan de les ook een voorbeeld toe van een preek. Dat is alleen maar bedoeld om te laten zien hoe de gedachtegang van het evangelie zou kunnen worden vertaald in de verkondiging aan de gemeente.

 

Het evangelie en Petrus

Het evangelie naar Marcus is het kortste van de vier evangeliën in het Nieuwe Testament. Voor velen is dit evangelie de eerste kennismaking met het leven van Je-zus Christus. Dat komt ongetwijfeld door de helderheid waarmee Marcus weet te vertellen, en door de kracht van het ooggetuigenverslag. Veel details bij Marcus zijn alleen maar te begrijpen als een weerspiegeling van een levende herinnering. Zo bijvoorbeeld de uitdrukking in het zesde hoofdstuk “tuinbedsgewijs”, die aanduidt hoe mensen in rijen en blokken zijn gaan zitten als een reeks bedden in een groentetuin. Je kunt je goed voorstellen dat dat voor een discipel er zo uitgezien moet hebben.

Er is een bijzondere relatie tussen het evangelie naar Marcus en de apostel Petrus. Bij de vroege kerkvaders was Marcus bekend als de “vertaler” van Petrus. Marcus heeft opgeschreven wat hij van Petrus gehoord had. Van Bruggen is van mening dat Petrus in ieder geval de “stem op de achtergrond” is, die kleur en detail heeft verleend aan dit evangelie. Het feit dat uit bescheidenheid de naam van Petrus zo weinig voorkomt, en bijvoorbeeld ook de belijdenis van Petrus niet uitgebreid wordt vermeld, geven gewicht aan de theorie dat Petrus de voornaamste bron van Marcus is geweest. Maar zeker niet de enige. Marcus is ook een onafhankelijk getuige die doorgeeft wat hij van anderen gehoord heeft en misschien zelfs een (oudere vorm van het) evangelie naar Mattheus gekend heeft. Adolf Schlatter meende zelfs dat Marcus de eerste uitlegger en vertolker van het evangelie naar Mattheus geweest is. Het joodse karakter van dat evangelie maakte het wenselijk dat Marcus er een andere versie van maakte, geschikt voor niet-joodse lezers.

Het is duidelijk dat het evangelie vooral bedoeld is geweest voor niet-joodse lezers. Men neemt aan dat Marcus dit evangelie in het Grieks geschreven heeft in Rome, en het daarom nodig vond om veel zaken uit te leggen die voor joden van-zelfsprekend zouden zijn. Zo wordt de Jordaan aangeduid als “de rivier de Jordaan”, alsof iemand kon denken dat het iets anders was dan een rivier. We vinden vaak een vertaling van een Aramese uitdrukking. Marcus geeft uitleg over het vasten, en over de tijd waarop vijgen rijp zijn. Het geslachtregister van Jezus wordt weggelaten, omdat dat voor Romeinse lezers geen betekenis heeft. De tijden van de dag worden uitgedrukt met het Romeinse systeem zoals in 6:48 de uitdrukking “vierde nachtwake.” Ook de reinheidswetten van het Jodendom worden uitgebreid toegelicht voor niet-joodse oren in hoofdstuk 7. Het is waar dat er weinig uitleg wordt gegeven over de sabbat, maar dat zou ook niet nodig zijn omdat Romeinen wel wisten dat hun joodse stadsgenoten op die dag geen handel dreven.

 

Johannes Marcus’ persoonlijke achtergrond

De naam Marcus betekent “de hamer”, en deze naam werd vaak gegeven aan de eerstgeborene in een gezin. Het was een bijnaam die aan de eigenlijke voornaam werd toegevoegd. We weten uit het boek Handelingen dat Marcus voluit Johan-nes Marcus heette. Johannes was zijn joodse naam en Marcus zijn Latijnse naam. Zijn moeder heette Maria, en hoorde tot de eerste discipelen in Jeruzalem. Wanneer Petrus uit de gevangenis wordt bevrijd gaat hij naar het “huis van Maria, de moeder van Johannes, die ook Marcus genoemd werd, waar velen bijeen waren en baden (Hand. 12:2).” Een deel van de gemeente van Jeruzalem kwam blijkbaar samen in het huis van Maria. Dat suggereert dat deze Maria een groot huis en dus waarschijnlijk een behoorlijke rijkdom moet hebben gehad. Misschien is dit wel het huis geweest met de Bovenzaal waar het laatste avondmaal werd gehouden; misschien zelfs het huis waar de discipelen bijeen waren voor de verschijning van de opgestane Jezus.

Na deze korte periode waarin Johannes Marcus contact moet hebben gehad met de apostel Petrus, komt Marcus in het gezelschap van Paulus terecht. In Hand. 13:5 wordt gesproken over “Johannes als dienaar” tijdens de bediening van Paulus en Barnabas op Cyprus. Wanneer het gezelschap aankomt in Pamfylië, de geboortestreek van Paulus, verlaat Johannes Marcus het gezelschap. Misschien was hij nog te jong voor een dergelijke gevaarlijke reis. Het geeft in ieder geval inzicht in het karakter van Marcus, die wel vaker impulsief en uit angst gereageerd heeft.

Op grond van het bovenstaande – de waarschijnlijke rijkdom van de familie van Marcus en zijn impulsieve en angstige karakter – zou een obscure passage uit Marcus 14 verhelderd kunnen worden. Daar lezen we in vers 51: “En een zekere jongeman, die een linnen kleed” – de zogenaamde sindon, die zeker niet door armen zou worden gedragen – “om het naakte lichaam geslagen had, volgde Hem, en de jongemannen grepen hem et cetera.” Deze jongeman zou Johannes Marcus kunnen zijn.

Na het vertrek van Johannes Marcus uit het gezelschap van Paulus en Barnabas, komen we hem nog een paar keer tegen. Paulus schrijft over hem in Kol. 4:10, “… En Marcus, de neef van Barnabas, over wie u opdrachten ontvangen hebt – als hij bij u komt, ontvang hem dan…” Uiteindelijk zal Marcus zijn waarde voor de verbreiding van het evangelie bewijzen. Daarom vinden we in 2 Timotheüs 4:11, “Haal Marcus op en breng hem met u mee, want hij is voor mij van veel nut voor de bediening.” Dat betekent waarschijnlijk dat Marcus zijn taken als “dienaar” weer vervulde. (Vergelijk Hand. 12:12)

Uiteindelijk is Marcus bij Petrus geweest ofwel in Rome – wanneer “Babylon” een codewoord is dat op Rome slaat – ofwel in Babylon zelf, waar een grote joodse kolonie geweest moet zijn. Petrus schrijft in zijn eerst brief: “U groet de mede-uitverkorene die in Babylon is, en Marcus, mijn zoon” (1 Pe. 5:13). Omdat Petrus rond het jaar 62-64 in Rome de martelaarsdood stierf, moet Marcus voór die tijd bij hem zijn geweest. Sommigen vermoeden mede daarom dat het evangelie naar Marcus is gepubliceerd niet later dan het jaar 70.

 

Het karakter van het evangelie

Het doel van dit evangelie wordt meteen al aangeduid in het eerste vers: “Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.” Marcus wilde duidelijk maken dat Jezus Christus waarachtig de Zoon van God is. Daarom is het hoogtepunt van het evangelie de belijdenis van Petrus: “Petrus antwoordde en zei tegen Hem: U bent de Christus (8:29).” In de voorafgaande hoofdstukken werkt Marcus naar deze belijdenis toe, en alles wat daarna volgt is op deze belijdenis gebaseerd. Jezus is waarachtig de Christus vanwege zijn gezaghebbende woorden en wonderbare daden. Dat is het thema van de eerste acht hoofdstukken. Dat Jezus waarachtig de Christus is, wordt ook duidelijk aan zijn dood en opstanding. Dat wordt zichtbaar in de laatste acht hoofdstukken. In beide gevallen is de belijdenis van Petrus de sleutel.

Marcus presenteert Jezus als de lijdende Knecht, zoals Hij ook in Jesaja 53 wordt voorgesteld. Marcus 10:45 is een sleuteltekst: “Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven als losprijs voor velen.” De menselijke emoties van Jezus worden daarom evenzeer benadrukt als Zijn Godheid. Jezus is bijvoorbeeld “innerlijk met ontferming bewogen” (1:41), en Hij heeft ook de beperkingen van het menszijn, zodat Hij bijvoorbeeld ook moet slapen: “En Hij lag in het achterschip te slapen op een hoofdkussen” (4:38). Aan de andere kant benadrukt Marcus ook de Godheid van Jezus, doorgaans op grond van een getuigenis van demonen zoals in 9:7, maar vooral het getuigenis van God de Vader: “Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem!” Jezus heeft ook goddelijke autoriteit over de demonen, over ziekte, over vergeving, over de sabbat en over de krachten van de natuur. Dat laatste bijvoorbeeld in het vierde hoofdstuk: “en Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zei tegen de zee: zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en er kwam een grote stilte” (4:38).

Marcus kent geen lange redevoeringen, zeker niet van de lengte die we vinden in het evangelie van Johannes. Ook de geschiedenis rond om de geboorte van Jezus wordt niet verteld. Het evangelie zou wel eens bedoeld kunnen zijn als catechetisch materiaal. Het heeft meer weg van een pamflet waarin wordt opgeroepen tot bekering, dat van een biografie. De kern van de prediking van Marcus is de oproep tot bekering en geloof in Jezus Christus. De opdracht om vormen van hypocriete godsdienst achter je te laten – zoals nadrukkelijk in hoofdstuk 2, 7 en 12 – en Jezus Christus na te volgen met een doorleefde gehoorzaamheid. “Neem het kruis op en volg Mij” is van deze gehoorzaamheid de sleuteltekst (10:21), namelijk in het gesprek met de “rijke jongeling.”

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking met de tags , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *