“De reden van het bestaan, meditatie over Prediker”
Jacques Ellul, De reden van het zijn, Meditatie over Prediker[1]
Samenvatting
Deel 5
Geld
Het belangrijkste is de fundamentele tegenstelling: geld maakt alles mogelijk – en geld is ijdelheid.[28] En hij [Salomo] merkt met grote voldoening op dat de wereld geen plaats is voor geld.
En hij [Salomo] merkt met voldoening op dat, dit alles volbracht hebbende, “mijn Wijsheid bij mij gebleven is”. En deze Wijsheid brengt hem dan abrupt tot de conclusie: “Alles is ijdelheid en het najagen van de wind. Dit alles was niets[29].
Maar waar is dat geld voor? Indirect vertelt Qohelet ons: weelde, luxe, overvloed – en dan de “clientèle” (V, 9-10)! Alleen, zegt de wijze, op dit ogenblik is er niet veel “inkomen” meer over (en de wedloop om het geld gaat door!), wat nogal amusant is! Vandaag zijn wij daar weer bij. Wij moeten steeds meer verdienen om steeds meer te kunnen consumeren. En op collectief niveau, wat nog erger is, moeten wij onze collectieve rijkdom tot in het oneindige verhogen om uit te geven aan wapens, uitrusting, wegen en vliegvelden. En uiteindelijk zitten wij in de schulden, wij weten niet hoe wij de veiligheidstekorten, en de wereldwijde schulden van talloze staten in de wereld, moeten goedmaken. Dit alles beantwoordt aan de “weelde” van onze tijd en heeft de plaats ingenomen van juwelen en paleizen, maar de kern van het probleem is niet veranderd. De vraag blijft: van geld houden. Jezus gaat in op de kwestie van de liefde voor het geld. “Waar uw schat is, daar zal uw hart zijn”. “Je kunt niet God en geld tegelijk liefhebben. Noch hen dienen.[30]
De maatschappij van weelde (en consumptie) is de maatschappij van het spektakel. En omgekeerd impliceert de spektakelmaatschappij, waarin wij leven, en die wij alleen maar begeren, de dorst naar en de liefde voor het geld.
(…)
U zult rijk sterven zoals u arm gestorven zou zijn. U zult geen winst hebben, geen voordeel, buiten de dood is geld niets. Laten we alleen opmerken dat dit misschien een kleinering is ten opzichte van de godsdiensten die de overledene omringden met voedsel, wapens en een wagen, en geloofden dat de overledene na de dood verderging… Welnee, zegt Qohelet.[31]
In Qohelet wordt geld niet als kwaad als zodanig gekwalificeerd. Het is niet het geld in zijn concrete werkelijkheid dat veroordeeld wordt. De teksten moeten met elkaar in overeenstemming gebracht worden: het kwaad is dat geld alles toelaat – en dat het niets is – dat is het kwaad.[32]
Werken
Wat als werk nu eens zin gaf aan het leven? Een moderne vraag. Hij concludeert dat dit uiteindelijk niet het geval is. Maar wanneer hij vraagt: “Welk profijt heeft de mens er van? Hij zegt niet dat werken geen resultaten oplevert. Integendeel, hij laat zien dat werk geld geeft, macht, en dat men wel gek moet zijn om niet te werken. Een materieel resultaat dus, zonder twijfel. Hij ontkent alleen dat het de moeite waard is om er zijn leven aan te wijden.
Werk om te helpen, voor de ander, voor de medewerker, de broeder, de zoon. Dit is minder absurd. De aanwezigheid van de ander is over het algemeen discreet in Qohelet, en dat moet hier des te meer benadrukt worden. In elk geval is het oordeel formeel: als zoiets niet bestaat, is er ook geen betekenis. Natuurlijk moeten wij ook nu weer niet afleiden dat de luie man gelijk heeft! Nee. Maar om de grens en de afwezigheid van waarde te erkennen. “Al het werk van een mens is voor zijn mond – en toch is de ziel niet vervuld” (VI, 7).[34]
Werken is een noodzaak. Het is noch een waarde, noch een deugd, noch een goed, noch een geneesmiddel, noch de uitdrukking van de mens, noch de openbaring… Dit is wat “de ziel is niet vervuld” betekent – de buik kan dat wel zijn. Maar het is een ernstige perversie wanneer een hele maatschappij beweert de ziel te vullen met werk! Dit kan alleen maar een grote leegte, een verschrikkelijke afwezigheid teweegbrengen, waarin alle andere hartstochten zullen verzwelgen. [35]
Jacques Ellul, La raison d’être, Méditation sur l’Ecclésiaste, Editons du Seuil, Paris, 1987
[1] Vertaald uit het Frans. Hier is het origineel: la-raison-detre-meditation-sur-lecclesiaste-par-jacques-ellul/
[28] Idem, p. 86
[29] Idem, p. 87
[30] Idem, p. 88
[31] Idem, p. 89
[32] Idem, p. 90
[33] Idem, p. 93
[34] Idem, p. 94
[35] Idem, p. 95