De lezingen:
Johannes 21:15-17; 1 Tim. 3:8-16
De enige echte voorwaarde van onze dienstbaarheid in de gemeente en voor de wereld is het liefhebben en dus navolgen van Jezus Christus. We zijn allen “diakenen” in de zin van “dienaren” van Christus. Daarom mogen we Johannes 21 en 1 Tim. 3 net zo goed op onszelf toepassen, ook als we het ambt van leraar, herder, diaken of ouderling niet als zodanig bekleden.
De bijzondere taak van een diaken (=dienaar) is ook aan die geestelijke betrokkenheid gebonden. In Johannes gaat het om weiden en voeden van de gemeente; in 1 Tim. gaat het om de karaktereigenschappen die behoren bij dat ambt en om het doel: het bewaren van het evangelie in de gemeente en in de wereld. Ook de diaconie is wezenlijk verkondiging!
De beloning is daarom niet iets anders dan de vaardigheid en de vreugde om over dat evangelie te mogen spreken.