וַיִּקְרָא אֶל־מֹשֶׁה
En de HEERE riep tot Mozes (Lev. 1:1)
Wat doet de Midrasj (1) nu met een dergelijke tekst?
En hij riep Mosjé: Rabbi Tanchum Bar Chanilai opende (Psalmen 103:20), “‘Zegen de Heer, Zijn boodschappers (malachav), machtigen die Zijn woord vervullen, etc.’
Zo begint de Midrasj Rabbah op Leviticus. Rabbi Tanchum Bar Chanilai geeft zijn “peticha” gekoppeld aan het eerste vers: “en Hij riep tot Mozes.” Een dergelijke “peticha” vind je in de tekst simpelweg als het werkwoord patach, zodat er hier staat: Rabbi Tanchum Bar Chanilai opende etc.
Wat is een “peticha”? Max Kaddushin:
“Een peticha is een compositievorm die verschillende haggadische uitspraken verenigt. Het bestaat uit verschillende interpretaties van hetzelfde vers, meestal een uit de Ketoebiem, zo gegeven dat de laatste interpretatie direct leidt naar een vers in het te bespreken vers uit de Torah; hier is het vers dat verschillende interpretaties krijgt Ps. 103:20. Elke interpretatie is van alle andere onafhankelijk. Alleen de vorm brengt deze onafhankelijke eenheden samen. Er is geen thema of idee dat deze korte interpretaties met elkaar in verband brengt. Dergelijke compositie vormen geven een grotere structuur aan een aantal van elkaar onderscheiden interpretaties.”
De Midrasj gaat verder:
Zegen de HEERE, gij boodschappers [engelen] van Hem, gij machtigen in kracht, die Zijn woord volbrengt, horende naar de stem van Zijn woord.
De peticha verloopt nu als een reeks van vragen en antwoorden en nieuwe vragen.
Over wie spreekt het vers? [Malachim betekent immers boodschappers en dat kunnen zowel mensen als engelen zijn.]
Maar waarom worden hier meteen de engelen genoemd?
Kadushin:
“Engelen is een cognitief concept, geen waardeconcept; engelen worden gezien als lichamen (vleugels, voeten, etc.). Ze fungeren altijd als achtergrond in de concretisering van waardeconcepten, hier als contrasterende term voor het concept mens.”
A1. Als het vers over de [engelen] spreekt, is het dan niet al gezegd, “Zegen de Heer, al zijn heerscharen?”
Nl. in vers 21 van de Psalm: Zegen den HEERE, al Zijn heirscharen; gij Zijn dienaren, die Zijn welbehagen doet. Dan kan het hier dus om iets anders gaan.
B1. Zie, het spreekt alleen over [mensen].
A2. [Over de engelen wordt gezegd: ‘Zegen de Heer, al Zijn heerscharen’, omdat zij in staat zijn de opdrachten van de Heilige, gezegend zij Hij, uit te voeren;
Om te beginnen staat er “al” Zijn heerscharen waarmee wordt geïmpliceerd dat het om boodschappers gaat die als één geheel, met z’n allen de wil van de Eeuwige doen. En vervolgens staat er “die Zijn welbehagen doet”, waarmee een volledige vervulling van G-ds wil bedoeld is. Alleen hemelse boodschappers, engelen, zijn daartoe in staat. Hier wordt dus duidelijk het begrip “engel” gebruikt als contrasterende term tegenover menselijke “boodschappers.” Mensen vervullen niet altijd Gods wil en zelfs profeten kunnen zondigen.
B2. [Het moet dus gaan over mensen], omdat zij niet in staat zijn om de boodschappen van de Heilige, gezegend zij Hij, te volbrengen, vandaar dat er staat: ‘Zegen de Eeuwige, Zijn boodschappers’ en niet ‘al Zijn boodschappers’.”
Is er nog een andere mogelijkheid?
Een andere uitleg [davar acher]: De profeten worden engelen/malachim genoemd. Zo staat er geschreven (Numeri 20:16), “en Hij zond een bode/engel en hij haalde ons uit Egypte.” En was het een engel van de Heer, en was het niet Mosjé? Waarom wordt hij dan een engel genoemd? Integendeel, vanaf hier [zien we dat] profeten [ook] engelen worden genoemd.
Wat betekent dit: een andere uitleg? In de Rabbijnse literatuur zal het iedereen opvallen dat er geen poging wordt gedaan een bepaalde interpretatie van een tekst te verheffen tot de enig mogelijke. Kadushin geeft dat als volgt weer:
De term [davar acher – een andere uitleg RAV] impliceert niet alleen dat deze interpretatie “geldig” is, maar ook dat de vorige ook geldig is. Met andere woorden, in de Haggadah zijn er meerdere interpretaties van een vers en dit betekent dat het geloof dat door een bepaalde interpretatie wordt vereist een onbepaald geloof is.
Terug naar de hoofdzaak. Omdat Mosjé degene is die Israël uit Egypte bevrijdde, gaat het hier niet om een Engel van de Heer, maar om een menselijke boodschapper. Dus kan er worden gezegd dat de term engel ook op mensen van toepassing is. Maar dit kun je ook anders verklaren. Stel dat de term engelen altijd slaat op hemelse boodschappers. Dan kun je de vraag stellen: waarom worden de profeten niet “boodschappers” genoemd maar waarom dragen zij de titel “engelen”? Het antwoord zou kunnen zijn dat profeten, wanneer zij hun profetische boodschap ontvangen, gaan lijken op engelen omdat ze volledig geestelijk worden, gescheiden van hun fysieke natuur. Omdat niet alle profeten rechtvaardig zijn en lof van God verdienen – sommige profeten zondigden zelfs – daarom kan hierboven worden gezegd dat het weglaten van het woord “alle” impliceert dat we met menselijke boodschappers, dat wil zeggen profeten te maken hebben. In deze opvatting betekent het woord malach altijd een hemelse boodschapper, soms letterlijk, zoals bij de “heerscharen”, en soms figuurlijk wanneer het op mensen wordt toegepast.
Zo is het in (Richteren 2:1) “En een bode van de Heer kwam op van Bokhim.” Was het een engel van de Heer en was het niet Pinchas? En [zo] waarom noemde het [de Schrift] hem dan een boodschapper, d.w.z. een hemelse d.i. een engel?
Maar de term “malach” suggereert wel altijd een hemelse zending of hemelse status. Waarom wordt Pinchas, die geen profeet was, dan een “boodschapper” of engel genoemd?
Maar Rabbi Simon zei echter: “Toen Pinchas de heilige geest over zich liet komen, brandde zijn gezicht als fakkels.” En onze rabbijnen zeiden: “De vrouw van Manoach zei tegen hem (Rechters 13:16): ‘Zie, een man van God komt naar mij toe en zijn verschijning is als de verschijning van een engel van God’ – zij dacht dat hij een profeet was en hij was [inderdaad als] een engel.”
Rabbi Yochanan zei: “Vanuit hun essentie werden de profeten engelen genoemd – zo staat er geschreven (Chaggai 1:13): ‘En Chaggai, de engel/malach van de Heer in dienst van de Heer zei etc.’ Als je consequent bent, leer je dat profeten vanuit hun essentie boodschappers, d.w.z. engelen werden genoemd.”
De Midrasj gaat nu terug naar de belangrijkste vraag:
“Krachtigen [sterke helden] die Zijn woord vervullen, gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt.” – Over wie spreekt het vers (Ps. 103:20 b, c)?
Rabbi Jitzchak is van mening dat het om een bijzondere prestatie gaat in de vervulling van de Torah. Als het van toepassing zou zijn op de hemelse engelen, de hemelse boodschappers, zou deze vraag niet gesteld hoeven te worden. Als het woord verwijst naar profeten of in ieder geval naar mensen is de vraag heel legitiem.
Rabbi Jitschak zei: “Het vers spreekt over degenen die het sabbatsjaar in acht nemen. Het is gebruikelijk in de wereld dat een man een gebod vervult voor een dag, voor een Sjabbat, voor een maand, maar voor de rest van de dagen van het jaar? En deze ziet zijn akker leeg, ziet zijn wijngaard leeg en hij geeft zijn beurs en zwijgt – is er iemand machtiger dan deze?
Rabbi Huna echter meent dat het woord verwijst naar Israël als geheel toen zij de Torah op zich namen:
“Die Zijn woord vervullen” – Rabbi Huna zei in de naam van Rav Acha: “Het vers spreekt over Israël toen zij voor de berg Sinaï stonden; zoals zij het doen vooraf lieten gaan aan het horen en zeiden (Exodus 24:7): ‘Alles wat de Heer gezegd heeft, zullen wij doen en zullen wij horen.'” [Het vers in Psalmen gaat verder] “Om te luisteren naar de stem van Zijn woord” -.gehoorzaam aan het woord dat Hij spreekt.
Hoe komen we nu eindelijk uit bij het vers waar het om te doen is, met de woorden: ën Hij sprak tot Mozes”?
Rabbi Tanchum Bar Chanilai zei: “Het is gebruikelijk in de wereld dat een last die moeilijk is voor één [om te dragen] comfortabel is voor twee, en [een moeilijke] voor twee is comfortabel voor vier; en [zo] zou een last die moeilijk is voor zestig menigten comfortabel zijn voor één? Heel Israël stond voor de berg Sinaï en zei (Deuteronomium 5:22): ‘als wij blijven luisteren, enz.’ en [toch] luistert Mosjé in zijn eentje naar de Stem van het woord en leeft? Je moet weten dat het zo is, want van allen riep Hij alleen naar Mosjé. Vandaar dat er staat: ‘En Hij riep tot Mosjé.'”
Zo is de voortreffelijkheid van Mozes aangetoond. Het juk van de Torah dat Israël op zich heeft genomen, werd gedragen door het gehele volk. Maar hier is het Mozes alleen die de Stem van God gehoord en het op zich neemt die te gehoorzamen.
(1) Yaron Z. Eliav (2000):