Hoe zit het dan met de vrije wil?
Als God de beschikking heeft over alles wat gebeurt, en Zijn wil het goede veroorzaakt en het kwade toelaat, is er dan nog zoiets als vrije wil?
Wij ervaren die vrije wil als iets bewegelijks in onze innerlijke natuur. Elke dag weer maken wij beslissingen, kiezen wij voor het ene of het andere. Is deze innerlijke wil niet in ieder geval vrij? We zijn toch tenminste verantwoordelijk voor de keuzes die wij maken, die wij ook vrijelijk doen. Als wij onze keuzes zouden maken in overeenstemming met Gods Woord, zou er geen kwade daad uit ons voortkomen. Het probleem ligt echter in onze motivaties en de beweeglijkheid van willen en denken.
Alles wat gebeurt, gebeurt onder Gods almacht. Maar daaruit volgt niet dat ook onze vrije keuzes, onze vrije wil, door Hem bepaald wordt. Was dat wel het geval, dan zou God niet in staat zijn om het kwade te veroordelen en de zondaar te straffen. Gods almacht is juist de oorzaak van onze vrije wil, en niet de beperking ervan. God heeft ons gemaakt met de mogelijkheid – en de plicht – voor het goede te kiezen. Pas wanneer wij die keuze hebben gemaakt, treedt Gods almacht naderbij om dat wat wij gekozen hebben ook in de wereld te laten gebeuren. Gods goedheid gaat niet aan onze besluiten vooraf. Wanneer het goede ook de oorzaak zou zijn van mijn keuzes, zou het kwade niet bestaan.
Het is dus aan ons om het goede te kiezen en te willen. Het is aan God om onze keuze realiteit te geven in de werkelijkheid. Het is te vergelijken met het bouwen van een huis. Er is een architect die het geheel van dat huis van tevoren bedacht heeft. De prestatie van het gebouwde huis schrijven wij daarom aan de architect toe. Het is zijn werk. De daden die wij doen komen op gelijke wijze voort uit onze wil, als het gebouwde huis uit de wil van de architect.
Maar de architect is niet de uiteindelijke oorzaak van het huis. In de klassieke taal van de metafysica is de architect de formele oorzaak van het huis. De leverancier van het materiaal, en het werk van de bouwvakkers brengt dit huis uiteindelijk tot stand. Al deze efficiënte oorzaken zijn nodig om de wil van de architect tot een realiteit te maken. Als het huis verkeerd is ontworpen en niet in de realiteit kan bestaan, zullen de bouwvakkers dat weldra ontdekken. Maar ook omgekeerd, het mooiste ontwerp kan falen, wanneer de materialen die nodig zijn niet worden geleverd.
In deze vergelijking zijn wij de architect van onze daden. En beschikt God over leverancier en bouwvakkers. Het verkeerde ontwerp wordt realiteit als God het toelaat. Wanneer Hij het materiaal levert en de bouwvakkers laat werken volgens de aanwijzingen van de architect. Ook het goede ontwerp, de goede wil, is afhankelijk van Gods beschikking over de realiteit.
God laat ons niet elk ontwerp ook tot stand brengen. En soms komt God onze wil te hulp, en laat iets gebeuren dat beter en mooier is dan wij het oorspronkelijk bedacht hebben. Zo komt soms het goede voort uit onze kwade wil.
Daarom moeten we zeggen, dat Gods almacht geen betrekking heeft op onze keuzes, op onze innerlijke vrijheid. De architect is zelfstandig. Maar dat Zijn almacht zich wel uitstrekt over al die oorzaken die nodig zijn om onze vrije wil tot stand te brengen. Hebben wij het goede gewild, dan is het God die het in werkelijkheid uitvoert. Hem zij alle eer! Hebben wij echter het kwade gewild, dan is het opnieuw God die het uitvoert. Maar wij zijn verantwoordelijk omdat het willen uit ons voortkomt. Wij zijn en blijven verantwoordelijk voor wat we willen en wat we kiezen. En daarom ook verantwoordelijk voor onze daden.