De introductie van de Noachidische geboden

R.A. Veen – The End of the Law? – p. 117-118

Werd dit beeld van het leven in de Geest buiten het imperatief van de wet aanvaard door de hele Kerk? Is er werkelijk geen plaats voor het imperatief of gebod in het Christelijk leven? Wij hebben gezien dat Paulus veel nadruk legde op de aanvaarding van zijn evangelie aan de heidenen door Jacobus en Johannes in het concilie van Jeruzalem. In de beschrijving van dat concilie in Handelingen 15 zijn er enkele details die twijfel doen rijzen over de vraag of Paulus wel verwijst naar die bijeenkomst met de kerk van Jeruzalem. Bovendien is de aanleiding voor de bijeenkomst in Handelingen de actie van de Judese broeders in Antiochië. Zij leerden dat besnijdenis en de wet van Mozes voorwaarden waren voor redding. Volgens Gal. 2:2a, ging Paulus op basis van een openbaring; in Handelingen 15 werden Paulus en Barnabas door de gemeente in Antiochië naar Jeruzalem gestuurd om deze zaak te bespreken. Maar of Paulus nu verwijst naar deze vergadering of niet, het is duidelijk dat de situatie in Antiochië in Jeruzalem anders werd behandeld dan door Paulus. Wanneer de zaak is geregeld door Jakobus, wordt een specifiek deel van de Joodse mondelinge wet (halachah) vereist van de niet-Joodse christenen:

19 Daarom oordeel ik, niet om hen die uit de naties zich tot God bekeren; 20 maar om hen te schrijven om zich te onthouden van afgoderij en ontucht, en van wat gewurgd is, en van bloed. 21 Want Mozes heeft van oudsher in elke stad degenen die hem prediken, in de synagogen gelezen op elke Sabbat.

Het gebod in vs. 20 was niet zo’n kleinigheid als het ons vandaag misschien lijkt. lijkt voor ons vandaag. Zich onthouden van de verontreiniging van afgoden betekende niet alleen onthouding van alle dingen die aan de afgod in de privacy van iemands huis werden aangeboden, of de weigering om deel te nemen aan afgodsfeesten die in het gewone burgerlijke leven worden geëist, maar het sloot zelfs deelname aan een huiselijke maaltijd met vrienden en familieleden uit, althans wat betreft het voedsel dat wordt gegeten, en misschien zelfs wat betreft de wijnplengoffers. Vlees dat op de markt werd verkocht, had vaak zijn oorsprong in de tempel. Als men vooraf moest vaststellen wat de oorsprong ervan was, moet het duidelijk zijn geweest dat vertrouwen op de Joodse kasjroetwetten een veel betere manier was om vlees te verkrijgen onder deze verordening, waardoor de christelijke gemeenschap in dit opzicht dichter bij de synagoge bleef. Dat dit een echt probleem was, is duidelijk bij Paulus. Dergelijke voorvallen worden ook in 1 Kor. 8. vermeld.

 

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie met de tags . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *