Wet en genade (2)

De Joodse oppositie tegen Luthers leer van wet en genade is gebaseerd op de volgende punten:

  1. – Joden accepteren de christelijke doctrine van de erfzonde niet, noch de noodzaak van een goddelijke verlosser om te boeten voor de zonden van de mensheid.
  2. – Joden geloven dat Gods verbond met Israël eeuwig en onherroepelijk is, en dat de Torah de volledige en perfecte openbaring is van Gods wil en wet.
  3. – Joden geloven dat mensen een vrije wil en morele verantwoordelijkheid hebben, en dat zij gerechtigheid en verlossing kunnen bereiken door Gods geboden te gehoorzamen en berouw te tonen voor hun overtredingen.
  4. – Joden zien geloof niet als een passieve of eenzame daad, maar als een dynamische en gemeenschappelijke relatie met God en het volk Israël.
  5. – Joden hebben bezwaar tegen het christelijke onderscheid tussen wet en genade, omdat zij vinden dat dit het Joodse begrip van de wet en het verbond verkeerd weergeeft.
  6. – Joden maken bezwaar tegen de christelijke bewering dat de wet verouderd of vervuld is in Christus, omdat zij denken dat de wet eeuwig en bindend is voor alle generaties.

1. De doctrine van de erfzonde

Het eerste punt van Joodse oppositie is dat Joden de christelijke doctrine van de erfzonde niet accepteren, noch de noodzaak van een goddelijke verlosser om te boeten voor de zonden van de mensheid.

Volgens deze doctrine worden mensen geboren in een staat van zonde en vervreemding van God en kunnen ze deze toestand niet op eigen kracht overwinnen. Ze hebben de genade van God nodig, die wordt gegeven door de dood en verrijzenis van Jezus Christus, die de Zoon van God en de Messias is. Alleen door geloof in Christus kunnen mensen gerechtvaardigd en met God verzoend worden en eeuwig leven ontvangen.

Joden delen deze visie op de menselijke natuur en verlossing echter niet.

  • Joden geloven dat mensen geschapen zijn naar het beeld en de gelijkenis van God, en dat ze het potentieel hebben voor goed en kwaad. Joden geloven ook dat God één en ondeelbaar is en dat er geen ander wezen of persoon is die Gods aard of essentie deelt.
  • Joden erkennen Jezus niet als de Zoon van God of de Messias, maar als een menselijke profeet en leraar die door de Romeinen werd verworpen en gedood.
  • Joden geloven niet dat zijn dood enige verlossende waarde of betekenis heeft, noch dat zijn wederopstanding een historisch feit is of een bewijs van zijn goddelijkheid.
  • Joden geloven niet dat ze een bemiddelaar of verlosser nodig hebben om God te benaderen, maar dat ze rechtstreeks en persoonlijk met God kunnen communiceren.

2. De Torah als perfecte openbaring

Het tweede punt van Joodse oppositie is dat het Jodendom gelooft dat Gods verbond met Israël eeuwig en onherroepelijk is en dat de Torah de volledige en perfecte openbaring is van Gods wil en wet. Volgens dit geloof koos God het volk Israël als zijn speciale en geliefde natie en gaf Hij hen de Torah als een teken en een geschenk van zijn liefde en trouw.

  • Joden geloven dat de Torah de perfecte openbaring is, omdat zij geloven dat dit het woord van God is dat op de berg Sinaï aan Mozes en het volk Israël werd gegeven.
  • Joden geloven dat de Tora de geboden, de leringen en de verhalen bevat die Gods wil en karakter openbaren en die het Joodse leven en geloof leiden en vormgeven.
  • Joden geloven dat de Torah niet alleen een geschreven document is, maar ook een mondelinge traditie die door de rabbijnen en wijzen wordt geïnterpreteerd en toegepast. Joden geloven dat de Tora niet alleen een historisch verslag is, maar ook een levende en dynamische realiteit die relevant en toepasbaar is voor alle tijden en plaatsen.
  • Joden geloven dat de Torah het meest heilige en gezaghebbende deel van de Joodse geschriften is, en dat het de basis is van het verbond tussen God en Israël.

De Tora bevat de geboden, de leringen en de verhalen die het Joodse leven en geloof leiden en vormgeven. De Tora is niet alleen een geschreven document, maar ook een mondelinge traditie die door de rabbijnen en wijzen wordt geïnterpreteerd en toegepast. De Tora is niet alleen een historisch verslag, maar ook een levende en dynamische realiteit die relevant en toepasbaar is voor alle tijden en plaatsen.

Christenen delen deze visie op het verbond en de Torah echter niet.

  • Christenen geloven dat het verbond met Israël tijdelijk en voorwaardelijk was en dat het werd vervangen en vervuld door het nieuwe verbond in Christus.
  • Christenen geloven dat de Torah niet de ultieme of de uiteindelijke openbaring van Gods wil en wet is, maar dat het werd vervangen en voltooid door het evangelie van Christus.
  • Christenen geloven dat de Torah geen bron van leven en zegen is, maar een bron van dood en vloek, omdat het de zondigheid en hulpeloosheid van menselijke wezens blootlegt, en omdat het onmogelijk is om het volledig en perfect te gehoorzamen.
  • Christenen geloven dat de Torah geen gids en vorm is voor het christelijke leven en geloof, maar dat het een schaduw en een type is van de werkelijkheid en de substantie die in Christus gevonden wordt.

3. de vrije wil en de verantwoordelijkheid

Het derde punt van Joodse oppositie is dat het Jodendom gelooft dat mensen een vrije wil en morele verantwoordelijkheid hebben, en dat ze gerechtigheid en verlossing kunnen bereiken door Gods geboden te gehoorzamen en berouw te tonen voor hun overtredingen. Volgens dit geloof zijn mensen geen passieve of hulpeloze slachtoffers van zonde en genade, maar actieve en verantwoordelijke agenten van keuze en actie. Mensen zijn niet van tevoren bepaald of voorbestemd door God of door het lot, maar ze hebben het vermogen en de mogelijkheid om te kiezen tussen goed en kwaad en daarnaar te handelen.

Mensen worden niet gerechtvaardigd of gered door geloof alleen, maar door werken en daden die hun geloof en hun liefde voor God en de naaste tonen. Mensen zijn niet verzekerd of gegarandeerd van hun redding, maar ze moeten ernaar streven en volharden in hun gehoorzaamheid en hun berouw, en hopen en vertrouwen op Gods barmhartigheid en vergeving.

Christenen delen deze visie op de menselijke natuur en verlossing echter niet.

  • Christenen geloven dat mensen verdorven en geknecht zijn door de zonde en dat ze deze toestand niet door hun eigen inspanningen kunnen overwinnen.
  • Christenen geloven dat mensen afhankelijk zijn van Gods genade, die wordt gegeven door geloof in Christus.
  • Christenen geloven dat mensen door God zijn voorbestemd en uitverkoren, en dat zij geen verdienste of bijdrage aan hun verlossing hebben.
  • Christenen geloven dat mensen gerechtvaardigd en gered worden door geloof alleen, en dat werken en daden geen oorzaak of voorwaarde van redding zijn, maar slechts een gevolg en een bewijs van geloof.
  • Christenen geloven dat mensen verzekerd zijn van hun redding en dat zij hun redding niet kunnen verliezen of verbeuren, omdat deze gebaseerd is op Gods belofte en macht.

4. Geloof als collectieve identiteit

Het vierde punt van Joodse oppositie is dat het Jodendom geloof niet ziet als een passieve toestand of eenzame daad, maar als een dynamische en gemeenschappelijke relatie met God en het volk Israël. Volgens deze visie is geloof geen mentale of emotionele toestand, maar een praktische en ethische verbintenis. Geloof is geen persoonlijke of individuele aangelegenheid, maar een sociale en collectieve identiteit. Geloof is geen statische of gefixeerde realiteit, maar een veranderend en groeiend proces. Geloof is geen blind of irrationeel vertrouwen, maar een redelijk en geïnformeerd vertrouwen.

Christenen delen deze kijk op geloof echter niet.

  • Christenen geloven dat geloof een gave van God is en dat het niet afhankelijk is van de menselijke rede of wil.
  • Christenen geloven dat geloof een persoonlijk en individueel antwoord is op Gods genade en dat het niet wordt bepaald door menselijke traditie of gemeenschap.
  • Christenen geloven dat geloof een constante en onveranderlijke realiteit is en dat het niet wordt beïnvloed door menselijke omstandigheden of ervaringen.
  • Christenen geloven dat geloof een vertrouwen is in Gods woord en beloften, en dat het niet gebaseerd is op menselijk bewijs of begrip.

5. Het onderscheid van wet en genade

Het vijfde punt van Joodse oppositie is dat Joden bezwaar maken tegen het christelijke onderscheid tussen wet en genade, omdat ze denken dat het een verkeerd beeld geeft van het Joodse begrip van de wet en het verbond. Volgens dit bezwaar is het christelijke onderscheid tussen wet en genade gebaseerd op een verkeerd begrip en een verkeerde voorstelling van het joodse concept van wet en genade.

Het christelijke onderscheid gaat ervan uit dat de wet een last en een vloek is en dat genade een geschenk en een zegen is. Voor Joden is de wet echter geen middel tot verlossing, maar een middel tot heiliging. De wet is geen bron van angst en veroordeling, maar een bron van liefde en dankbaarheid.

De wet laat het Joodse volk zien wat God van hen verwacht en verlangt, en hoe zij God in hun leven kunnen dienen en verheerlijken. De wet toont het Joodse volk ook hun voortdurende behoefte aan Gods genade en vergeving, en hoe ze berouw kunnen hebben en hun zonden aan God en aan elkaar kunnen belijden.

  • Genade is geen vervanging van de wet, maar een aanvulling op de wet.
  • Genade is geen eenmalige gebeurtenis, maar een continu proces.
  • Genade is geen vrijbrief om te zondigen, maar een motivatie om te gehoorzamen.
  • Genade is geen voorrecht voor enkelen, maar een belofte voor velen.

6. De “verouderde”  wet?

Het zesde punt van Joodse oppositie is dat Joden bezwaar maken tegen de christelijke bewering dat de wet verouderd of vervuld is in Christus, omdat zij denken dat de wet eeuwig en bindend is voor alle generaties. Volgens dit bezwaar is de christelijke bewering dat de wet verouderd of vervuld is in Christus, gebaseerd op een verwerping en vervanging van de wet en het verbond. De Christelijke bewering gaat ervan uit dat de wet niet langer relevant of toepasbaar is voor Christenen, en dat deze is vervangen en voltooid door het evangelie van Christus.

Voor Joden is de wet echter geen tijdelijke of voorwaardelijke regeling, maar een permanente en onvoorwaardelijke overeenkomst. De wet is geen historisch of cultureel artefact, maar een goddelijk en universeel gebod. De wet is geen schaduw of een type van de werkelijkheid en de substantie die in Christus gevonden wordt, maar een weerspiegeling en een manifestatie van de wil en het karakter van God.


Samenvattend kan gezegd worden dat de Joodse oppositie tegen Luthers leer van wet en genade gebaseerd is op de afwijzing van en kritiek op de christelijke leer van de erfzonde, de behoefte aan een goddelijke verlosser, de vervanging en de vervulling van de wet en het verbond, de rechtvaardiging en de verzekering van redding door geloof alleen, en het onderscheid en de tegenstelling tussen wet en genade.

De Joodse oppositie is ook gebaseerd op de bevestiging en verdediging van het Joodse geloof in het beeld en de vrijheid van de mens, het eeuwige en onherroepelijke verbond met Israël, de volledige en volmaakte openbaring van de Torah, de gerechtigheid en verlossing door gehoorzaamheid en berouw, en de harmonie en complementariteit van wet en genade.

Dit bericht is geplaatst in KOINONIA LIVE!. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *