Over de preek van Augustinus over Johannes 1 – slot

1

In zijn versie van de Bijbel moet Augustinus vers 3 en 4 gelezen hebben als: “Alles is door Hem gemaakt en zonder Hem gemaakt is niets. Wat gemaakt is, was in Hem leven etc.” Dat is beduidend anders dan onze versies die ongeveer zo lezen: “Alles is door Hem gemaakt en zonder Hem is niets gemaakt dat gemaakt is. In Hem was het leven etc.” Zo vinden we het ook in de moderne edities van de Latijnse Bijbel.

Als we het lezen zoals hij het deed, zullen we met hem moeten instemmen dat de tekst dan schijnt te zeggen  dat alles leven is. Er is niets gemaakt zonder Hem. In Hem is alles leven, wat gemaakt is; alles wat in Hem gemaakt is, is te betitelen als “leven.” Dan mag je ook zeggen dat aarde en hout evenzeer “leven” zijn. Net als de zon, de maan en de sterren – alles is leven. Nu zeggen we dat soms wel, merkt Augustinus op, maar alleen in de symbolische zin dat “hout” bij voorbeeld staat voor het “kruis” en het kruis van Christus leven geeft. Wij hebben leven ontvangen door het houten kruis van Golgotha. We kunnen daarom in dit bijzondere geval wel billijken dat “wat in Hem gemaakt is, leven is.” Dan hebben we te doen met beeldspraak. Christus maakte het hout waaraan Hij zelf gekruisigd werd. En Hij gaf leven aan iedereen die in dat houten kruis gelooft, d.w.z. gelooft in Degene die op dat hout Zijn leven gaf voor de zonden van de wereld. Het is helder dat we dan dit hout “leven” noemen op grond van een overdracht van de betekenis: omdat het houten kruis leven bracht, kunnen we het hout “leven” noemen. Zo noemen we een medicijn of voedingsmiddel “gezond”, omdat het je gezond máákt.

Maar als we dat eenmaal toestaan als een algemeen taalgebruik, lokken we een ketterij uit, namelijk die van de Manicheeërs. Die zeggen dat een steen leven is, en dus een ziel heeft, evenals een muur en een touw en wol en kleding etc. Als “wat gemaakt is, in Hem leven is”, dan zijn alle dingen bezield en in zekere zin levend. Wanneer ze gewezen worden op de absurditeit van die gedachte, wijzen ze op het vers dat we hier bespreken en zeggen: “wat gemaakt is, is in Hem leven.” Wat ze vergeten is, dat hier staat dat wat gemaakt is, leven is IN HEM! Niet in zichzelf en zonder meer. En er staat ook niet dat wat gemaakt is “levend” is. Het is leven, maar alleen “in” Hem. Wat kan dat anders beduiden dan een “in de geest” aanwezig zijn? Dus een “mentale” existentie aanduiden?

2

 Wat kan het dus betekenen? Wat is de toepassing van het vers? De aarde is gemaakt, zeker. Maar wil dat zeggen dat de aarde “leven” is?  Moeten we het woord “leven” in dit verband niet heel anders begrijpen? Heeft de Schepper in Zijn wijsheid niet een reden (ratio) gehad bij het maken van de aarde? Wat is die reden dan? Volgens de normale betekenis van het woord “ratio” kunnen we denken aan een motief of een doel.  Christus heeft toch een doel voor ogen gestaan toen Hij de aarde schiep. Is dat niet de zin van het woord “leven”? In de wijsheid van Christus was een reden om de aarde te maken en die reden heet “leven.” Al snel kun je denken dat het Augustinus hierom te doen is. Het leven in de schepping is de reden en het doel die God voor ogen stonden. De schepping is er, ter wille van het leven. Is dat niet vanzelfsprekend? Augustinus gebruikt immers het woord “ratio” dat reden en motief kan betekenen. Maar al snel wordt duidelijk dat hij het woord in een technische, en wel filosofische betekenis bedoelt.

Augustinus wil de term “ratio” duidelijk maken met een voorbeeld. Een timmerman maakt een houten kist. Het eerste wat hij doet is, dat hij in zijn geest een voorstelling maakt van de kist. Als hij geen voorstelling heeft, kan hij ook niets maken. Het maken van een kist is niet een willekeurig snijden en binden en timmeren aan verschillende stukken hout in de hoop dat uit die chaos een kist ontstaat. Hij bepaalt de maat, zoekt geschikt hout, zet zijn gereedschap klaar, heeft een vorm in gedachten en pas daarna begint hij het te maken, kortom: hij ontwerpt een kist voordat zijn werktuigen ook maar iets doen. De “reden” is niet het motief om iets te doen, maar de rationele vorm die iemand voor ogen staat. De “ratio” is de kist-in-ontwerp.

Daar zit Augustinus’ leer in van de zogenaamde rationes seminales, de geestelijke vormen die God gebruikt heeft als “kiemkrachtige gedachten” om de wereld tot stand te brengen. Maar dat behoort tot zijn (neo-Platoonse) filosofie die ik hier niet bespreken wil. Het is mij nu voldoende om de prediking te volgen.

Terug naar het ontwerp van de kist. Stel nu dat na een paar uur timmeren de kist die de timmerman ontworpen heeft, nu tastbaar voor me staat. Het ontwerp was onzichtbaar in mijn geest, maar de kist die ik gemaakt heb staat zichtbaar voor me. Het ontwerp is realiteit geworden in de kant en klare kist. Is daardoor het ontwerp van de kist verdwenen? Bestaat er nu geen ontwerp van de kist meer, nu ik dit ontwerp heb uitgevoerd door de kist ook daadwerkelijk te maken?  Blijkbaar wel. Stel dat de kist in brand vliegt en weer verdwijnt, kan ik dan niet opnieuw die kist maken als ik het ontwerp ervan nog in mijn gedachten heb? Het ontwerp blijft, terwijl de kist vergaat.

Je moet dus het verschil blijven zien tussen het ontwerp van de kist en de gemaakte kist. De gemaakte kist is niet “leven”, maar er is een goede grond om te zeggen dat de ontworpen kist wel leven is. Waarom? Omdat de ontwerper van de kist zelf levend is. Het ontwerp behoort tot zijn gedachten, tot zijn bewustzijn. De kist als ontwerp is “in hem”, in de gedachten van de maker, en omdat hij zelf levend is, “leven.”

Het blijft een vreemde manier van spreken. Waarom zeggen we dan niet, dat het ontwerp van de kist als gedachte leeft in de maker? En daar ook blijft als de feitelijke kist vergaat? En kunnen we op grond daarvan zeggen dat de kist “leven” is? Augustinus trekt wel die conclusie: “Dus, mijn beminde broeders, omdat de Wijsheid van God, waardoor alle dingen gemaakt zijn, alles al bevat in de vorm van een ontwerp voordat ze gemaakt zijn, daarom zijn de dingen die gemaakt zijn naar dit ontwerp niet zonder meer leven, maar wat er ook maar gemaakt is, is leven in Hem.” Zo is het echt met alles. Je ziet de zon, de maan en de sterren. In de werkelijkheid zijn het hemellichamen, maar in de Geest van Hem die ze gemaakt heeft, is het alles leven.

3

Het vers gaat verder met de woorden: “en het leven was het licht van de mensen.” Dit slaat op de menselijke wijsheid die een licht is dat we ontvangen.  Alleen mensen ontvangen deze verlichting. Alleen mensen zijn in staat rationeel te denken. Alleen mensen kunnen de wijsheid van God begrijpen, omdat alleen mensen geschapen zijn naar het beeld van God. Het leven waardoor alle dingen gemaakt zijn – het ontwerp dus in Gods eigen geest – is het licht voor mensen die het kunnen begrijpen. Wanneer we de werkelijkheid kennen, dan doen we dat door de “rationes”, de gedachten van God, van het ontwerp, te begrijpen. Een appelboom in de werkelijkheid is begrijpelijk omdat ik de “ratio” ken van de “appelboom”. Deze kennis is het licht, het intuïtieve begrip van de wereld om mij heen op grond van de ideeën, vormen, of “rationes” die ik met mijn verstand kan vatten. Daarom zegt de tekst: “Dit was het waarachtige Licht, dat ieder mens verlicht die in de wereld komt.”

Het “komen in de wereld” wordt door Augustinus gelezen als verwijzing naar degenen die verlicht worden. Wij spreken meestal over het licht dat in de wereld komt en ieder mens verlicht. Voor Augustinus was het aanwijzing voor hoe wij de wereld kunnen begrijpen, hoe wij Gods wijsheid kunnen verstaan. Mij lijkt het toe, dat de termen bij Johannes gebruikt worden in een morele zin. Niet dat Augustinus dat niet ziet, maar het is voor hem een en hetzelfde. Het licht van het verstand waardoor wij de wereld begrijpen komt voort uit Gods wijsheid. En onze duisternis, wat ons belemmert om de waarheid te kennen is van morele aard: het zijn de zonden en overtredingen die ons verstand verduisteren.

4

Niet iedereen kan dit licht ontvangen dat voortkomt uit het leven van de Schepper, uit het Woord zelf. Sommigen worden geplaagd door hun zonden, zodat ze niet kunnen zien. Laat dat er niet toe leiden dat je denkt dat er ook geen licht is, alleen maar omdat jij het niet kunt zien. Zo vinden we het hier ook: “Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet begrepen.” Net zoals je een blinde in het zonliucht kunt plaatsen, zodat de zon aan hem present is – toch is de blinde niet present aan de zon, d.w.z. hij ziet het zonlicht niet. Dat betekent toch niet er geen zonlicht is, omdat het er niet is voor de blinde?

Iedere dwaas, iedere zondaar, een ieder die zich verre houdt van de godsdienst is in wezen een blinde. Hij is niet aanwezig als het licht schijnt en meent dan dat er geen licht is. Wat moet zoiemand dan doen? Laat hij dan eerst maar eens zuiver worden, zodat hij het licht weer kan zien. Verwijder alles wat aan je hart – je geestelijk gezichtsvermogen – het zicht belemmert. Dan zul je de wijsheid zien die altijd aanwezig is.

Zalig zijn de zuiveren van hart, want zij zullen God zien.

AMEN

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *