De tweede pilaar: de uitverkiezing

Dit is de handout:

De tweede pilaar: uitverkiezing

Het begrip uitverkiezing omvat twee zaken.

  1. Israël is het volk van het verbond op de Sinaï
  2. Israël is het beloofde land

Het verbond en de belofte beginnen bij Abraham:

Gen. 12:1 DE HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen en uw naam groot maken; en wees een zegen.3 En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.

Deze belofte wordt uitgewerkt voor het volk:

Gen. 15:5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten en zeide: Zie nu op naar den hemel en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn.

En voor het land:

Gen. 15:18 Te dienzelven dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier Frath:

De verlossing uit Egypte bepaalt dan de status van Israël en haar opdracht binnen het verbond:

Deut. 7:6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God; u heeft de HEERE uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op den aardbodem zijn.
11 Houd dan de geboden en de inzettingen en de rechten, die ik u heden gebied, om die te doen.

Na de terugkeer uit de ballingschap wordt dit thema opnieuw van het grootste belang. We vinden het In Jesaja 41:8, 9,

8 Maar gij, Israël, Mijn knecht, gij Jakob, dien Ik verkoren heb; het zaad van Abraham, Mijn liefhebber. 9 Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzondersten geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht, u heb Ik uitverkoren en heb u niet verworpen.

De historische uitwerking is als volgt:

  • De Reformatie onder Ezra – De Thora!
  • De nietigverklaring van gemengde huwelijken
  • het verzet van de Maccabeeën
  • de oppositie tussen “Judaïsme” en “Hellenisme”

Wat is de verhouding tussen het vroege christendom en het uitverkoren volk?

Oorspronkelijk: een “groter” Israël omvat ook de claim van de volgelingen van Jezus naast vele andere theologische claims.

Volgens Mark Nanos was het voornaamste doel van de theologie van Paulus het tot stand brengen van dit “ruimere” Israël.

Met de groei van het schisma wordt de vraag moeilijker. Wie is het volk van God? Alle Joden? Alleen de Joden die in de Messias Jezus geloven? Alleen de joodse en niet-joodse gelovigen in de Messias Jezus? Is de Kerk het nieuwe Israël? Wat is de status van Joden die niet in Jezus geloven?

Het christendom van de tweede eeuw en later, ging haar eigen bijzondere identiteit bepalen niet langer binnen het Jodendom, maar steeds meer tegenover en tegen het Jodendom.

Vanaf de derde eeuw is antisemitisme het kenmerk van de christelijke theologie.

Ironie: de Kerk verwerpt de uitverkiezing van Israël. Het verwerpt ook de joodse vorm van het christendom. Maar het begint zichzelf te bepalen als een apart “ras”, door joden en niet joden als zodanig uit te sluiten.

Daarom moesten bekeerde joden zich geheel distantiëren van hun Joodse identiteit.

Het is waar dat Jezus de definitie van de identiteit van Israël heeft bestreden. Hij wilde ook de “mensen van het land”, de “zondaars”, toelaten tot het Israël van God.

In diezelfde lijn wilde Paulus het verbond met Israël openstellen voor de “zondaars uit de volkeren.”

Dit heeft geleid tot de volstrekte uitsluiting van het Judaïsme, en de paganisering van de christelijke theologie.

Kunnen we dit herstellen?

We zullen de (weder-)komst van de Messias moeten afwachten om de vrede tussen Jood en Christen volledig hersteld te zien worden

Maar er zijn twee manieren om daar alvast op vooruit te lopen.

Ten eerste: Het christendom is vanaf het begin wezenlijk Joods van karakter. Eigenlijk zijn de gelovigen in Jezus deel van het grote, universele Israël. En dat Israël blijft wezenlijk verbonden met het bijzondere, Bijbelse en Rabbijnse Israël.

Nationalisme (aan joodse zijde) en antisemitisme (en christelijke zijde) moeten daarom volledig worden verbannen.

Ten tweede: De theologie in de periode voor het schisma reikt onze middelen aan om te leren denken vanuit de continuïteit van de christelijke geloofsgemeenschap met het (Rabbijnse) Jodendom.

Kijk nog eens naar de basis van de identiteit van Israël.
Gen. 12:1 DE HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis, naar het land dat Ik u wijzen zal. 2 En Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen en uw naam groot maken; en wees een zegen.3 En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.

en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.

Het “nieuwe verbond” is niet een alternatief van het oude verbond, maar de vervulling van het universele element daarin. De Bijbel benadrukt soms het onderscheid, zoals in 2 Kor. 3:

6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft om te zijn dienaars des Nieuwen Testaments, niet der letter, maar des Geestes; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.

Of zoals in de brief aan de Hebreeën:

Heb. 8:13, Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.

Merk echter op dat in deze laatste tekst een verwijzing naar Jeremia 31 en Zacharia 8 de basis vormt.

Jer. 31:33 Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn Thora (wet) in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Zach. 8:8 En Ik zal hen herwaarts brengen, dat zij in het midden van Jeruzalem wonen zullen; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, in waarheid en in gerechtigheid.

Juist in deze teksten wordt een onvoorwaardelijk en soeverein handelen van God uitgedrukt.

Heb. 8:12 Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.

Het nieuwe verbond is volledig in continuïteit met het oude, op dit soevereine handelen van God na.

Jer. 31:31 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
Jer. 31:32 Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE.
Jer. 31:33 Maar dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis Israëls maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn Thora (wet) in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Maar zo was het al in de Thora van Mozes gezegd:

Deut. 30:6 6 En de HEERE uw God zal uw hart besnijden en het hart van uw zaad, om den HEERE uw God lief te hebben met uw ganse hart en met uw ganse ziel, opdat gij leeft.

Wie is het volk van God?

In de Openbaring 7 vinden we de definitie van “de dienaren van God.”

De 144.000 uit alle stammen van Israël (vers 4-8) en daarna “een grote menigte, die niemand tellen kon (vers 9).”

Samen roepen zij: “de zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam! ”

Zo komen uiteindelijk het Rabbijnse Jodendom en het christendom in de eindtijd samen. Het huidige schisma moet ons ertoe brengen terug te kijken naar ons gemeenschappelijk verleden, opdat de door God beoogde gezamenlijke toekomst nu al zichtbaar kan worden.

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *