Jacques Ellul, De reden van het zijn, Meditatie over Prediker[1]
Samenvatting
Deel 8
Menselijke reacties
Qohelet doorzeeft de absurditeiten van de mens, zijn valse wijsheid, zijn minuscule voorzichtigheid, en hij brengt zijn ironie ten volle tot uiting, waardoor hij degenen die dit lezen als goede woorden, goede raad in de stijl van La Fontaine, in de val lokt, zonder de enorme tegenstrijdigheid op te merken, de massieve bevestiging van de ijdelheid die de middelmatige, de lauwe, de voorzichtige, de kleine rekenaar de grond in jaagt (want, juist, hij stelt deze rekenaar elders op de proef. Wij weten dit: “Als je de hemel onderzoekt, als je kijkt waar de wind vandaan komt en waar de wolken lopen, zul je nooit iets doen!”[49].
Gelukkiger [de doden]… maar hoe kan hij zeggen dat zij gelukkig zijn, als juist de doden niets meer voelen, niets meer beleven? Nee, zeker, zij zijn niet gelukkig! Maar Qohelet zelf zegt: “Ik heb de doden geprezen”, “ik verklaar hen gelukkig”: (IV, 2) dit is het oordeel van Qohelet. Dit is het oordeel van Qohelet, meer niet. En hier, in deze radicaliteit, pleit Qohelet niet voor zelfmoord! Nee: er is een tijd om te leven – en wij zullen de bron daarvan zien. En het moet geleefd worden.
Maar Qohelet mist juist wat door Paulus zo sterk bevestigd zal worden: hoop. Hij is in de tijd van wachten. En hij zet de eerste stap. De enige stap die de mens kan zetten. De rest waarop hij wacht, zal op zijn tijd komen.[51]
Het is niet het leven dat ijdelheid is, het is mijn leven. Alles moet overgezet worden naar de eerste persoon. In plaats van de modieuze (en kinderachtige!) formule van “Ik is een ander”, zegt Qohelet ons: “Ik is ijdelheid”.
Wijsheid en filosofie
Soms wordt de Wijsheid boven alles geprezen, het is de enige waardige bezigheid van de mens. “Het goede is wijsheid zowel als erfdeel, en het baat hen die de zon zien” (VII, 11) (dus werk geeft geen baat, maar Wijsheid wel). Soms wordt de Wijsheid op haar beurt afgewezen, uit de wind geslagen. “Ik heb met mijn hart gesproken, zeggende: Zie, ik heb de wijsheid vermeerderd en gevorderd, meer dan iemand vóór mij te Jeruzalem, en mijn hart heeft wijsheid en kennis overvloedig gesmaakt. Ik heb mijn hart gezet om wijsheid te kennen en dwaasheid en dwaasheid te kennen – en ik heb geweten dat ook dit de wind zoeken is” (I, 16-17).[53]
Jacques Ellul, La raison d’être, Méditation sur l’Ecclésiaste, Editons du Seuil, Paris, 1987
[1] Vertaald uit het Frans. Hier is het origineel: la-raison-detre-meditation-sur-lecclesiaste-par-jacques-ellul/
[49] Idem, pp. 120-121
[50] Idem, p. 122
[51] Idem, p. 123
[52] Idem, p. 124
[53] Idem, p. 129