De betekenis van de “vier Noachidische geboden” in Handelingen 15 voor de Christelijke kerk – de leer van Toby Janicki

In zijn boek over Galaten, betoogt D. Thomas Lancaster dat de apostelen niet de Torah “teken-geboden” en onderscheidende identiteitskenmerken aan de nietJoodse gelovigen oplegden. Dit zijn geboden die specifiek aan Israël gegeven zijn als onderscheidend merkteken, zoals Shabbat, tzitzit (kwastjes), en de besnijdenis, waarvan het laatste het meest nadrukkelijk in de brieven van Paulus vermeld wordt. Terwijl het heidenen niet verboden is om aan deze geboden van de joodse identiteit deel te nemen, zijn ze niet gebonden ze te houden zoals joden dat zijn. Tegelijkertijd nemen gelovigen soms aan dat de Torah van HaShem alleen voor Joden geldt en helemaal niet voor niet-Joodse discipelen. Niets is verder van de waarheid. Ondanks het feit dat de apostelen de nietJoden “bevrijdden” van deze teken-geboden, zijn ze gebonden aan het grootste deel van de overige mitswot (regels) van de Tora. Benadrukt moet worden dat de heidenen in de Messias een status in het volk van God hebben en een Torah verantwoordelijkheid die ver uitstijgt boven die van de God-vrezenden bij de synagoge van toen en van de hedendaagse Noachiden (zoon van Noach). Door middel van Yeshua, zijn gelovige heidenen geënt in het volk van God en worden lid van het burgerschap Israëls. Hoewel het lidmaatschap zijn voorrechten heeft, heeft het ook zijn verplichtingen.

Handelingen 15: De Vier Verboden

Het beste zou zijn om een discussie te starten over de verplichting van een gelovige uit de heidenen tot de Torah, juist waarmee de apostelen ze startten, met de uitspraak van het Concilie van Jeruzalem. Na veel discussie, verklaarden de apostelen dat de niet-Joodse discipelen niet aan het volledige juk van de Thora zouden moeten worden gebonden, maar in plaats daarvan ten minste vier essentiële verboden zouden moeten nakomen. Daarom is mijn oordeel dat we die van de heidenen die zich naar God keren niet te moeilijk moeten maken, maar hen moeten schrijven om zich te onthouden van de dingen die door afgoden zijn bezoedeld en van seksuele zedeloosheid, en van wat gewurgd werd, en van bloed. Want sinds eeuwenoude generaties heeft Mozes in elke stad hen die hem verkondigen, want hij wordt elke sabbat in de synagogen gelezen. (Handelingen 15:19-21) Ze kregen de opdracht zich te onthouden van: dingen die door afgoden verontreinigd zijn, seksuele zedeloosheid, van wat gewurgd werd, en van bloed.

Op het eerste gezicht lijkt het erop dat de heidenen met zeer weinig geboden te maken hebben, maar bij nader onderzoek wordt elk van deze vier verboden, in zekere zin, een overkoepelende categorie die veel subcategorie geboden bevat. Dit kan een van de redenen zijn waarom de apostel Jacobus de zinsnede erbij voegt over Mozes die elke sabbat in de synagoge wordt gelezen. De nieuwe gelovige uit de heidenen zou naar de plaatselijke synagoge moeten gaan om te leren hoe elk van deze vier verboden in het dagelijks leven praktisch uitpakken. Laten we eens nader naar deze vier essentiële verboden kijken.

1. Dingen door Afgoden Verontreinigd

Hoewel er in de Torah geen expliciete mitswa (regel) van zich te onthouden van aan afgoden geofferd voedsel is, is deze regel door rabbijnen van Deut. 7:26 afgeleid: En gij zult een gruwelijke ding niet in uw huis brengen en aan de vernietiging prijsgegeven worden zoals dat ding. U zult het volkomen verfoeien en verafschuwen, want het is gewijd aan vernietiging. De Torah schrijft voor dat de Israëliet geen enkel voordeel mocht betrekken van afgoden, voorwerpen van avoda zara (“vreemde aanbidding”), of van alles wat aan een afgod werd aangeboden. Dit vindt zijn toepassing vooral op levensmiddelen die in de heidense wereld vaak aan afgoden werden geofferd, en dus werd dit een belangrijke kwestie in de tijd van de apostelen. In een andere relevante passage, verbiedt de Thora joden “te hoereren achter hun goden,” “te offeren aan hun goden,” of “van zijn offer te eten,” dat is aan afgoden geofferd voedsel (bij een afgodsmaaltijd).2 De apostelen breidden dit verbod uit tot gelovigen uit de heidenen. Het verbod is dus ook voor hen bindend. (vgl. 1 Kor. 8:4-10) Het eten van door de afgoden besmet voedsel is zo’n belangrijk verbod dat het in het boek Openbaring weer ter sprake komt.

Er wordt ook tegenin gesproken in de literatuur uit de begintijd van de kerk zoals de Didache en Justin Martyr’s Dialoog met Trypho de Jood, en door niet minder invloedrijke figuren uit de vroege kerk zoals Clemens van Alexandrië, Irenaeus, Tertullianus, en de vijfdereeuwse kerkvader Augustinus. Terwijl Handelingen 15 alleen over aan afgoden geofferd voedsel gaat, hadden de apostelen daarbij zeker ook alle vormen van afgoderij in gedachten. Het is in deze geest dat Paulus het bevel “ontvlucht de afgoderij” geeft (1 Korintiërs 10:14). De Apostolische Geschriften vermanen de nieuwe niet-Joodse gelovigen vaak zich van avoda zara te onthouden en herinneren hen eraan dat afgoderij een deel van hun pre-Messias leven is – iets om achter te laten.

De Nieuw-Testament geleerde Paul Barnett schrijft:

Paulus’ oproep om zich af te keren van de afgoden was van fundamenteel belang voor zijn verkondiging van het evangelie. Terugkeren tot afgoderij, of er niet van kunnen loskomen, zou een nutteloos ontvangen van de genade van God zijn.

Paulus en de apostelen steunden op het typische bevel in de Tien Geboden dat afgoderij verbiedt. Nadat HaShem zichzelf identificeert als degene die Israël uit Egypte bracht, maakt hij duidelijk dat hem volgen de afwijzing van alle andere goden betekent: Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Gij zult voor jezelf geen gesneden beeld maken, noch enige gelijkenis van iets dat boven in de hemel, of dat beneden op de aarde, of dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult daarvoor niet buigen (d.w.z. kracht aan toekennen), noch gaan dienen . (Ex. 20:3-5) Zowel de aanbidding als het maken van gesneden beelden is verboden. Het lijkt erop dat de eerste gemeente van Messias met het Jodendom een strikte afkeer van drie-dimensionale beelden deelde, ook als die beelden niet voor de eredienst bestemd waren. Origenes schrijft dat dergelijke kunst “de aandacht van de dwaze mensen aantrekt.”7 In feite “geven noch literaire, noch archeologische bronnen tot in de tweede eeuw enig bewijs van christelijke kunst.”

Maar ook dit tweede van de tien geboden is eigenlijk gewoon een andere titel voor tal van andere mitswot in de Torah die zowel de deelname aan avoda zara verbieden als het imiteren van een van de praktijken van heidense religies. Gij zult niet doen zoals ze in het land Egypte doen, waar je woonde, en gij zult niet doen zoals ze in het land Kanaän doen, waar Ik u naartoe breng. Gij zult niet in hun inzettingen wandelen. (Leviticus 18:3) Meer dan vijfenveertig van de 613 geboden in de Torah gaan alleen over het verbieden van avoda zara en wat gedaan moet worden met degenen die avoda zara praktiseren. Het spreekt dan ook vanzelf dat de apostelen al deze geboden zouden hebben beschouwd als volledig bindend voor de heidense bekeerlingen die in de gemeenschap komen. Zij beschouwden het als absoluut noodzakelijk dat de nieuwe gelovigen volledig braken met hun afgodisch verleden en zich aan de Godvan Israël verbonden. Vandaar dat alle Torah geboden ten aanzien van afgoderij voor niet-Joodse discipelen bindend zijn.

2. Seksuele Zedeloosheid

Vervolgens is het bevel om zich te onthouden van seksuele zedeloosheid (gillui arayot). Nogmaals, dit is geen doel op zich maar een algemeen bevel. We vinden de details in de Torah in de meer dan vijfentwintig geboden die handelen over de juiste seksuele relaties. Dit verbod uit Handelingen 15 is waarschijnlijk gebaseerd op Leviticus 18 en 20, waar een overvloed aan geboden over seksuele relaties wordt gegeven. Hier volgt een greep:

  • En gij zult een vrouw niet als een bijvrouw naast haar zuster nemen, haar schaamte blootleggen terwijl haar zus nog leeft.
  • Gij zult niet tot een vrouw naderen om haar schaamte te ontbloten, terwijl ze in haar menstruele onreinheid verkeert. En gij zult niet seksueel bij de vrouw van je buurman liggen en zo jezelf onrein maken met haar.
  • Gij zult niet bij een man liggen zoals bij een vrouw, het is een gruwel.
  • En gij zult geen gemeenschap met een dier hebben en zo jezelf ermee onrein maken, noch mag een vrouw zichzelf niet aan een dier geven om erbij te liggen: het is perversie. (Leviticus 18:18-23)

Als de heidenen bevolen werden zich te onthouden van seksuele praktijken die immoreel zijn, zou het ook logisch zijn dat ze moesten leren welke praktijken verboden zijn. Volgens deze twee hoofdstukken van Leviticus, betreffen onjuiste relaties: bestialiteit, homoseksualiteit en incest. Terwijl de meeste conservatieve christenen en Messiaanse gelovigen vandaag aannemen dat die verboden universeel zijn, is een seksueel verbod dat vaak over het hoofd wordt gezien, dat over betrekkingen met een vrouw tijdens haar maandelijkse cyclus. In het Hebreeuws wordt deze periode niddah genoemd, dat “onzuiverheid” betekent, wat de rabbijnen hebben geïnterpreteerd “scheiding” in te houden.

Leviticus 15 geeft meer details over dit bevel met inbegrip van de duur van deze periode van scheiding. Bovendien, op basis van Leviticus 18:6 waar staat: “Niemand van jullie zal een van zijn naaste familieleden benaderen om diens schaamte te ontbloten,” legt het Jodendom bepaalde voorzorgsmaatregelen op die zelfs hints of verschijnsels van seksuele immoraliteit voorkomen. Het Hebreeuwse woord voor “naaktheid” is ervah en heeft eigenlijk een veel ruimere bijbetekenis van onbescheiden gedrag in het algemeen. De wijzen redeneren: Als men zo voorzichtig moet zijn met iemands “bloedverwant” (d.w.z. iemands familie), hoeveel te meer dus met niet-verwanten. Praktijken zoals shomer negi’ah (“aanraking bewaken”) dat zelfs toevallige fysieke aanraking beperkt tussen een man en een vrouw die niet gehuwd noch verwant zijn, yichud (“afzondering”) waarbij een ongetrouwde man en vrouw ervoor zorgen niet alleen op een afgelegen plek te zijn, en tzeni’ut (“bescheidenheid”) dat mannen en vrouwen gebied zich onopvallend te kleden en te gedragen, helpen allemaal beschermen tegen zelfs de schijn van kwaad (1 Thessalonicenzen 5:22)10 – om niet eens te spreken van het Torah gebod dat travestie verbiedt (Deuteronomium 22:5).

Al deze zaken vallen onder de categorie van seksuele reinheid. Daarin zou ook het bevel van het huwelijk d.m.v. een goede ceremonie begrepen zijn, wat de wijzen afleiden uit het vers “Wanneer een man een vrouw neemt en met haar trouwt ” (Deuteronomium 24:1). Dit omvat zowel de verlovingsperiode (kiddushin) als het huwelijk (nissu’in). De verbodsbepalingen van ongepaste seksuele relaties heeft alleen zin als de instelling van het huwelijk bestaat d.m.v. een goede Torah verordende ceremonie. Paulus maakt in zijn diverse brieven aan niet-Joodse gemeenten verscheidene verwijzingen naar de instelling van het huwelijk.

Daar bovenop komt het Torah verbod op overspel, en het Torah verbod op losbandigheid, prostitutie en seksuele relaties buiten het huwelijk. Seks buiten het huwelijk, prostitutie en losbandigheid vallen allen onder het ene Hebreeuwse woord zanah, gewoonlijk vertaald als “ontucht” of “hoererij.” Het Thora gebruik van het woord is niet beperkt tot betaalde seks. Het omvat alle seksuele contact buiten het huwelijk. Al met al, in plaats van één eenvoudig bevel, zich onthouden van ontucht, is het een overkoepelende mitswa dat tientallen nadere geboden van de Torah omvat. De Torah geboden die seksuele immoraliteit verbieden, zijn bindend voor gelovigen uit de heidenen.

3. Dingen Gewurgd en Bloed

Laten we ons onderzoek vervolgen van de vier essentiële verboden uit Handelingen 15. Hoewel we er nog twee over hebben, behandelen beide hetzelfde probleem doch andere aspecten ervan. Het eerste is zich onthouden “van het verstikte [pniktos].” De meerderheid van de Bijbelgeleerden zien in dit taalgebruik een verbod tegen vlees eten dat niet ritueel geslacht is volgens de Joodse normen. Hier zijn een paar voorbeelden: “Gewurgd vlees” verwijst naar dieren die zo zijn geslacht dat het bloed erin gebleven is. Bloed werd voor Joden als heilig beschouwd, en al het vlees moest van bloed worden ontdaan voor dat men het at.13 “Wat gewurgd werd,” d.w.z.., vlees van dieren dat niet goed of niet ritueel geslacht is, zonder dat het bloed eruit weggestroomd is (Leviticus 17:15 vgl. 7:24;. Exodus 22:31).

“Gewurgd vlees,” d.w.z., vlees van dieren die niet met uitstorten van bloed geslacht zijn, in overeenstemming met de Bijbelse en joodse praktijk.” Vlees dat “gewurgd” is, verwijst naar vlees dat niet correct geslacht is, d.w.z. niet volgens de traditionele methode van de Joodse slacht (shechitah). Sommige vertalers zijn misleid door het negatieve verbod, maar dit is gewoon het “negatieve logische gevolg” bij het positieve gebod in Leviticus 17:13 van ” het bloed laten uitlopen.”16 We zien hier in de Misjna een voorbeeld van het gebruik van “verstikte”, waar de niet correcte slacht met een bot instrument iemand die “wurgt” heet (m.Chullin 1:2).17

Gewurgd wordt ook op deze manier in de geschriften van Philo en het apocriefe werk Jozef en Aseneth gebruikt.18 Wanneer men het in het joodse kader – waarbinnen het bevel werd gegeven – interpreteert, dan houdt “het gewurgde” rechtstreeks verband met het verbod op “het bloed.” Het verbod van “bloed” kwam onder dezelfde voorwaarde, en verwijst naar de consumptie van dierenbloed, onder eender welke vorm. Deze drie eisen [onthouding van voedsel geofferd aan afgoden, verstikte, en bloed] waren dus alle ritueel, het omgaan met zaken van rein en onrein voedsel.19 Het vierde verbod van bloed is verbonden met het verbod van wurging. Bij niet correct slachten blijft het bloed in het vlees.

De Joodse methode van ritueel slachten (shechitah) is zeer oud; ze is afgeleid van de offerprocedure bij het heilig priesterschap en ontworpen om zoveel bloed als mogelijk te verwijderen. Het gaat, naast andere regelgevingen, om het precies doorsnijden van de keel. De wijzen drukken erop dat het helemaal terug gaat tot de berg Sinaï. Ze vinden daarop een toespeling in Deuteronomium 12:21 (NASB): “Je mag slachten … zoals Ik u geboden heb.” Voor de wijzen betekende dit dat God Mozes en de kinderen Israëls de juiste manier van vlees slachten toonde zoals in de zinsnede “zoals Ik u geboden heb” opsloten ligt. Hoewel de exacte methode van slachten niet in de tekst is opgenomen, werd die mondeling doorgegeven. De Hebreeuwse geleerde Jeffery Tigay ziet verder taalkundige ondersteuning voor de traditionele stellingname: Deze clausule houdt een voorgeschreven methode van slachten in. Het gebruik van het werkwoord zavach in de tekst, dat naar offerslachten verwijst, geeft aan dat seculiere slacht volgens de methode van het offerslachten moet worden uitgevoerd, namelijk de keel van het dier splijtend oversnijden.20 Omdat het Hebreeuwse woord zavach op andere plaatsen met betrekking tot de wijze van slachten van offerdieren in technische zin wordt gebruikt, impliceert dit dat dezelfde procedure voor het niet-tempelslachten moet worden gebruikt.

De kerkgeschiedenisgeleerde Oskar Skarsaune ontdekt bewijsmateriaal in de vroege kerkliteratuur van nietJoodse gelovigen in Frankrijk die nog steeds koosjer geslacht vlees kochten, zelfs nadat de kerk de banden met het Jodendom begonnen was te verbreken:
Er is een interessante hint in het verhaal zelf. Onder marteling zei een meisje, genaamd Biblias, in een plotselinge uitbarsting van verontwaardiging: “Hoe kunnen die kinderen eten, voor wie het verboden is om zelfs het bloed van brute beesten te eten?” Hieruit blijkt duidelijk dat de gemeenschap van Lyon [Frankrijk] nog steeds het apostolische decreet van Handelingen 15 over koosjer vlees naleefden. Zoals Frend treffend opmerkt, “De vraag rijst, waar haalden de Christenen hun vlees vandaan? Van een koosjere markt, georganiseerd voor de joden en christenen in de stad, is het enige mogelijke antwoord.”
Daarom waren er tot aan het einde van de tweede eeuw nog niet-Joodse christenen, die het strikte verbod op het consumeren van bloed naleefden en alleen koosjer geslacht vlees aten.
Maar, net als bij de verbodsbepalingen voor voedsel aan afgoden geofferd en seksuele immoraliteit, kan het zijn dat de apostelen het verbod uitdrukkelijk bedoelden. Het kan meer van de voedingsgeboden van de Torah omvatten. Eén ding is zeker; het zou de niet-Joodse discipelen gedwongen hebben om alleen koosjer geslacht vlees te kopen. Als ze vlees alleen van joodse slachters kochten, zouden ze vanzelfsprekend niet kosjere zoogdieren vermijden zoals varkens en kameel.22 In een oud joods-christelijke document de Didache genaamd, is er bewijs van stemmen uit de apostolische tijd die niet-Joden tot een meer koosjer dieet aanspoorden. Geschreven tegen het eind van de eerste, begin van de tweede eeuw, beweert het instructies van de twaalf apostelen voor de volken te bevatten. We vinden een aantal instructies met betrekking tot koosjer voedsel (kasjroet):
Als je het hele juk van de Heer kunt dragen, zult u volmaakt zijn; maar als je het niet kunt, doe dan wat je kunt. Met betrekking tot het voedsel, draag wat je kunt, maar hou je zorgvuldig weg van voedsel aan afgoden geofferd, want het is een eredienst voor de goden uit het rijk van de doden. (Didache 6:2-3)
“Juk van de Heer” verwijst hier naar de Torah. De Didache roept niet-Joden op “om hun best te doen om koosjer voedsel te eten – op zijn minst vermijden van vlees te eten dat aan de afgoden was aangeboden.”23 Koosjer eten werd als het ideale gezien, maar er werd ruimte gegeven aan degenen die niet in staat zouden zijn om dit juk te dragen. In ieder geval, zijn niet Joodse discipelen op z’n minst verplicht om de Torah verboden over het consumeren van bloed en vlees van dieren die niet correct geslacht zijn, na te komen.
De kerkgeschiedenisgeleerde Oskar Skarsaune ontdekt bewijsmateriaal in de vroege kerkliteratuur van nietJoodse gelovigen in Frankrijk die nog steeds koosjer geslacht vlees kochten, zelfs nadat de kerk de banden met het Jodendom begonnen was te verbreken:
Er is een interessante hint in het verhaal zelf. Onder marteling zei een meisje, genaamd Biblias, in een plotselinge uitbarsting van verontwaardiging: “Hoe kunnen die kinderen eten, voor wie het verboden is om zelfs het bloed van brute beesten te eten?” Hieruit blijkt duidelijk dat de gemeenschap van Lyon [Frankrijk] nog steeds het apostolische decreet van Handelingen 15 over koosjer vlees naleefden. Zoals Frend treffend opmerkt, “De vraag rijst, waar haalden de Christenen hun vlees vandaan? Van een koosjere markt, georganiseerd voor de joden en christenen in de stad, is het enige mogelijke antwoord.”21
Daarom waren er tot aan het einde van de tweede eeuw nog niet-Joodse christenen, die het strikte verbod op het consumeren van bloed naleefden en alleen koosjer geslacht vlees aten.
Maar, net als bij de verbodsbepalingen voor voedsel aan afgoden geofferd en seksuele immoraliteit, kan het zijn dat de apostelen het verbod uitdrukkelijk bedoelden. Het kan meer van de voedingsgeboden van de Torah omvatten. Eén ding is zeker; het zou de niet-Joodse discipelen gedwongen hebben om alleen koosjer geslacht vlees te kopen. Als ze vlees alleen van joodse slachters kochten, zouden ze vanzelfsprekend niet kosjere zoogdieren vermijden zoals varkens en kameel.22 In een oud joods-christelijke document de Didache genaamd, is er bewijs van stemmen uit de apostolische tijd die niet-Joden tot een meer koosjer dieet aanspoorden. Geschreven tegen het eind van de eerste, begin van de tweede eeuw, beweert het instructies van de twaalf apostelen voor de volken te bevatten. We vinden een aantal instructies met betrekking tot koosjer voedsel (kasjroet):
Als je het hele juk van de Heer kunt dragen, zult u volmaakt zijn; maar als je het niet kunt, doe dan wat je kunt. Met betrekking tot het voedsel, draag wat je kunt, maar hou je zorgvuldig weg van voedsel aan afgoden geofferd, want het is een eredienst voor de goden uit het rijk van de doden. (Didache 6:2-3)
“Juk van de Heer” verwijst hier naar de Torah. De Didache roept niet-Joden op “om hun best te doen om koosjer voedsel te eten – op zijn minst vermijden van vlees te eten dat aan de afgoden was aangeboden.”23 Koosjer eten werd als het ideale gezien, maar er werd ruimte gegeven aan degenen die niet in staat zouden zijn om dit juk te dragen. In ieder geval, zijn niet Joodse discipelen op z’n minst verplicht om de Torah verboden over het consumeren van bloed en vlees van dieren die niet correct geslacht zijn, na te komen.
4. Moord? Diefstal? Begeren?
Sommige gelovigen gaan ervan uit dat de vier essentiële verbodsbepalingen van Handelingen 15 de enige geboden zijn die aan niet-Joodse gelovigen opgelegd werden. Hoe zit het met de voor de hand liggende geboden, zoals het verbod van moord en diefstal? Zijn niet-Joden hiervan vrijgesteld? Zeker niet. Paulus spreekt over een paar van deze geboden tot de niet-Joodse gelovigen in Rome:
Want de geboden: “Gij zult niet echtbreken, gij zult niet moorden, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren”, en alle andere geboden worden samengevat in dit woord: “Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” De liefde doet geen kwaad aan een naaste; daarom is de liefde de vervulling der wet. (Romeinen 13:9-10)
De apostelen hadden in hun lijst van verplichtingen voor de niet-Joden niet opgenomen wat Lancaster de “Duh … voor de hand liggende” geboden noemt.24 Paulus verwijst naar de dingen in de Thora die vanzelfsprekend zijn:
Nu, de werken van het vlees zijn duidelijk: ontucht, zedeloosheid, sensualiteit, afgoderij, toverij, vijandschap, twist, afgunst, uitbarstingen van woede, rivaliteit, tweedracht, verdeeldheid, afgunst, dronkenschap, brasserijen, en dingen als deze. (Galaten 5:19-21)
De wijzen van Israël hadden een soortgelijke aanpak:
De Torah stelt in Leviticus 18:4: “Gij zult mijn oordelen uitvoeren.” Dit verwijst naar zaken die, zelfs als ze niet in de Torah waren neergeschreven, het gezond verstand zou dicteren dat zij uitgeschreven moeten worden. Het zijn afgoderij, overspel, moord, diefstal en godslastering. “(B.Yoma 67b)
Zoals met de vier essentiële van Handelingen 15, moeten elk van deze bevelen onverbiddelijk worden begrepen. Ze werken door in volgende geboden. Zo omvat het verbod op moord het niet accepteren van een losprijs voor een moordenaar (Num. 35:31), niet staan toekijken terwijl iemands leven in gevaar is (Lev. 19:16, zie bv. Naardense vertaling), en de mitswot rond de vrijsteden (bijv. Num. 35:25). Het verbod van diefstal houdt ook in van verloren dingen terug aan hun eigenaar te geven (Exo. 23:4), goed omgaan met schulden (Lev. 19:13), en geen ongelijke maten en gewichten in bezit hebben (Deut. 25:13).
Paulus vernoemt de mitswa van kibbud av ve’em (“eer vader en moeder”) in zijn brief aan de Efeziërs:
Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. “Eer uw vader en moeder” (dit is het eerste gebod met een belofte), “opdat het goed met u moge gaan en opdat u lang in het land moge leven.” (Ef. 6:1-3)
De vermelding van deze mitswa is belangrijk, omdat veel autoriteiten in de rabbijnse wereld op vlak van gedragscode (halacha) deze mitswa niet als opdracht voor niet-Joden zien. Paulus en de apostelen zagen het als bindend voor niet-Joodse gelovigen. Petrus gaat er verder op in door zijn lezers te vermanen de gezagsdragers te eren (1 Petr. 2:17), wat met de rabbijnse interpretatie van Lev. 19:32 overeenkomt: “Eer het gezicht van een oude man.”
Uit de Apostolische Schriften kunnen we verder vaststellen dat de apostelen niet-Joden verantwoordelijk hielden m.b.t. de negatieve geboden tegen roddels (leshon hara),28 en godslastering (chillul HaShem),29 en in de positieve geboden van liefdadigheid (tzedakah),30 Torah studie (talmud Torah), het zich aan God vastklampen (devekut),32 en gastvrijheid (hachnasat orchim).33 We vinden zelfs toespelingen op een aantal van de gezond verstand geboden in Paulus’ zinnebeeldig gebruik van de mitswot. Bijvoorbeeld:
Dat de ouderlingen, die goed regeren, dubbele eer waardig geacht worden, vooral degenen die in prediking en onderwijs actief zijn. Want de Schrift zegt: “Gij zult een os niet muilkorven wanneer die het graan dorst,” en, “De arbeider is zijn loon waard.” (1 Timotheüs 5:17-18)
Hier citeert Paulus de mitswa van Deuteronomium 25:4 over het niet muilkorven van een os. Hoewel hij het in de vorm van beeldspraak gebruikt, kan de beeldspraaktoepassing alleen in praktijk worden gebracht als de gelovigen van Timotheüs’ gemeenschap het gebod ook in de letterlijke zin als bindend houden. Het verbod zelf past in het bredere verbod op dierenmishandeling (tza’ar ba’alei chayim), wat andere verboden inhoud, zoals een veld niet met twee verschillende soorten dieren ploegen (Deuteronomium 22:10) en de moeder vogel wegjagen vooraleer haar eieren te nemen (Deuteronomium 22:6-7).
Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Chr. Ethiek, Jodendom. Bookmark de permalink.

Eén reactie op De betekenis van de “vier Noachidische geboden” in Handelingen 15 voor de Christelijke kerk – de leer van Toby Janicki

  1. G schreef:

    Beste Robbert
    Ben blij met de uitleg van dwaalleraren. Ik schrok ervan. Tom de Wal ik was partner van zijn voormalige zijn studiebijbelschool charisbible en ook daarna van frontrunners. Andrew Wommack was ook mijn favoriet. Joyce Meyer ook. Tjee, ga nu alle boeken opruimen. Ik voel het nu ook dat ik nerveus wordt van alles, wat een stappenplannen allemaal, dat was ook zo bij de new age. Ik ben een bijbelse baby christen, pas 4 jaar. Met nog veel wonden van R.K en New Age, en weer hierin getuimeld. Ben blij met jouw commentaar, bijbel uitleg en Chris Verhagen apologeet, Justin Peeters. Ik ben jullie heel erg dankbaar. Ga ook zoeken naar de lineaire grieks Nederlands N.T. en de Hebreeuws nederlands O.T. Vind het best jammer, want denk dat zij echt mensen willen helpen en echt overtuigt zijn dat ze goed bezig zijn. Dat was ik ook in New Age dacht ik echt dat ik met de echte God, Jezus en H.G bezig was. Nu zie ik echt hoe gevaarlijk bezig ik ben, ik ben er echt in vastgeraakt toen en nu weer, in de W.O.Faith, precies als new age, op bepaald moment slokt het je op met echte zuigkracht als je boek openslaat. Boh, beter leren onderscheiden is zooo van LEVENSBELANG. Dus dank. Blijf liever even anoniem, maar geef het wel door aan mijn gemeente. Die Tom ook als gastspreker hebben gehad. Ja, voor jongeren is het heel aantrekkelijk. Hopelijk leren ze ondanks, toch de echte Jezus kennen. Zal ze steeds in gebed betrekken, omdat ik weet wat het is, denkend goed bezig te zijn en je bent het niet. Dank voor alles R.Veen, dankjewel ( David Maasbach? Derek Prince? Charles Stanley? Jan Pool!!!!Dick Pieterman? Dick Steenis? Jan Zijlstra?Henk van Zon? Ik ga opruimen!!!! Alle goeds en Gods zegen over al je doet (voor ons, (baby) christenen!!!!!!fijn weekend

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *