De Vrucht van de Geest en Gods geboden

We lezen in Johannes 15:16, “Ik heb u gesteld dat u zou heengaan en vrucht dragen en dat uw vrucht zou blijven.” Het woord “vrucht” is passend in dit gedeelte, vanwege de vergelijking van de ware wijnstok. De gelovigen in Christus zijn als ranken in de wijnstok. “Elke rank die vruchten draagt,” wordt gereinigd door de landman “opdat zij meer vrucht draagt.” Hoe belangrijk ook de rechtvaardiging door geloof is en de gave van het eeuwige leven, het christelijke leven moet uitmonden in een heilig leven, een leven waarin de woorden van Christus in ons blijven (15:5), dat wil zeggen “Zijn geboden” worden bewaard.

Wanneer wij spreken over redding door “geloof alleen” moeten we goed beseffen over welk geloof wij spreken. Alleen een geloof dat vrucht draagt, is een werkelijk geloof dat kan redden van het oordeel. In het evangelie is het de verrader Judas die het voorbeeld is van een rank die geen vrucht draagt. Bij de apostel Petrus, de man die zichzelf overschat maar ook voortdurend getwijfeld heeft aan zichzelf, zien we dat een rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf. Dat is het grote verschil tussen de werken van de wet – handelen vanuit de natuurlijke vermogens om een eigen gerechtigheid tot stand te brengen – en een geloof dat vrucht voortbrengt – een dankbare gehoorzaamheid aan de wil van Christus vanuit een levensgemeenschap met Hem. Vruchten groeien als het goed is vanzelf, hier kun je niets forceren. De slotsom is dat wanneer wij in Hem blijven wij alles kunnen, terwijl we zonder Hem tot niets in staat zijn.

De Schrift is hier heel duidelijk in. Een levend geloof, is een werkend geloof, dat wil zeggen een geloof dat vrucht voortbrengt. Wie gelooft dat Jezus de Zoon van God is, “overwint de wereld” zegt Johannes in het vijfde hoofdstuk van zijn eerste brief. Het gaat om een geloof dat “door liefde werkt.”

DE VRUCHT VAN DE GEEST

In de brief aan de Galaten spreekt Paulus over deze vruchten vanuit een ander gezichtspunt dan Johannes. Terwijl bij Johannes de “vrucht” een gevolg is van de levensgemeenschap met Christus, legt Paulus de nadruk op de werkzaamheid van de Heilige Geest. Tegenover de “werken van het vlees”, stelt Paulus “de vrucht van de Geest” (Gal. 5:22). Deze vrucht heeft zelf negen delen, die gegroepeerd lijken te zijn in drie afdelingen. We vinden eerst drie fundamentele kenmerken van een christen die gerechtvaardigd is uit geloof, is wedergeboren en de Geest heeft ontvangen. Dan gaat het om liefde, blijdschap en vrede. Vervolgens horen we drie eigenschappen die de relatie van een christen tot zijn naaste en zijn broeders en zusters bepalen: lankmoedigheid, goedertierenheid en goedheid. Tenslotte vinden we drie kenmerken van het karakter van een christen: trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing.

DE VRUCHT VAN DE GEEST EN DE WERKEN VAN HET VLEES

Het is interessant om te zien hoe de werken van het vlees corresponderen met deze vormen van de vrucht van de Geest. Het eerste kenmerk van een christen is de liefde. De liefde van God is in onze harten uitgestort, zegt Paulus in Rom. 5:5. De eerste twee werken van het vlees zijn hoererij en onreinheid. Het is duidelijk dat dit het tegendeel is van de liefde, maar in de meeste gevallen worden deze zonden gerechtvaardigd met een beroep op de liefde. Wat kan er immers verkeerd zijn aan “hoererij,” wanneer zij het resultaat is van het verlangen van de liefde? Een natuurlijke drang dus. Het gaat dan niet alleen om prostitutie, maar vooral om onwettige relaties die uit extreme seksuele verlangens voortkomen.

Het derde werk van het vlees is de losbandigheid, dat we ook kunnen verbinden met wat verderop dronkenschap en zwelgpartij heet. De wereld zal zeggen dat de titel dronkenschap en losbandigheid als aanduiding van een moreel exces, juist te maken heeft met een natuurlijk verlangen naar blijdschap en vreugde. De blijdschap die een vrucht van de geest is, wordt gebruikt als de rechtvaardiging voor wat in werkelijkheid een exces van het vlees is.

De vijandschap en de twist, zullen in de wereld worden voorgesteld als onvermijdelijke extremen van het verlangen naar vrede. Zo kan iemand jaloezie en afgunst koesteren en dat voorstellen als lankmoedigheid en geduld. Een werk van het vlees wordt betiteld als een vrucht van de Geest. Zo komt partijzucht voort uit een poging trouw te blijven aan de eigen groep; is toverij een poging om goedheid tot stand te brengen, en wordt bij een zwelgpartij beweert, dat er geen verlies aan zelfbeheersing is – ik heb mijn excessen, verslavingen et cetera onder controle. De haat van judas uit zijn teleurstelling over Jezus, en de geldzucht waarmee hij voor zichzelf een zeker bestaan wil garanderen, worden verhuld met een uiterlijke correctheid en een valse zorg om de armen.

Tussen de werken van het vlees en de vrucht van de Geest ligt geen grijs gebied. Het is of het ene of het andere. Vandaar dat Paulus in vers 24 stelt, dat “zij die van Christus Jezus zijn, (…) het vlees met de hartstochten en de begeerten (hebben) gekruisigd.” De werken van het vlees moeten niet worden gematigd, maar worden ondergedompeld in de dood van Christus. Zodat ze niet alleen hun rechtvaardiging en hun kracht en aantrekkelijkheid hebben verloren.

DE VRUCHT VAN DE GEEST ALS EEN COMPLEX VAN GEBODEN

Nu zijn de vruchten van de Geest ook geboden.

LIEFDE, BLIJDSCHAP EN VREDE

LIEFDE

Dat is duidelijk bij de liefde. Minstens is de liefde het gebod om de naaste lief te hebben als jezelf. Johannes maakt in zijn evangelie en brief duidelijk dat de liefde voor de broeders en zusters het kenmerk is van een waarachtig geloof: “dit is zijn gebod dat wij (…) elkaar liefhebben zoals Hij ons een gebod gegeven heeft” (1 Joh. 3:23b). “Een ieder die liefheeft, is uit God geboren en kent God” (1 Joh. 4:7). Ook Paulus kent de rechtstreekse opdracht van de liefde in Efeze 5:2, “wandelt in liefde, zoals ook Christus ons heeft liefgehad.”

BLIJDSCHAP

Ook de blijdschap hoort bij het christelijk leven. Nu moeten we blijdschap wel onderscheiden van vreugde. Het gaat hier niet om de ervaring van prettige omstandigheden. Het gaat niet om een menselijke emotie die door God zou worden bevorderd. Het zou goed zijn wanneer we in het Nederlands het woord vreugde gebruiken voor een menselijke emotie en blijdschap als vertaling gebruiken van het Griekse chara. Dat is een gevoel van geluk vanwege een geestelijke waarheid. Deze blijdschap wordt door Petrus in zijn eerste brief zo onder woorden gebracht: “Hoewel u Hem niet gezien hebt, hebt u Hem lief; hoewel u Hem nu niet ziet, maar gelooft, verheugt u zich in Hem met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde… (1 Pe. 1:8). Ik denk dat de blijdschap waar Paulus over spreekt in Galaten 5 precies deze “onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde” van Petrus is. En dan kan het ook een gebod worden, zoals in Fil. 4:4, “verheugt u in de Heere altijd; nogmaals zeg ik u: verheugt u.” Het gebod wil niet zeggen dat wij op eigen kracht iets moeten verwerven wat ze nog niet hebben. Het gebod “verheugt u” is een opdracht om te ervaren en te beleven wat we al ontvangen hebben. De blijdschap waar het hier om gaat wordt gevoed door de kennis van het evangelie. Johannes wilde in zijn eerste brief dwaalleer bestrijden, de gelovigen oproepen tot een wandel in de liefde en het vasthouden aan het goddelijk karakter van de Heer Jezus. En dat alles had tot doel om “uw (of onze) blijdschap volkomen” te laten zijn1 ( Joh. 1:4). In Johannes 16 zegt de Heer Jezus dat onze gebeden in Zijn naam verhoord zullen worden “opdat uw blijdschap volkomen zal zijn” (Joh. 16:24).

VREDE

Vrede is het derde grote kenmerk van het christelijk leven. Dat heeft geen betrekking op de omstandigheden. Zoals het lied zegt: “Met de vrede Gods in’t harte / ga ik hierdoor smart en strijd / eeuw’ge rust vind ik daarboven / in des Godslams heerlijkheid.” De vrede van de uiterlijke omstandigheden wordt door God niet verstoord – vrede laat Ik u. En deze innerlijke vrede die immuun is voor “smart en strijd” ontvangen wij uit de hand van Christus – “Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld geeft, geef Ik u.” Daarom kan Paulus zeggen: “de vrede Gods die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en gedachten bewaren in Christus Jezus” (Fil. 4:6, 7).

GEDULD, GOEDERTIERENHEID EN GOEDHEID

GEDULD

Dan vinden we drie eigenschappen van een christen in de verhouding tot andere mensen. In de eerste plaats is er het geduld. Zoals God geduldig is moeten wij ook geduld met elkaar hebben zo worden wij opgeroepen in Efeze 4 om “in alle nederigheid en zachtmoedigheid met lankmoedigheid elkaar in liefde” te verdragen (Ef. 4:2). Dat geduld van God blijkt dan vooral daaruit, dat Hij zondaars de tijd geeft om zich te bekeren. Petrus geeft als illustratie het volgende: “toen de lankmoedigheid (geduld) van God bleef afwachten in de dagen van Noach” (1 Pe. 3:20).

GOEDERTIERENHEID

De goedertierenheid of vriendelijkheid die daarna genoemd wordt is een belangrijke eigenschap van onze Heer Jezus zelf. We zien het in de vriendelijkheid waarmee Hij in Mattheus 19 met de kinderen omgaat. En zo lezen we ook in Mattheus 11:29, “Ik ben zachtmoedig en nederig van hart.” Deze zachtmoedige vriendelijkheid, die voortkomt uit oprechte liefde, is dus zeker een werk van de Geest en niet van onze natuurlijke neigingen.

GOEDHEID

En dan tenslotte valt het woord goedheid. Een mooi voorbeeld is het gedrag van Jozef die Maria zijn ongetrouwde vrouw niet wilde verstoten, maar in het geheim afstand van haar wilde nemen toen zij zwanger bleek te zijn. Dat is een voorbeeld van een actieve vriendelijkheid vanuit een hoge morele positie. Het is die goedheid die in Galaten 6:10 als een gebod wordt gegeven: “Laten wij dus, wanneer wij gelegenheid hebben, goed doen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten van het geloof.”

TROUW, ZACHTMOEDIGHEID EN ZELFBEHEERSING

TROUW

Dat vinden we nog drie karaktereigenschappen. In de eerste plaats trouw. Letterlijk staat er hetzelfde woord in het Grieks dat ze vaak ook met geloof vertalen: pistis. De trouw van de Heer Jezus blijkt toch boven alles uit zijn gehoorzaamheid tot de dood aan toe – zie bijvoorbeeld Fil. 2:7-9. Daarom heeft de Heer Jezus ook de titel “de Waarachtige en Getrouwe op de troon” (Op. 19:11).

ZACHTMOEDIGHEID

Dan wordt over ons gevraagd om ons geduldig te onderwerpen in situaties waarin wij zelf verkeerd worden behandeld. Het is de zachtmoedigheid die aan het begin van de Bergrede wordt genoemd en die we ook kunnen vertalen als zachtaardigheid. Paulus geeft aan Timotheüs de opdracht om te jagen naar zachtmoedigheid (1 Tim. 6:11). In Kol. 3:12 geeft Paulus de opdracht om deze zachtmoedigheid “aan te doen”, als het ons passende uniform dat ons gedrag nu bepaalt.

ZELFBEHEERSING

De laatste karaktereigenschap die genoemd wordt, heeft betrekking op het beheersen van onze verlangens en hartstochten. Het is de belangrijke eigenschap van de zelfbeheersing. Met name Jacobus heeft er veel over te melden in zijn brief waar hij spreekt over de “hartstochten, die in uw leden strijd voeren.”

HET LOFOFFER

Er is nog een vrucht die we in dit verband mogen noemen. En die vinden we in Hebreeën 13:15, “laten wij dan door Hem voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is de vrucht van de lippen die zijn naam belijden.” Dit is de enige vrucht die wij zelf, hoewel “door Hem”, kunnen voortbrengen. De vrucht van de lippen in ons dank gebed en onze aanbidding, wordt wel voortdurend bedreigd door het gebrek aan beheersing van onze tong: “de tong is een vuur, de wereld van ongerechtigheid” (Jac. 3:6).

Dit bericht is geplaatst in Bijbelstudie met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *