Een tijd geleden werd er een reactie op mijn YouTube pagina gezet, onder een kritische video over Tom de Wal. Iemand zei daar dat ik moest oppassen dat ik me verzette tegen een gezalfde van de Heer. (Ja echt!)
Een interessante gedachte. Tom de Wal als de gezalfde, en ik als de ongezalfde die zich niet moet verzetten tegen de autoriteit die hij wel heeft ontvangen en ik niet. Natuurlijk maakt hij ook wel eens een foutje – wie niet, zegt deze mevrouw – maar mijn massieve kritiek op hem is ongepast want hij is de beste Bijbelleraar die zij kent en hij is een gezalfde. Immers aan de vruchten kent men de boom, en hij heeft werkelijk zoveel vrucht gehad, daar kan toch eigenlijk niemand aan tippen.
Deze mevrouw weet blijkbaar niet dat de apostel Johannes al met een dergelijke claim te maken heeft gehad. Hij noemt de valse leraren onverbloemd antichristen. Zij hebben de gemeente verlaten en waren eigenlijk niet van ons, zegt hij. Het moest openbaar worden dat zij geen van allen waarachtig tot de gemeente behoorden. En dan komt het zinnetje waar het om draait: “en u hebt de zalving vanwege de Heilige en u weet alles” (1 Johannes 2:20). Dat betekent waarschijnlijk twee dingen: (1) u weet dat de velen die ons hebben verlaten een dwaalleer aanhangen, want u weet dat soort dingen zelf. En (2) deze leraren claimen over een bijzondere kennis en gezag te beschikken, maar u hebt zelf een zalving van de Heilige ontvangen. Dat is niet van de Heilige Geest, maar van de Heilige, d.w.z. de Heer Jezus. Niemand kan dus leergezag over ons uitoefenen, zeker niet wanneer dat in strijd komt met de overgeleverde leer van de apostelen.
Nog uitgebreider komt dan in vers 27 nogmaals de zalving aan de orde. Het is een zalving die wij van Hem ontvangen hebben en die blijft in ons. Het wordt dus niet doorgegeven door een andere “gezalfde”, het is geen “apostolische successie.” Het is niet noodzakelijk dat wij onderwezen worden (of “aangesteld”) door iemand die het gezag claimt, want deze zalving onderwijst ons in alle dingen, en deze zalving is waar en geen leugen. Het is blijkbaar de zalving die wij hebben ontvangen toen wij het evangelie hebben gekregen en hebben aangenomen uit Gods hand zelf. Als wij ons vasthouden aan wat wij van de Heere zelf hebben geleerd, blijven wij in Hem. En dat laatste is voor Johannes van het grootste belang, want het zijn deze dwaalleeraren die met hun opvattingen de waardigheid van de Here Jezus aantasten.
Wat betekent dan in het Nieuwe Testament de zalving? In de eerste plaats natuurlijk is de Heer Zelf de Gezalfde, de Christus. Messias komt van het Hebreeuwse werkwoord masjach, wat zalven, overgieten betekent, en Christus komt van het Griekse werkwoord, chriaoo, met dezelfde betekenis. De grootste dwaalleer is juist deze, dat men ontkent dat Jezus waarachtig de Gezalfde is. Zoals we lezen in 1 Johannes 2:22, “wie is de leugenaar dan hij die loochent dat Jezus de Christus (de Gezalfde) is.” Er is eigenlijk in de volle betekenis van het woord maar één enkele Gezalfde in het Nieuwe Testament, en dat is Jezus Christus. Zij loochenen echter dat Jezus de Gezalfde bij uitstek is, dat Hij in de volle Oudetestamentische zin de énige Gezalfde is. Dat is ook al duidelijk uit Hebreeën 1:9, waar Psalm 45, de verzen 7 en 8 worden gereciteerd: “U hebt gerechtigheid liefgehad en wetteloosheid gehaat; daarom heeft God, uw God, u gezalfd met vreugdeolie boven uw metgezellen.” Bóven Zijn metgezellen, waarmee Hij de Gezalfde bij uitstek wordt. Er zijn vele die claimen “een” gezalfde te zijn, maar dat zijn dus juist de antichristen van 1 Joh. 2:18.
Ook christenen worden echter gezalfden genoemd, en we lazen al in de brief van Johannes dat wij een zalving hebben ontvangen. Dat vinden we niet alleen maar bij Johannes. Paulus zegt het ook in 2 Kor. 1:21, “hij nu die ons met u bevestigt in Christus en ons heeft gezalfd, is God et cetera.” Alle christenen hebben dus een zalving ontvangen als een gave van de Gezalfde bij uitstek. Daarom hebben de valse leraren hier niets te betekenen. In die zin heeft niemand van ons een ander nodig om onderwezen te worden. Je kunt gebruik maken van de diensten van een leraar en je doet er goed de gave van leraar te erkennen, maar je staat niet onder zijn gezag, dat heeft een leraar niet. Het is waar dat God leraren schenkt aan de gemeente, maar deze leraren hebben dezelfde zalving als andere gelovigen. Zij zijn niet ingewijd in geheime en bijzondere openbaringen. Zij hebben en zijn een gave, maar ze zijn niet tot een bijzonder ambt gezalfd.
Dat ligt anders bij de gemeente dan bij Israël. In Israël werden alleen priesters gezalfd en koningen. Maar Christus als onze hogepriester, heeft ons gezalfd en daarmee ons allen aangesteld om priesters tegenover God te zijn. Iedereen die de naam van de Here aanroept, en dat wil zeggen elke Nieuwtestamentische gelovige, ontvangt deze zalving. Elke gelovige ontvangt de Heilige Geest, zegt Paulus in zijn brief aan de Romeinen. “Maar u bent niet in het vlees maar in de Geest, als inderdaad Gods Geest in u woont; maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Rom. 8:9). Dat is een vervulling van de profetie van Joël, zoals Petrus dat zegt in zijn toespraak in Handelingen 2.
Het komt mij voor dat het Nieuwe Testament zelfs nadrukkelijk waarschuwt voor mensen die claimen een gezalfde te zijn. Zo zegt de Heere in Mattheus 24: “Als iemand in die tijd tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven om zo mogelijk ook de uitverkorenen te misleiden” (Mat. 24:23). Valse christussen, d.w.z. “valse gezalfden”, en “valse profeten”. Het zou nog zo kunnen zijn dat deze valse leraren op een of andere wijze verwijzen naar Jezus Christus, en in die zin aan de buitenkant christelijke leraren zijn.
Maar dit zijn mensen die een ander, dat wil zeggen elkaar aanwijzen als gezalfde.
Die deze zalving niet van God ontvangen hebben, zoals Johannes zegt, maar van elkaar. Als Jezus Christus niet die ene was, die boven Zijn metgezellen uitstijgt als degene met een bijzondere zalving, als Hij niet de Christus bij uitstek is – Koning, Priester en Profeet – dan zouden er vele gezalfden kunnen zijn. Maar de Here Jezus is uniek, en Hij is degene die elke gelovige het priesterschap toebedeeld. Hij is de Heilige, die aan elke gelovige de zalving geeft met de Geest, waardoor wij niet afhankelijk zijn van de leer van mensen. Dat laatste is van groot belang, wanneer we zogenaamde nieuwe profeten en nieuwe apostelen tegengekomen, die claimen op grond van een bijzondere openbaring een waarheid te kunnen onderwijzen, die wij, gelovigen, nog niet eerder hebben gehoord. Wie het gezag van de apostolische geschriften opzij schuift en aan de Bijbel eigenzinnige leringen wil toevoegen, die kunnen wij herkennen als de geest van de dwaling. (Vergelijk 1 Johannes 4:6).
Overweeg ook eens Mattheus 24:5, waar de Here Jezus zegt, dat er “velen zullen komen onder mijn naam en zeggen: Ik ben de Christus, en zij zullen velen misleiden.” Deze mensen zullen niet per se zeggen dat zij Jezus Christus zijn. Maar ze noemen zich wel de gezalfde van de Here. En dat is nou net wat deze mevrouw tegen mij zei. Deze Tom de Wal is volgens haar een gezalfde van de Here. Hij claimt dat niet uitsluitend voor zichzelf, maar ook de Here Jezus spreekt over velen die zullen komen onder Zijn naam, d.i. Zijn eretitel als de Gezalfde. Als je in de gemeente van Tom de Wal zit, word je geacht het leergezag van deze gezalfde des Heren te erkennen. Maar dat is een gezag dat hij voor zichzelf opeist, niet een gezag dat hem door God is toegekend.
Laten wij vasthouden aan wat de Schrift leert. De drie teksten in het Nieuwe Testament die spreken over het hebben van een zalving, of over het gezalfd zijn, maar niet over de Here Jezus gaan, verwijzen naar alle gelovigen. Nergens wordt het Oudtestamentische begrip van zalving voor een bijzondere ambt, namelijk dat van koning, priester of profeet, op een enkeling toegepast. Het wordt zelfs niet van de apostelen gezegd. Zo blijkt opnieuw dat in charismatische gemeenten op grond van een verdraaiing van de Schriften, een gevaarlijke nieuwe leer wordt ingevoerd. Dat leraren op grond van een bijzondere zalving en bijgevolg een bijzondere openbaring met gezag kunnen spreken is nu net de ketterij waartegen Johannes zich in zijn brieven moest verweren.
Hier vindt u een artikel van Hans Frinsel over hetzelfde onderwerp: de “impartation”