Priester, profeet en wijze: Jezus en de drie gestalten van Israëls openbaring

Ik heb begrepen dat er in de Torah plaats was voor drie soorten ware leraren: priesters, wijzen en profeten. Christelijke theologen hebben in dit gegeven een drievoudig ambt gezien, dat aan Jezus de Messias toekwam. Hij sprak – en belichaamde – Gods Woord als profeet; hij bracht de reiniging van de zonden tot stand voorbij de grenzen van de Torah als priester. Maar hij sprak ook over de gerechtigheid van het dagelijkse leven als een van de wijzen in Israël.

Het is misschien onmogelijk vol te houden dat Christenen Jezus in al deze drie ambten daadwerkelijk kunnen navolgen. Meestal is het zijn priesterlijke kant, waarin hij vergeving brengt en genade, die mensen aanspreekt. De wijze die de Torah op ons dagelijks leven toepaste is meer deel van de joodse gemeenschap en kan nauwelijks begrepen worden zonder de Farizese context waarin hij spreekt. Kunnen we de woorden van Jezus bij voorbeeld over echtscheiding werkelijk begrijpen – en toepassen – zonder het geheel van de discussie te kennen waarin het opgenomen is?

Wat overblijft is de rol van de profeet die Gods Woord spreekt – en dit spreken bij Jezus is vol van de overtuiging dat in hem de nieuwe tijd, het Messiaanse rijk zal aanbreken. Daarom kan hij gezien worden als een soort Elia. Daarom kan men hem een hogere rang willen toekennen dan zelfs Mozes. Maar dat stuit op een historisch obstakel: het Koninkrijk is niet gekomen. En alleen de uiterste (en zeer gecompliceerde) poging om van een nederlaag een goddelijke overwinning te maken, heeft geleid tot de christelijke verkondiging die we kennen. Wat rest van joodse kant is de mogelijkheid dat God dit alles gebruikt heeft om Zijn Naam onder de heidenen kenbaar te maken. Dat is de taak en de waardigheid van het Christendom. De God van Israël te laten spreken tegenover heidenen die Hem van nature niet kennen – het on-joodse bijgeloof in de opstanding dat daarbij kwam kijken, en de triniteitsleer en de sacramentenleer en de specifieke vorm van de Christelijke ethiek etc.  is wellicht het middel geweest om de verering van de éne God van Israël mogelijk te maken.

Maar kent het Jodendom dit onderscheid van functies binnen de openbaring? Kan van daaruit ook een rol worden toegekend, minstens een karakteristiek worden opgesteld van haar meest controversiele zoon Jezus?

De priesters beroepen zich op geschriften zoals belangrijke passages uit de Torah van Mozes: Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium; zij vertellen over Gods koninkrijk.

De wijzen beroepen zich op geschriften zoals Spreuken en Qohelet [Prediker], een traditie van wijsheid die door geleerde personen onderwezen moet worden.

En de profeten van vandaag zouden kunnen verwijzen naar de profeten van vroeger, zoals Jezus voortdurend deed: Jesaja en Jeremia, maar ook Ezechiël en de twaalf.
Hoe zag elk van deze drie figuren, met een rijke erfenis in de Torah van Mozes, de wereld?

De priester zag de samenleving georganiseerd langs structurele lijnen die van de Tempel uitgingen. Zijn kaste stond aan de top van een sociale schaal waarin alle dingen goed georganiseerd waren, elk met zijn juiste naam en juiste plaats. De inherente heiligheid van het volk Israël, via de genealogie van de priesters, kwam het best tot zijn recht in de hogepriester. Voedsel dat op Gods bevel apart gezet was voor het rantsoen van de priesters, bezat dezelfde heiligheid; zo ook de tafel waaraan de priesters aten. Voor de priester, voor de heilige samenleving van Israël, was de geschiedenis een verslag van wat er in, en (helaas) bij gelegenheden tégen de Tempel gebeurde.

De priester zag de Tempel als het centrum van de wereld: daarbuiten zag hij in steeds grotere cirkels het minder heilige, daarna het onheilige en nog verder het onreine. Alle landen buiten het Land Israël waren onrein door de onreinheid van lijken; alle andere volken waren onrein net zoals lijken onrein waren. Dienovereenkomstig verbleef het leven in de wereld binnen Israël; en in Israël binnen de Tempel. Daarbuiten, in de verte, waren woeste gronden en dode volkeren, die een ongedifferentieerde wildernis van de dood vormden – een wereld van onreinheid.

Vanuit zo’n perspectief was er geen onderwijs over Israël onder de naties, geen interesse in de geschiedenis van Israël en zijn betekenis. De God van Israël werd om die reden buiten Israël om nauwelijks gekend, terwijl dat toch de missie van Israël was. Was het misschien de overtuiging dat Jezus een pristerlijke rol vervulde voor de hele wereld, die de voortgang van het Christendom tot een deel van de heilsgeschiedenis heeft gemaakt?

De God van Israël was het ook te doen om een bepaalde manier van leven, niet voor de enkeling maar voor de gemeenschap als geheel. Voor de wijze vereiste het leven van de samenleving wijze regels. Relaties tussen mensen vereisen begeleiding door de wetten die in de Torah verankerd zijn en het best geïnterpreteerd kunnen worden door schriftgeleerden; het was de taak van Israël om een manier van leven op te bouwen in overeenstemming met de geopenbaarde regels van de Torah.

Jezus erkent die rol van Farizeeën en schriftgeleerden nadrukkelijk door ze te positioneren “op de stoel van Mozes”, d.w.z. met bindend leergezag in alle kwesties van praktische aard in Mattheüs 23:1 en 2. De wijze, de meester van de waarden, normen en leefregels, stond in heel het joodse leven aan het hoofd. De wijsheid van de wijze had in het algemeen betrekking op de straten, de marktplaatsen en de gezinnen van Israël. Maar wat de wijze zei, was uiteindelijk ook wijsheid voor heidenen evenals voor Israël. De universele wijsheid bleek internationaal en overschreed gemakkelijk de grenzen van cultuur en taal, van Oost- tot Zuid- tot West-Azië. Zij richtte zich, per definitie, op de menselijke ervaring die iedereen gemeen had en niet gedifferentieerd was naar natie, in wezen onaangetast door de grote bewegingen van de geschiedenis. Wijsheid sprak over vaders en zonen, meesters en discipelen, families en dorpen, niet over naties, legers en het lot.

De profetie stond erop dat het lot van de natie afhing van het geloof en de morele toestand van de samenleving, een feit waarvan Israëls interne en externe geschiedenis getuigde. Zowel de wijze als de priester zagen Israël vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid, maar de natie moest haar leven in deze wereld leven, tussen andere volken die hetzelfde land begeerden, en binnen de context van het Romeinse keizerlijke beleid en de politiek.

Het koningschap van de Messias zou de kwestie van Israëls ondergeschikte relatie tot andere naties en rijken oplossen, en voor eens en altijd de wenselijke, juiste context vaststellen voor zowel priester als wijze.

Juist door hun verscheidenheid zouden deze drie hoofdwijzen van het Israëlitische bestaan gemakkelijk samen kunnen gaan. Elk richtte zich op een bepaald aspect van het nationale leven, en geen enkele was wezenlijk in tegenspraak met de andere. Men kon in de Tempel aanbidden, de Torah bestuderen en in het leger van de Messias vechten of een geweldloze Messias volgen  – en sommigen deden alle drie.

Toch moeten we deze manieren van leven  – en hun daaruit voortvloeiende vormen van vroomheid – als afzonderlijk zien. Elk bevatte zijn eigen potentie om tot volledige realisatie te komen zonder verwijzing naar de anderen. Maar zo werkt het leven niet. We kunnen ons dorp niet opsplitsen in de buurt van de priesters, de buurt van de profeten en de buurt van de wijzen. Wij zijn één dorp.

Jezus en zijn discipelen leggen veel nadruk op de leerstellingen van de profeten, omdat Jezus de discipelen – en heel Israël dat hij als zijn discipelen wil hebben – leert hoe ze zich moeten voorbereiden op de komst van Gods heerschappij, die nabij is. Hij spreekt dus over de vergeving van zonde en verzoening aan het einde der dagen, dat voor de deur staat. Zijn leer is een van de mogelijke accenten binnen het joodse denken. Slechts één! Het profetische spreken, dat voortdurend wil omslaan naar een gezaghebbend Messiaans spreken, verhindert het “Messiaanse geduld”( Levinas) dat zich voorlopig nog even wil vastbijten in de heiliging van het dagelijkse leven. Dat laatste is natuurlijk de kern van het werk van de Farizeeën: de heiliging van het dagelijks leven van Israël. De Farizeeën leggen daarom zoveel nadruk op de leerstellingen van de priesters in Leviticus en willen dat Israël nu en altijd, hier en overal, zal leven in overeenstemming met die regels die de Torah van Mozes heeft opgesteld voor de heiliging van de priesters.

Het jodendom en Jezus zijn slechts in conflict wanneer aan de neiging wordt toegegeven slechts één van deze “ambten”, of manieren van openbaring te verheffen boven alle anderen. Daarom is het christendom toch “een” jodendom, en daarom zijn jodendom en christendom altijd in gesprek: maar de één roept op tot de verlossing aan het einde der tijden te beleven in het hier en nu, en de ander roept op tot levensheiliging in het hier en nu. Hoe kan dat samengaan?

Nu, om te beginnen hangt er veel af van nederige zaken. En hier is er echt een twistpunt tussen Jezus en de Farizeeën. Want zoals ik in het begin al zei, geloof ik nu in het Jodendom en identificeer ik me dus met de Farizeeën van toen. Is het koninkrijk van God in het hier en nu? Of alleen in de toekomende toekomst? En waar, en hoe, en onder welke omstandigheden dien ik God en leef ik een godvruchtig leven? Of om het in nederige termen te zeggen: Kan het God iets schelen wat ik als ontbijt eet?

Ik volg de wijze en de priester van Israël, maar ik heb een diep respect voor de profetische taal van Jezus die me wijst op het belang van Gods Koninkrijk dat nog komen zal. Die me wil laten zien hoe belangrijk het is om de gehoorzaamheid van de Torah mede vorm te geven in het licht van de omstandigheden – toen de Romeinse bezetting. Het is zijn politiek-profetische theologie die hem ook het leven heeft gekost, omdat hij in de voetstappen wilde lopen van de Messias zoals hij die begreep, om op die manier Gods interventie in de geschiedenis af te roepen. Dat die interventie niet plaatsvond maakt hem niet minder bewonderenswaardig. Dat zijn discipelen een manier vonden om zijn sterven als een triomf van Godswege te zien, en zo het verbond voor de niet-joden toegankelijk maakten, is iets dat ik niet alleen aanvaarden kan, maar wat ik zelfs bevorderen wil. Daarom blijf ik preken in Christelijke kerken: om de waarheid van de Torah zo helder mogelijk te laten klinken bij de verre familie van de Farizeeën. Want dat is wat Christenen uiteindelijk zijn; dat is ook wie Jezus is.

Mede gebaseerd op Jacob Neusner, A Rabbi Talks with Jesus.
Dit bericht is geplaatst in Autobiografisch, Heiliging, Israël, Jodendom, Messiaans jodendom. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *