Uit water en Geest – meditatie over Joh. 3:5

“Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan” – Johannes 3:5.

We zeggen het vaak, we horen het vaak, we denken het vaak: het gaat uiteindelijk om geloof. Wie geen geloof heeft, gaat niet naar de kerk, voelt zich niet gebonden aan Gods geboden, heeft in deze wereld misschien maar weinig hoop. En we denken te weten wat geloof is: het vertrouwen dat er een God is die ik niet kan zien, en die ik ook niet elke dag ervaren kan. Het is geloof, en geen weten dat ons uiteindelijk drijft.

Wanneer we in dat verband gaan nadenken over de betekenis van de Heilige Geest, dan zien we wel in dat we uit ons zelf niet zulke gelovige mensen zijn. Geloven wij, dat wij kinderen van God zijn geworden? Geloven wij dat Jezus Christus voor onze zonden gestorven is? Geloven wij dat Jezus Christus zal terugkeren als Koning van de wereld, maar ook als de rechter van alle mensen? Wanneer wij ons geloof belijden in de kerk, zeggen we vaak meer dan we eigenlijk geloven, meer dan we voor onze eigen rekening durven nemen.

We zeggen: dat Hij is geboren uit de maagd Maria. Geloven we dat als een historisch feit? We zeggen: Jezus Christus is de Zoon van God. Geloven we dat Hij daarom veel meer is dan alleen een goed mens en een interessante prediker? We zeggen: Jezus Christus is opgestaan uit de dood. Geloven we dat als een historisch feit of alleen als een bemoedigend woord? En als we naar voren kijken in de tijd, dan zeggen we: Jezus Christus zal komen om te oordelen de levenden en de doden. Geloven we dat, als een vaste en zekere belofte van God?

Dat valt meteen op dat we verschil moeten maken tussen twee betekenissen van het woord geloof. In de eerste betekenis is geloven een overtuiging, iets dat wij in meerdere of mindere mate door nadenken hebben bereikt. Het vertrouwen dat wij hebben in bepaalde feiten, een overtuiging die wij koesteren over God, de wereld en onszelf, dat alles omschrijft ons geloof. Het gaat van ons uit en het is even sterk als wij zijn.

Maar dan hebben we meteen nog die andere betekenis, namelijk dat geloven vooral zoiets is als vertrouwen hebben in een persoon. Iemand geloven is iemand vertrouwen. Dat vetruwen komt niet zomaar uit ons voort, want het is ook een gevolg van de betrouwbaarheid van de Persoon die wij vertrouwen. Maar ook dit een onderdeel van ons “subjectieve” geloof.  We vinden dus deze dubbelzinnigheid: Geloven als overtuiging en geloven als vertrouwen. In die dubbelzinnigheid gebruiken wij het woord het meeste.

Dat geloof is ook in de Bijbel natuurlijk van groot belang. Op de Pinksterdag, waar wij vandaag over nadenken, zien wij mensen die geloven. We kunnen het narekenen. Petrus gelooft dat Jezus de Messias is. Petrus gelooft dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan. Petrus gelooft dat Jezus Christus nu in de hemel is, aan de rechterhand van God. Petrus gelooft dat hij een kind van God is geworden door het offer van Jezus aan het kruis. Maar Petrus heeft ook geleerd op Jezus te vertrouwen. Hij beloofde immers dat Hij na drie dagen zou opstaan uit de doden, en Hij beloofde “kracht uit de hoge”in Jeruzalem, en dat heeft Petrus met de Pinksterdag ook in vervulling zien gaan.

Geloven is een noodzakelijke voorwaarde om met God te maken te hebben. Geloven is het middel waarmee we tegenover God in de juiste verhouding worden geplaatst. In geloof nemen we de belofte van God aan, en leren we te leven vanuit de overtuiging dat God bestaat en een beloner is van degenen die Hem zoeken. In de woorden van de Psalm 14 zeggen wij niet in ons hart dat er geen God is, dat wil zeggen dat God niet relevant is voor ons dagelijks leven, maar we zeggen dat de “Here onze toevlucht is,” onze vaste burcht, onze rots.

Is dit geloof van Petrus nu niet alleen het belangrijkste maar ook het énige? En toen Nicodemus bij Jezus kwam, ging het toen alleen maar om zijn geloof? De Schrift zegt:

“Tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.”

In die tekst is er helemaal geen sprake van geloof, en zeker niet van het geloof dat Nicodemus en Petrus al hebben gehad voor hun ontmoeting met Jezus. Deze woorden maken meteen een einde aan ons “geloof in geloven.” Daarmee bedoel ik de overtuiging dat het uiteindelijk alleen maar om ons subjectieve geloof, om ons subjectieve vertrouwen en onze overtuigingen gaat.

Voor mij is dat de grote les van Pinksteren. Met Pinksteren blijkt dat het helemaal niet alleen om geloof gaat. Geloof is maar het begin, het fundament misschien, de toegang, maar zeker niet de hoofdzaak. Ik ben ervan overtuigd dat de Heilige Geest in ons het geloof wekt, ons de persoon van Christus voor ogen stelt, ons vertrouwen schenkt in Gods Woord. Dat is het werk van de Geest dat ons tot gelovigen, tot volgelingen van Jezus maakt. Het is de Geest die ons leert bidden, ons leert vertrouwen op God de Vader, ons Jezus leert kennen, en het is op grond van dat geloof dat God ons kan rechtvaardigen. Omdat wij ons vertrouwen op Jezus stellen, kan God ons vrijspreken in het grote rechtsgeding dat hij met de mensheid heeft.

Maar dan komt Pinksteren ons vertellen dat dat niet genoeg is. We gaan voorbij Pasen, en dat moet ook. Er is niet alleen maar dit bijzondere werk van de Geest in bekering en rechtvaardiging en roeping, maar er is ook zoiets als een leven in de Geest.

Ik bedoel nadrukkelijk niet het spektakel, de bijzondere en bovennatuurlijke gaven, of – God verhoede – het staan in de autoriteit van Jezus en al datgene wat in charismatische kring over het werk van de Geest gezegd wordt. Ik heb het over de inwoning van de heilige Geest in ons, ik heb het over het leven in de Geest, en het wandelen volgens de Geest, over het aanbidden van God in Geest en waarheid, over de realiteit van het christelijke leven.

Nicodemus heeft grote twijfels over de mogelijkheid, dat God een verandering van het leven wilde geven. Dat God het natuurlijke leven van een mens wilde omzetten in een geestelijk leven, door en in de kracht van de Heilige Geest, gaat zijn verbeelding te boven. Daarom moet dit woord van Jezus hard voor hem geweest zijn: Alleen wie geboren is uit water en Geest kan het Koninkrijk van God binnengaan. Wat betekent dat dan, zal hij zch hebben afgevraagd en wij vragen het met hem.

Opnieuw geboren? Of, zoals je ook kunt vertalen, geboren van bovenaf? Het is een metafoor voor een nieuw en ander leven dat gevuld is met Gods Woord, waarin het doen van Zijn wil voorop staat. Zo ben je een kind van God, vol vertrouwen in je hemelse Vader en met Hem intiem verbonden. Zo zegt Jacobus het: “Naar zijn wil heeft Hij ons voortgebracht door het woord van de waarheid.” En Petrus spreekt zijn lezers aan met deze woorden: “u die wedergeboren bent, niet uit vergankelijk maar het onvergankelijk zaad, door Gods levend en blijvend woord” (1 Pe. 1:23). Met een iets ander beeld spreekt ook Paulus over hetzelfde: “en u (heeft God opgewekt) toen hij dood was in u overtredingen en zonden” (Ef. 2:1).

Uit water? Water is een beeld in de Schrift voor het Woord van God zoals het door de Geest wordt toegepast op het leven en met name op het geweten van een mens. Met water wordt onreinheid verwijderd, letterlijk maar ook in symbolische zin. Wie van bovenaf is geboren door het water, is zich bewust van zonde. Kent de behoefte aan reiniging en vergeving. Kijkt in de spiegel van het Woord, om met Jacobus te spreken, en ziet zichzelf zoals God hem ziet. Petrus en Jacobus noemen nadrukkelijk het Woord van God als de verantwoordelijke van deze wedergeboorte en reiniging.

Uit Geest? We zijn wedergeboren uit de Geest. Pinksteren is op die wijze niet alleen een bevestiging van het geloof dat de discipelen al hadden, maar het is het begin van een nieuw leven. Met Pinksteren denken we eraan dat de Heilige Geest in onze individuele levens niet alleen werkt, maar nu ook woont. Dat de Heilige Geest niet alleen langs de gemeente van Christus waait, of het huis van God doet schudden, maar dat het Zijn presentie op aarde aan de gemeente verbonden heeft.

Dat de waarheid die wij leren kennen in het evangelie een levende werkelijkheid is voor ons, is een gevolg van deze inwoning van de Geest. Dat ons hart verlangt om Jezus te eren, dat we in onszelf dankbaarheid vinden voor Zijn werk elke keer wanneer we eraan denken, is een gevolg van de inwoning van de Geest. Dat we de woorden van Jezus gehoorzaam zijn, soms met een gretigheid die ons verrast, is een gevolg van de inwoning van de Geest. In ons geestelijk leven verricht de Heilige Geest voortdurend wonderen. Wat ons natuurlijke verstand niet begrijpt, wordt door de Heilige Geest aan ons verduidelijkt. Wat de oude mens die nog in ons is aan rebellie en onwilligheid  in ons oproept, wordt door de Heilige Geest uit ons hart verwijderd. Elke keer als wij bidden, God danken, Zijn Woord lezen, spreekt de Heilige Geest in ons en tot ons. Elke keer is dat een wonder als we overwegen dat de mens van nature Godvijandig, van God vervreemd, ja zelfs geestelijk dood is. (Vgl. Ef. 2:1)

Het is zeker waar dat met Pinksteren, de Heilige Geest ook een bijzonder werk verrichtte door het evangelie nu aan Joden in allerlei talen voor te leggen. De Geest gaf met Pinksteren ook een teken aan Israël, dat de boodschap van Gods Koninkrijk nu aan alle volkeren gericht zou zijn. In zijn toespraak met Pinksteren wijst Petrus om die reden op de profetie van Joël. De Heilige Geest zou worden uitgestort en krachtig werken. Zo was het glorieuze begin van de Heilige Geest in de gemeente. Een noodzakelijk begin en een heerlijk begin, maar toch ook alleen maar een begin.

Want dit is de hoofdzaak. Dat het geven van de Heilige Geest uiteindelijk het geschenk is van het leven dat de Zoon van God in zichzelf heeft. Wij delen Zijn leven. Wij kennen, zegt Paulus, de gedachten van Christus. Wij zijn ervan verzekerd, dat wij kinderen van God zijn. Wij mogen leven als vreemdelingen hier op aarde onderweg naar Gods hemelse toekomst. Met een verleden achter ons dat aan het kruis is gestorven, met een heden waarin wij leven door de liefde van de Zoon van God die Zichzelf voor ons heeft overgegeven, onderweg naar de toekomst waarin God Zijn schepping zal vernieuwen en heel de mensheid vervuld zal zijn van de Heilige Geest.

Wie niet geboren is uit het water van het Woord en de Geest niet heeft ontvangen als het beginsel van het nieuwe leven, kan het Koninkrijk van God niet binnengaan. Want dat Koninkrijk is voor Gods kinderen bestemd, voor wie Hem geloven en vertrouwen, zeker, maar vooral ook Zijn leven delen. Het Pinksterfeest dat wij vandaag vieren, is eigenlijk het feest van de wedergeboorte, het nieuwe levensbegin. Daarom is geloof niet genoeg, maar moeten wij door het geloof heen ook het nieuwe leven omhelzen dat de Zoon van God in zichzelf heeft maar met ons wilde delen.

De apostel Johannes schrijft:

“Dit is het getuigenis: dat God ons eeuwig leven heeft gegeven, en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet” (1 Joh. 5:12).

Amen

Dit bericht is geplaatst in Meditaties (2). Bookmark de permalink.

Eén reactie op Uit water en Geest – meditatie over Joh. 3:5

  1. Pingback: Pinksteren 2020 - Eredienst voor Thuisblijvers - Expositing Gods word

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *