De reden van het zijn (7/19)

“De reden van het bestaan, meditatie over Prediker”
Jacques Ellul, De reden van het zijn, Meditatie over Prediker[1]

Samenvatting

Deel 7

Geluk
Men kan zeggen dat het hele boek doorspekt is met de verwijzing naar geluk. “Er is niets beters voor de mens dan te eten en te drinken, en zijn ziel een voorproefje van geluk te geven door te werken […]. Want “Wie zal eten en wie zal genieten buiten Mij?” (II, 24) Niets beters. Maar pas op, dit is geen absolute overtreffende trap! Het is relatief aan de menselijke toestand “onder de zon”. Het is ijdel, maar het is beter dan de rest. En als u niet het plezier neemt dat u ten deel valt, wie dan wel?
De andere dimensie waar zeker rekening mee gehouden moet worden: de relatie met de vrouw van wie je houdt… Proef het leven met de vrouw van wie je houdt…” (IX, 9). Het is goed, het is goed, het is zeker de moeite waard om te leven – maar vergeef mij, meteen de grens: “Proef het leven met de vrouw die je liefhebt alle dagen van je ijdele leven…”. Dit brengt dus geen ijdelheid naar buiten, het heeft geen zin, en het trekt de mens niet uit zichzelf. Het is binnen de ijdelheid, binnen die dagen van ijdelheid, dat u beter het geluk der liefde kunt genieten. En dat is goed in de ogen van God. Op voorwaarde dat u niet gelooft dat u er een absolute of eeuwigheid uit haalt![44]
Leer, dat God uw leven heeft goedgekeurd, wees voortaan, met een gerust hart, blij met materiële dingen, die op zichzelf maar ijdelheid zijn, zeker![45]

Het goede
Er is geen gerechtigheid. Er is geen beloning voor goed doen, voor rechtvaardig zijn. Alles is omgekeerd, of geperverteerd, of verward door de grote beweging der ijdelheid. “Alles is voor allen gelijk, er is een identiek lot voor de rechtvaardige en voor de goddeloze, voor de goede [en voor de slechte], voor de reine en voor de onreine, voor wie offert en voor wie niet offert. Zo is de goede, zo is de zondaar. Hij die zweert, is als iemand die de eed vreest. Het is een kwaad in alles wat onder de zon gedaan wordt, dat er voor allen een identiek lot is…” (IX, 2-3).
(…)
Hoop niet op erkenning, of op een betere reputatie, verwacht niet door anderen gewaardeerd te worden door goed en rechtvaardig te zijn. Het heeft geen zin.[46]
Als wij niet naar hem [Prediker] luisteren, in de eerste plaats, als wij niet vooral door deze strengheid doordrongen zijn, als wij deze radicaliteit weigeren, dan zijn wij veroordeeld om van de hele rest van de Openbaring een “schaapskooi” en een sprookje voor kinderen te maken. Want tenslotte, als wij geschandaliseerd zijn door deze verkondiging van de nutteloosheid van het goede, hoe kunnen wij dan de kruisiging aanvaarden en ontvangen? Wordt dit harde woord van Qohelet over “de rechtvaardigen die behandeld worden naar het werk van de goddelozen” – over “alle dingen zijn aan allen gelijk, goed en slecht” – niet in zijn volheid vervuld, in zijn hardheid, in de veroordeling van Jezus, die één en al goedheid, rechtvaardigheid en liefde was, en die “in het gelid van de goddelozen gesteld wordt” – en die gekruisigd wordt met rovers (of terroristen, afhankelijk van welke men verkiest!)?
Zeggen dat ik erken dat mijn leven aan ijdelheid onderhevig is, betekent uiteindelijk dat ik mijzelf niet in het middelpunt kan plaatsen, niet in het middelpunt van de wereld, niet in het middelpunt van mijn kring van relaties, niet in het middelpunt van de geschiedenis, niet in het middelpunt van de actie, niet in het middelpunt van de culturen… Laten wij leren het belang van deze verschuiving in te zien![48]


Jacques Ellul, La raison d’être, Méditation sur l’Ecclésiaste, Editons du Seuil, Paris, 1987

[1] Vertaald uit het Frans. Hier is het origineel: la-raison-detre-meditation-sur-lecclesiaste-par-jacques-ellul/

[45] Idem, p. 110

[46] Idem, p. 111

[47] Idem, p. 112

[48] Idem, p. 113

Dit bericht is geplaatst in Prediker. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *