Jezus is de BroLiDeOpHerWegWijn volgens Johannes

BroLiDeOpHerWegWijn

Het is simpel om dit woord uit het hoofd te leren. Zo leerde ik als kind het woord: “Superformiweldegeindefantakolosachtig.” Ik pauzeer hier even zodat u het kunt uitpakken: super, formidabel, (ge-) geweldig, geinig, fantastisch en kolossachtig. Het woord dat je daarvan kunt vormen is inderdaad meer dan “reusachtig, mooi en prachtig”, zoals het lied gaat.

Ook het woord brolideopherwegwijn moet worden uitgepakt. Maar dan heb je ook wat. Het gaat om de zeven uitdrukkingen die Jezus gebruikt om Zichzelf te omschrijven. Dit is het lijstje:

  1. Brood (van het leven – Johannes 6:35)
  2. Licht (van de wereld – 8:12)
  3. Deur (van de schaapskooi – 10:7, 9)
  4. Opstanding (en het leven – 11:25)
  5. Herder (de goede – 10:11, 14)
  6. Weg (en de waarheid en het leven – 14:6)
  7. Wijnstok (15:1, 5)

In het Grieks staat er steeds “ego eimi”, en dat is een merkwaardige uitdrukking. Het komt heel weinig voor in normaal Grieks. En de reden daarvoor is dat het eigenlijk een soort stotteren is. Ego betekent “ik”, en “eimi” betekent “ik ben.” Dus wat zegt Jezus? “Ik, ik ben.” Eimi alleen was dus al genoeg geweest. En zelfs “ego”, los gebruikt, was ook nog begrijpelijk geweest – hoewel het dan een wat te letterlijke vertaling vanuit het Hebreeuws zou zijn geweest.

De Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament uit de tijd van Jezus, gebruikt deze woorden in Exodus 3:14. Het vertaalt de lastige Hebreeuwse uitdrukking “Ik zal zijn die Ik zijn zal” met de Griekse uitdrukking “ego eimi ho oon.” Letterlijk dus: Ik, Ik ben Degene die (voortdurend) is. Dat betekent zoiets als: Ik ben er altijd, Ik zal er altijd bij zijn, Ik blijf altijd degene die Ik ben. Op die manier stelt God zich voor aan Mozes. Anders dan in het Hebreeuws is de constructie dus als volgt: eerst een zeer nadrukkelijk “Ik”, dan een vorm van het werkwoord waarin dat “ik” al is opgenomen, en dan een uitdrukking die als het predicaat fungeert. Dat predicaat is dan een nadere kwalificatie.

Wanneer Jezus in het evangelie naar Johannes zeven keer dezelfde constructie gebruikt in Zijn beschrijving van Zijn Persoon en missie, dan is dat niet toevallig. Ik, Ik ben (net als de Here die Zich aan Mozes openbaarde), en – Ik zal bij jullie zijn als – brolideopherwegwijn. Op welke wijze is Hij dan bij ons? Als Brood, als licht, als de Deur, als de Opstanding, als de goede Herder, als de Weg – en waarheid en leven – en als de Wijnstok.

De toehoorders in de tijd van Jezus begrepen heel goed, dat Jezus zich met deze uitspraken identificeerde met God. Omdat er altijd ook een predicaat gebruikt wordt, lezen we nergens dat ze Hem hierom aanvallen. Pas wanneer Hij uitlegt wat hiermee bedoeld kan zijn, – Ik en de Vader zijn één – nemen ze “stenen op om Hem te stenigen”, zoals we lezen in Johannes 10:31. Wanneer Hij de uitdrukking echter gebruikt zonder predicaat, dus zonder nadere kwalificatie verschijnt Hij in Zijn volle goddelijke heerlijkheid.

  • Dat gebeurt bijvoorbeeld in Johannes 4:26, wanneer de Samaritaanse vrouw zegt dat zij weet dat de Messias zal komen. Jezus antwoordt dan met de woorden: “Ik ben (het), die tot u spreek.” Dat zou je nog kunnen reconstrueren alsof Hij gezegd had: “Ik, Ik ben de Christus.”
  • We komen het ook tegen in Johannes 6:20. Daar zegt Hij tegen de discipelen die Jezus op het water zien lopen, en dan zonder een predicaat, “Ik ben (het), weest niet bang!”
  • We vinden het in 8:24 waar Jezus zegt: “als u niet gelooft dat Ik (het) ben, zult u inderdaad in uw zonden sterven.”
  • Een moeilijk geval is nog 8:58, “voor Abraham er was, ben Ik er al.” Maar ook hier denk ik dat de bedoeling was om te zeggen dat Hij, als de Zoon van God, uiteraard al bestond in de eeuwigheid. (Diezelfde gedachte al bij Johannes de Doper: “Na mij komt een man die mij vóór is, want Hij was eerder dan ik” ( 1:30).
  • Dan vinden we het ook nog zonder predicaat in hoofdstuk 13:20. Jezus legt uit dat Hij het verraad van Judas voorspelt, nog zonder zijn naam te noemen, opdat “u, wanneer het gebeurt, zult geloven dat Ik (het) ben.” Het is duidelijk dat de discipelen hier moesten begrijpen, dat Jezus Zichzelf werkelijk aan God gelijk kon stellen.

Wanneer Hij dan uiteindelijk zegt “ik, Ik ben (het)”, lezen we dat de soldaten en de dienaars van de overpriesters maar ook de Farizeeën terugdeinzen en op de grond vallen. Dat moet een onbeheersbare reactie zijn geweest. Het houdt geen erkenning in van de godheid van Jezus. Het is wel een gevolg van de macht die in deze eigennaam van Jezus ligt. Het zou ook kunnen zijn, dat ze het goed begrepen hebben en daarom als een godslastering hebben opgevat. Alsof God Jezus zou gaan straffen voor deze vermetele woorden en zij daarom niet in Zijn buurt willen zijn. Maar hoe het ook zij, hier zegt Jezus rechtstreeks dat Hij de “Ik ben” van Exodus 3:14 is.

Wat Hij verder allemaal is, op welke wijze Hij dan bij ons en met ons is, hoe Hij is tegenover ons en de wereld, kan in één woord gezegd worden:

Brolideopherwegwijn

Ik vind dit woord, om goed te onthouden wat de zeven “Ik ben” – uitspraken in het evangelie naar Johannes zijn, waarlijk

superformiweldegeindefantakolosachtig.

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking, Bijbelstudie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *