De Halacha van Paulus

Hieronder de conclusies van Peter Tomson over de manier waarop Paulus als jood – halachisch – is blijven denken. Het laat zien dat Paulus veel positiever stond tegenover de Torah en de manier van denken van de Rabbijnen dan vooral  sinds de Reformatie wordt aangenomen. In plaats van de voorvechter van het wetsvrije evangelie te zijn, is hij bezig om de joodse halacha alleen aan te passen voor de omgang tussen joodse en niet-joodse gelovigen, maar stelt hij halachische regels vast voor niet-joodse gelovigen, m.n. in de eerste brief aan Korinthe.


Laten we, om te beginnen, de halachische onderwerpen samenvatten die we bij Paulus kunnen onderscheiden in vergelijking met het oude Jodendom.

1. Relaties van Joden en niet-Joden.

Hier koos Paulus waarschijnlijk de kant van de mildere Farizeïsche mening. Tafelgemeenschap gevolgd door gezamenlijk uitgesproken zegeningen is met alle middelen mogelijk (Gal 2:11;Rom 15:8f; voor zegeningen vgl. 1Kor 10:30; Rom 14:6); Paulus rekent zich hier zelfs tot de “sterken” (Rom 15:1). Deze inschikkelijkheid was niet ongewoon onder joden in de oudheid.166 Volgens Handelingen was zij fundamenteel voor het begin van de zending van heidenen, hoewel Handelingen 10-11 de aanvankelijke aarzeling uitdrukt die ook in de traditie van Jezus voorkomt (Matt 10,5f; 15,24; Marcus 7,27 en parallel). De brieven van Paulus registreren echter een toenemende spanning op dit gebied.

2. Proselitisme en besnijdenis.

Dit punt houdt verband met het voorgaande. Paulus aanvaardt de besnijdenis als de handeling die de toegang tot het jodendom en de belofte om alle geboden te houden symboliseert (Gal 5:3), maar hij weigert het als verplicht te beschouwen voor niet-Joodse christenen (Gal 6:12). De opvatting dat gelovige heidenen hoe dan ook hun aandeel in de verlossing hebben (Gal 3:29) wordt (mutatis mutandis) ook toegeschreven aan de eerste-eeuwse Hillelitische wijsgeer, R. Yoshua, in tegenstelling tot zijn Sjammaitische collega, R. Eliezer (t. Sanh). Eliezer (t. Sanh. 13:2).

3. Liturgie en Gebed.

In de hoofdstukken “tradities” (παραδόσεις,11:2-34) en “geestelijke gaven” (πνευματικά, 12:1-14:40) bevat 1 Korinthe verschillende onderwerpen die te maken hebben met liturgie en gebed.

4. Consumptie van afgodsoffers.

Hoewel Paulus blijkbaar geen dieetvoorschriften kent voor niet-Joodse christenen (als het probleem van het verband met Handelingen 15:20 en parallellen), erkent hij wel het probleem van afgodenoffers. Zijn oplossing is om alles af te laten hangen van het “bewustzijn” (συνείδησις) van de betrokkenen: zolang niemand in de buurt de behoefte voelt om het voedsel ἱερόθυτον(1 Kor 10:28) te verklaren, is er geen remming om te eten, maar zodra “het bewustzijn van de ander” (συνείδησιν δὲ λέγω. . .τὴν τοῦ ἑτέρου)zich ermee bemoeit, is het verboden. Nogmaals, dit is formeel analoog aan de positie die aan R. Yose wordt toegeschreven in zijn verzet tegen R. Eliezer’s Sjammaite, “de ongespecificeerde סתם מחשבתו של נוכרי לעבודה זרה , “opinie of bewustzijn van een niet-Jood is gericht op buitenlandse cultus” (m. Ḥul.2 :7).Paulus veroordeelt echter wel daadwerkelijke “afgoderij” bij heidenen (1 Kor 10:7, 14, 20).

5. Seksuele relaties.

Zowel in 1 Korintiërs (5:1; 7:2 e.v.) als in 1 Tessalonicenzen (4:4) worden regels gegeven of geïmpliceerd. Zij houden duidelijk verband met de Joodse basiswaarden.

6. Echtscheiding.

Hier staat Paulus’ mening haaks op die van de Hillelieten, want hij volgt uitdrukkelijk de traditie van Jezus die, nog strenger dan de Sjammaieten, echtscheiding verbiedt (1Kor 7:10 e.v.).

Peter Tomson

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *