Paulus’ brief aan de Romeinen – #1 – voorbereiding

We beginnen vandaag aan een studie van een van de meest belangrijke boeken uit het Nieuwe Testament. De brief aan de Romeinen is ongetwijfeld de kern van de NT-ische prediking van het evangelie, vooral als het gaat om de meest fundamentele vragen over zonde, schuld, oordeel en de macht van Gods bevrijdende genade.  In deze eerste bijdrage kijken we naar de vijf grote thema’s van het boek en proberen ons een beeld te vormen van de boodschap van de brief als geheel. We beginnen echter met een aantal voorbereidende vragen.

1. Inleiding

De schrijver van de brief is ongetwijfeld Paulus, zoals niemand in de kerkgeschiedenis ooit betwijfeld heeft.

De brief is vermoedelijk geschreven vanuit Korinthe in het jaar 57, tijdens Paulus’ derde grote missionaire reis, onderweg nu naar Jeruzalem met de inhoud van de collecte die hij had verzameld voor de gelovigen in Jeruzalem die in grote armoede waren vanwege een hongersnood in Israël.

Omdat 1 Kor. geschreven is vóórdat Paulus naar Korinthe ging, en in 2 Kor. de collecte nog niet bijeengebracht was (2 Kor. 8-9) moet de brief aan de Romeinen geschreven ná die aan Korinthe – en aangezien 1 en 2 Korinthe geschreven zijn rond het jaar 55, is het waarschijnlijk dat we Romeinen moeten plaatsen ergens in het jaar 57, als Paulus onderweg is naar Jeruzalem.

In Rome waren vermoedelijk minstens vijf huisgemeenten, met een grote joods-christelijke minderheid.

Het doel van de brief was het presenteren van de waarheid van het evangelie, specifiek gelet op de noden van Christenen in Rome. Hoe ligt de verhouding tussen Israël en de gelovigen uit de volken? – praktisch van belang vanwege de “sterke” en “zwakke” opstelling tegenover het geloof.  Is het evangelie hetzelfde voor joden en niet-joden? De brief wilde ook een bezoek aan Rome voorbereiden, dat nog niet eerder had plaatsgevonden.  Maar eerst moest Paulus de collecte naar Jeruzalem brengen, zodat een reis naar Rome nog wel enige tijd zou duren. Intussen wilde Paulus dat de gemeente van Rome een uitleg van het evangelie ontving van de kant van een apostel, dus met apostolische gezag.

2. Thema van de brief

De kern van de brief is eigenlijk een theologisch essay, dat echter ook leest als een toespraak, gericht soms aan joodse, soms aan niet-joodse hoorders en soms aan beiden. Vandaar de aanspraak in de tweede persoon bij voorbeeld in Hoofdstuk 2:1.

De indeling en thesen van het theologisch essay zijn duidelijk te onderscheiden, nadat we gezien hebben dat het thema wordt aangekondigd in Rom. 1:16, 17.

Daar vinden we  achtereenvolgens:

  1. Het evangelie is een kracht van God tot behoud, d.w.z. een boodschap die ook effectief is. (Tegenover: de wet “doet” ook iets, namelijk mensen duidelijk maken dat ze schuldig staan tegenover God.)
  2. Dit evangelie wordt ontvangen door en “werkt” voor degenen die geloven in Jezus Christus, het onderwerp van het evangelie.
  3. Dit evangelie is in de eerste plaats gepredikt aan Israël, en aan niet-joden pas in tweede instantie. (De kwestie van voorrechten speelde in praktische zin in deze gemeente.)
  4. Gods gerechtigheid wordt geopenbaard in dit evangelie, maar die grechtigheid is uit het geloof en wordt toebedeeld en beoefend in geloof.
  5. Daarmee is het OT vervuld, want daar lezen we al: “De rechtvaardige zal uit geloof leven.”

3. De vijf grote thesen van de brief

Veroordeling, Toerekening, Toebedeling, Bewijs en Beoefening

Je kunt de brief benaderen als een uitwerking van vijf grote thesen over de gerechtigheid van God, die daarmee de diepte en genuanceerdheid van dat begrip expliciet maken.

3.1. Gods gerechtigheid veroordeelt (1:18 – 3:20)

Alle mensen hebben gezondigd en vallen daarmee onder het oordeel van God. Aan dat toekomstige oordeel kan niemand ontsnappen, of je nu de Torah kent en bestudeert of dat je als heiden alleen maar een geweten hebt dat onderscheid maakt tussen goed en kwaad.  Jood en heiden vallen gelijkelijk onder dat oordeel, want er is geen aanzien des persoons bij God en Gods oordeel berust op werken, niet op voorrechten zoals de Jood die historisch wel kent – zoals de openbaring van het OT en besnijdenis.

3.2. Gods gerechtigheid wordt toegerekend (3:21 – 5:21)

Gerechtigheid – Gods verbondstrouw die redding brengt – komt tot stand door het bloedig offer van Christus en ontvangen door het geloof in Hem. De gerechtigheid die een gelovige heeft, zijn “status” tegenover God, is dus een toegerekende gerechtigheid. Geen gerechtigheid die hij zelf verdiend heeft, maar een gerechtigheid die hij ontvangen heeft, die hem is toegerekend.  God neemt het op Zich om de gevallen zondaar weer terug te brengen in een relatie van wederkerige trouw en liefde.

3.3. Gerechtigheid wordt toebedeeld (6 – 8)

Gods gerechtigheid wordt op grond van de rechtvaardiging (rechtvaardig verklaring) ook zichtbaar in de heiliging (rechtvaardigmaking).  De gelovige wordt niet langer door de zonde beheerst en is vrij van het oordeel en kan daardoor leven in de kracht van de Heilige Geest.

3.4. Gerechtigheid wordt bewezen in de geschiedenis (9 – 11)

Gods gerechtigheid wordt ook zichtbaar in het feit dat Israël, hoewel het vele voorrechten bezit, niet ontkomt aan Gods rechtvaardigd oordeel. Het grote raadsel van Israëls ongeloof in haar Messias is juist de manier waarop Gods trouw zich doorzet tegenover de heidenen, terwijl Israël uiteindelijk toch zal worden hersteld.  In de tussen tijd is er een overblijfsel: dat bepaalt de theologische positie van de joodse gelovigen in Rome.

3.5. Gerechtigheid wordt beoefend (12:1 – 15:13)

In de gemeente van Christus, zowel intern als in haar relatie tot de wereld (de samenleving van Rome) wordt deze gerechtigheid ook beoefend. Intern wordt dat zichtbaar aan de wijze waarop verschillende typen van gelovigen met elkaar in liefdevolle relatie staan, de zogenaamde “sterken” tegenover de “zwakken” (of: “gevoeligen”)  in relatie tot de rol van de Torah in het Christelijke leven. Extern gaat het om de relatie tussen de gemeente en de Romeinse overheid.

4. Bijzonderheden

Een van de grote bijzonderheden van de brief is de heldere manier waarop Paulus uiteenzet wat predestinatie (voorbestemming) is, en in welk verband het staat tot de manier waarop mensen tot geloof komen.

In Romeinen 8 – dus in het gedeelte dat spreekt over de toebedeling van de gerechtigheid, de heiliging – vinden we de gouden ketting:  voornemen (=voorkennis), bestemming, roeping, rechtvaardiging, verheerlijking.  In Romeinen 10 – in het gedeelte over Gods gerechtigheid in de omgang met Israël – vinden we wat ik dan de zilveren ketting zou willen noemen: zending,  prediking, horen, geloven, aanroepen, behouden worden.

Beide gedeelten in samenhang verklaren het verschil tussen wedergeboorte en bekering dat in Johannes 3 aan de orde is, in het gesprek van de Heer Jezus met Nicodemus.

Een tweede bijzonderheid is de leer van het uiteindelijke behoud van Israël ondanks hun ongeloof en verharding in het heden. Het is een groots thema in deze brief dat God Zijn beloften gestand doet, ondanks het ongeloof van Zijn volk.

(wordt vervolgd)

Robbert Veen – 29 juni 2017

Lader Bezig met laden...
EAD logo Duurt het te lang?

Opnieuw laden Laad het document opnieuw
| Open Openen in nieuwe tab

Download

Dit bericht is geplaatst in Algemeen, Romeinen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *