Af en toe houd ik mij ook bezig met tekstkritiek. Dat wil zeggen met de wetenschap die probeert de tekst van het Nieuwe Testament nauwkeurig vast te stellen, om zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst te komen als maar mogelijk is. Die oorspronkelijke tekst is natuurlijk verloren gegaan, vermoedelijk door het intensieve gebruik ervan. Wat we hebben zijn de kopieën van de kopieën van die oorspronkelijke tekst.
Meestal zegt men dat het eigenlijk niet zoveel uitmaakt wat we beschouwen als de juiste Griekse tekst van het Nieuwe Testament. De meeste moderne vertalingen zijn gebaseerd op de edities die tot stand gekomen zijn door middel van de wetenschap van de tekstkritiek. In Europa volgen we doorgaans de editie van Nestle-Aland, en wereldwijd is dat tegenwoordig de tekstuitgave van de UBS (United Bible Societies) die daar in hoge mate aan gelijk is en dezelfde methode volgt.
Maar er zijn twee alternatieven voor deze tekst. Iedereen die nog de Statenvertaling leest of de daarop gebaseerde Herziene Statenvertaling, heeft daarmee te maken. De Statenvertaling kwam immers tot stand voor de grote ontdekkingen van een overvloed aan manuscripten en tekstfragmenten in de 19e eeuw, en voor de ontwikkeling van de tekstkritische methode voor het vaststellen van de tekst werd toen gekeken naar de meerderheid van de beschikbare handschriften – de Meerderheidstekst . En in de versie die Erasmus daarvan samenstelde werd het door de uitgever genoemd: de “tekst die in het algemeen is aangenomen”, in het Latijn de Textus ab omnibus Receptus.
Maakt het nu veel uit of we de meerderheid van de handschriften volgen, het grootste deel waarvan stamt uit de Byzantijnse kerk – die Grieks sprak – of de moderne wetenschappelijke editie? Tussen beide teksten zijn er verschillen in slechts 8% van alle woorden. Als de Griekse tekst 600 pagina’s telt is dat nog altijd 48 pagina’s vol verschillen. 2% van die verschillen betreft weglatingen in de wetenschappelijke tekst die dus ongeveer 10 pagina’s korter is dan de Meerderheidstekst. Laten we zeggen dat ongeveer 50% daarvan onbelangrijk is omdat het alleen gaat om spelling en dergelijke. Dan houden we uiteindelijk 24 pagina’s verschillen over die in een of andere mate belangrijk zijn. Maar men neemt aan dat die verschillen in ieder geval niets te maken hebben met belangrijke christelijke leerstellingen. Is dat echter zo?
Ik stuitte vandaag op een mooi voorbeeld. We lezen in Johannes 7:8 de woorden “Gaat u naar dit feest; Ik ga nog niet naar dit feest, want Mijn tijd is nog niet vervuld.” Dat is de versie van de Herziene Statenvertaling. In de Nieuwe Bijbelvertaling lezen we het zo: “Gaan jullie maar naar het feest; ik ga niet, omdat de tijd voor mij nog niet rijp is.”
Allereerst hebben we het verschil tussen “Mijn tijd is nog niet vervuld” en “de tijd voor mij nog niet rijp is.” In het eerste geval heeft Jezus er weet van, dat de Vader die over de tijden van de Heer Jezus beschikt, dat moment nog niet heeft aangewezen. Het is een onderdeel van de gehoorzaamheid van de Zoon aan de Vader dat Jezus op dat moment niet naar het feest gaat. De uitdrukking “voor mij niet rijp is” duidt eerder een persoonlijke inschatting aan.
Afgezien van dit verschil in de vertaling van een sleutelwoord in de tekst, hebben we ook nog een verschil van twee letters. Zegt Jezus nu tegen zijn broers, dat Hij NIET naar het feest gaat – terwijl Hij in vers 10 heimelijk wel naar het feest gaat – of zegt wij dat hij NOG NIET naar het feest gaat? Het verschil tussen “niet” en “nog niet” is in het Grieks maar twee letters. “Niet” is OUK, en “nog niet” is OUPOO.
Waarom heeft de NA, en dus alle moderne vertalingen, het woord NIET, en waarom heeft de Meerderheidstekst/Textus Receptus (hierna: M) NOG NIET? En maakt het wel enig verschil?
De NA geeft ons het probleem dat Jezus in vers 8 zegt dat Hij niet gaat terwijl blijkt in vers 10 dat Hij wel gaat. Dat is een rechtstreekse tegenspraak. Volgens de NA liegt Jezus dus tegen Zijn broers. Daaraan probeert men te ontkomen door het gebruik van voetnoten. Men zegt bijvoorbeeld:
“De klaarblijkelijke tegenspraak is maar oppervlakkig: omdat het gebod van de Vader Zijn leven regelt, gaat Jezus op dat moment niet naar het feest zoals Zijn broers op dat moment aan Hem vragen. Hij zal gaan wanneer en op welke wijze de Vader die reis mogelijk maakt.” (New International Version, 2011, D. Carson ed.)
Laten we hier eens over nadenken. De broers kunnen uit het antwoord van Jezus alleen maar opmaken, dat Jezus in het geheel niet naar het feest zal gaan. Dat is alleen geen leugen, als Jezus niet weet, dat de Vader Hem na enige tijd toch zal opdragen in het verborgene wel naar het feest te gaan. De combinatie van tekstkeuze en uitleg suggereert dus dat de Zoon niet weet waar de Vader Hem naartoe wil laten gaan. Jezus is onwetend over de beschikkingen van Zijn Vader.
M laat Jezus zeggen, in het volle besef van wat de Vader van plan is, dat Hij nog niet naar het feest gaat. Dat is een eerlijk antwoord. Het motief om nog niet te gaan is, dat Hij niet naar het feest wil in alle openbaarheid, zoals de broers dat willen. Zij willen een beslissing forceren door Jezus aan te moedigen om Zichzelf op dit Loofhuttenfeest als de Messias te proclameren. Maar dat zou niet gebeuren bij zijn aankomst in Jeruzalem zoals de broers dat willen, maar door het onderwijs in de tempel (vers 14) en de proclamatie vindt pas plaats op de laatste dag van het feest (vers 37). Alleen door anoniem in Jeruzalem aan te komen was het voor Jezus mogelijk om op deze manier Zijn aanwezigheid bekend te maken.
In het evangelie van Johannes weet de Zoon wat de Vader van Hem wil. Door te kiezen voor de tekst van de NA wordt ofwel tekortgedaan aan Jezus’ waarachtigheid (NBV) ofwel moet door toevoeging van het woord “nog” zoals in de Telosvertaling of door middel van een verklarende voetnoot zoals in de NIV, de tegenspraak die is ontstaan met vers 10 worden opgelost
Als de versie met NOG NIET vanwege de context eigenlijk geen enkel probleem oplevert en als 96,5% van alle manuscripten deze versie heeft, wat is dan de reden om te kiezen voor 3% van alle manuscripten? Vooral omdat in de uitgave van de NA het bewijs voor de lezing van NIET alleen gevonden wordt in een beperkt aantal teksten vanaf de vijfde of zesde eeuw. Er is geen reden om aan te nemen dat deze teksten betrouwbaarder zijn dan andere. De basis hiervan is de volgende redenering:
” De lezing NOG NIET is al op een vroeg moment in de tekst ingevoerd om de tegenspraak tussen vers 8 en vers 10 op te lossen.”
De uitgevers van de NA vonden het dus belangrijker om de tegenspraak te laten staan, op grond van relatief late handschriften, in plaats van het aanvaarden van de twee vroege manuscripten en meer dan 96% van alle handschriften. De meeste moderne vertalingen volgen de NA hierin, maar zijn nu gedwongen in de uitleg van de passage de tegenspraak weer weg te werken.
Conclusie.
De moderne bijbelvertalingen, gebaseerd op de academische uitgaven van het Griekse Nieuwe Testament, hebben een volstrekt heldere tekst verworpen, met als argument dat bij vergelijking van twee verschillende manuscripten, de meest weerbarstige lezing, met een tegenspraak of moeilijke theologische inhoud, feitelijk de voorkeur verdient.
Er is dus wat voor te zeggen om bij het lezen ook van het Nieuwe Testament nauwkeurig te bezien wat de Statenvertaling hier te melden heeft. Voor de meeste mensen is dat de enige toegang tot de Meerderheidstekst.
Ik zou zeggen dat de vuistregel is, dat wanneer die Meerderheidstekst geen bijzondere problemen oproept, deze moet worden gevolgd.
Het maakt dus wel degelijk uit welke Griekse tekst je leest. Want in dit geval geef ik de voorkeur aan een tekst waarin Jezus niet liegt, en als de Zoon precies weet wat de Vader met Hem voor heeft. Daar geef ik de voorkeur aan boven een tekst, die suggereert dat Jezus niet weet wat de Vader voor Hem bepaald heeft, of waarin Hij tegen zijn broers liegt. Wanneer de vertaling helder kan zijn, en een verklarende voetnoot die een foute tekstkeuze moet rechtzetten, overbodig maakt, lijkt mij dat toch de beste oplossing te zijn.