Leef koninklijk! Je bent bestemd om te regeren! –
Door Martin Koornstra – Uitgever: Royal Mission Productions – 2009
Dit is de grote ontdekking van Martin Koornstra: “hij (Jezus) kwam om de aarde te heroveren en zet ons daarbij in zijn opdracht is ons bevel geworden. Ga op weg en verkondigt: ‘Het koninkrijk van de hemel is nabij.'”
1 Gelovige heerszucht
De eerste opdracht die God aan de mens geeft, zegt Martin, is “heers over de aarde!” Strikt genomen is dat niet waar, want in Genesis 1:26 spreekt God tegen zichzelf met de woorden “laten zij heersen et cetera”, en in vers 28 vinden we het eerste gebod: “God zei tegen hen: wees vruchtbaar, wordt talrijk, vervulde aarde”, en dan pas: “onderwerp haar, en heers etcetera.” Wel belangrijk dat de mens geacht wordt te heersen over “de vissen van de zee, over de vogels in de lucht en overal de dieren die over de aarde kruipen!”
En dan citeert Martin ook Openbaring 22:5b, waar hij leest: “En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.” Martin concludeert: “zijn doel met ons is koninklijk, daarom zijn we bedacht en heeft Hij ons geschapen. Letterlijk vanaf het eerste tot het laatste hoofdstuk van de Bijbel zijn we bestemd om te regeren. Het is Gods plan met ons dat we heersen. Er zit een kroon op ons hoofd en we dragen een koningsmantel. Als we er niet naar leven, missen we de roeping van ons bestaan. Vanaf dag één tot aan het einde van de tijden echoën deze woorden door het universum: “Je bent bestemd om te regeren!”
Ze zeggen het allemaal. Heel die club van charismatische predikers, die allemaal besmet zijn door de Dominion-theologie, door de New Apostolic Reformation en hun praktijk van de Word of Faith beweging hebben meegekregen. Ze hebben het overgenomen en geleerd van de generatie die naar Toronto ging om daar op de grond te vallen, te huilen en te schreeuwen en te janken als een hond. Tot eer van God, dat wel. Ik heb het bij Koornstra kunnen lezen, en van Van der Knaap heb ik het gehoord in zijn preek op moederdag. Dat was een mooie wending, mannen en vrouwen waren voorbestemd om te regeren. Fijn moeder! Heers dan maar over je keuken! Maar het klinkt goed. Iets later, op pagina 17, zegt hij nog wel even tussendoor dat het heersen een levensdoel is náást de aanbidding. Gelukkig! Martin weet het. Maar toch. Koningen zijn we.
2. Van heersen naar wonderwerken
Heersen, zegt Koornstra, ligt niet zozeer in het beheersen van de aarde, maar eerder in het beheren van de aarde. Tot zover correct. Rentmeesterschap dus, geen overheersing van de schepping voor de korte termijn doelen van de mens. Maar de volgende zin laat de zaak ontsporen: “Of namens de grote Koning gezag uitvoeren (uitoefenen?).” Is dat een ander woord voor dat beheer over de aarde? Maar in de uitleg schuift het een beetje op: “Namens Hem, als ambassadeurs van een ander Rijk, mogen wij zijn wetmatigheden laten gelden op aarde. Dat is nog eens dienstbaar leiderschap!” Dat berust niet op de tekst van de Bijbel, maar is weer de bekende exegetische vergissing van veel charismatische predikers. Associaties met behulp van de betekenissen van het vertaalde woord. Van der Knaap is er dol op. Koornstra is er een meester in. Van de Wal heeft het tot een kunst verheven. Van het beheren van de aarde gaan we heel snel naar het uitoefenen van Koninklijke macht op aarde. Geen probleem.
Wat moeten we hier van maken? Het is zeker waar dat het beheren van de aarde een van de opdrachten aan de mens is geweest. In andere kringen wordt dan met meer inhoud en vrucht gesproken over rentmeesterschap. Dat woord valt binnen de sfeer waarin Gods Woord onder druk staat. Hoe maak je dat rentmeesterschap waar in een neo-liberaal klimaat, en binnen chaotische politieke machtsverhoudingen? Dat is nog eens een koninklijke opdracht! Het is een belangrijke gedachte dat God de mens bedoeld heeft als degene die bovenaan de schepping staat, met de opdracht om de wereld te bewaren en te bewaken. Maar als dat alles was wat Koornstra hier wilde beweren, was dit een boekje van 20 pagina’s geweest. En daar kun je geen E 24,95 voor vragen.
Een paar citaten om te illustreren welke kant het nu opgaat. Er is een goede kant: “een verlangen om te leven voor de Koning en Hem te vertegenwoordigen.” (Pagina 25.) En dan gaat het weer mis: “Begiftigd met ongelofelijke beloften van Koninklijke autoriteit.” (Ibid) Er is een goede kant: “leef, verwacht, geloof en wees actief in navolging van Jezus.” En dan gaat het weer mis: “het actief verwachten van wonderen en rekenen op Gods bovennatuurlijk ingrijpen, maakt deel uit van de bediening van Jezus” (pagina 86). Soms gaat het goed: “natuurlijk is redding en vergeving van zonden belangrijker voor de eeuwigheid.” En dan gaat het weer mis: “maar nog mooier is het om de gezondmakende kracht van Jezus te ervaren in je geest, ziel en lichaam” (pagina 103).
3. Royal Mission
Waar het uiteindelijk bij Koornstra om gaat is de zogenaamde “Royal Mission.” De discipelen krijgen die opdracht in Mattheus 10. “Ga op weg en verkondig: ‘Het koninkrijk van de hemel is nabij. Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden (we zitten in de NBV!) rein en drijf demonen uit.'” Dit is de nieuwe missie voor de mens, zegt Martin. Wij brengen het evangelie van dit koninkrijk. En dan gaat het weer even goed wanneer hij zegt, “Allereerst worden we uitgedaagd om te verkondigen en uit te spreken. Door middel van woorden deze boodschap communiceren.” (Pagina 112) En dan wordt het weer een beetje zorgelijk: “ten tweede zullen we werken doen. Uit al onze werken blijkt dat we weggeven. In de vorm van tijd, geld, aandacht, vergeving of liefde” en daarna gaat het weer helemaal mis: “En als derde brengen wij het Koninkrijk dichtbij door middel van wonderen. Bovennatuurlijke ingrepen van God zijn wegwijzers naar de Koning. Zij demonstreren de aanwezigheid van het Koninkrijk. Woorden, werken, wonderen. Dat zijn de drie elementen van de Royal Mission.”
Ziet u hoe ver we nu gekomen zijn? Genesis 1 vertelde ons dat de mens de taak heeft gekregen om de schepping te beheren. Openbaring 22 vertelde ons, dat uiteindelijk God de mens zodanig zal herstellen, dat hij deze opdracht weer kan vervullen. Welke opdracht? Het beheren van de aarde. Maar tussendoor is Mattheus 10 erdoorheen gevlochten. Een opdracht aan de apostelen. Aan de 12 apostelen! Aan de voornaamste, eerste getuigen van de opstanding. Aan degenen aan wie het werd toevertrouwd om de openbaring van God vast te leggen in het Nieuwe Testament. Aan degenen die met buitengewone tekenen het gezag van de woorden van Jezus mochten demonstreren. Aan degenen die de boodschap van de zaligheid (dan zitten we in de HSV!) die Jezus had verkondigd, aan ons hebben bevestigd. Zij hadden het gehoord, wij hebben het van hen ontvangen. Wij zijn door de woorden van de apostelen tot geloof gekomen zegt Johannes 17. En God heeft, zegt Hebreeën 2:4, aan die apostelen, aan hen die Jezus gehoord hadden, “mede getuigenis gegeven. Namelijk door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil.”
Nee, zegt Martin. Wij brengen het Koninkrijk dichtbij door middel van wonderen. In Romeinen 15 zegt Paulus dat hij het evangelie gehoorzaam aan de heidenen heeft gebracht, in woord, en daad, door de kracht van tekenen en wonderen. Daarmee bevestigt Paulus vanuit zijn eigen ervaring de woorden van Hebreeën 2. De bijzondere tekenen van een apostel zijn door Paulus gedaan. En zo heeft de Heer Zijn Evangelie bevestigd in de apostolische tijd. Nee, zegt Martin, dat doen wij net zo goed.
4. Gelovige vertegenwoordigers met volmacht
Wanneer Paulus zichzelf beschrijft als een ambassadeur van Christus, is dat in zekere zin wel op elke gelovige van toepassing. Wij vertegenwoordigen allen het Koninkrijk van de Zoon, het Koninkrijk van de Hemel. Waarom? Omdat wij laten zien dat wij deze God gehoorzaam zijn. Die gehoorzaamheid is een erkenning van Gods koningschap. Het woord “koninkrijk” suggereert een domein, de vertaling koningschap zegt iets over de positie van de Heere God tegenover Zijn schepselen. Wie dat koningschap erkent, behoort tot Zijn koninkrijk. Van die koning ben je een “ambassadeur” omdat je wezenlijk een burger van de hemelen bent. Zo radicaal is onze “ballingschap”.
Maar heel in het bijzonder is een ambassadeur iemand die ook rechtstreeks door de Koning is aangesteld. Dat kunnen alleen de apostelen zeggen. Dat is ook wat het woord apostel betekent. Iemand die als zaakgelastigde van een ander kan optreden. In het Hebreeuws is dat een sjalieach, letterlijk een “gezondene”, maar dan als technische term voor iemand die volmacht van zijn meester bezit. In een zwakkere betekenis, vinden we vaak bij Lucas het woord apostel voor elke gelovige. Maar die twee betekenissen moeten we wel scherp van elkaar onderscheiden.
Goed. Het lijkt dus duidelijk dat alleen Paulus en de andere apostelen, en hun medewerkers, in de eerste eeuw de ambassadeurs waren van Koning Jezus. Maar in de platgeslagen Bijbel van Koornstra, zijn wij het allemaal. Zo zegt hij: “we zijn net als mensen die op een ambassade werken. Vertegenwoordigers van een ander land, met het mandaat van dat land. In het gebouw van de ambassade waar we werken, gelden de regels van dat andere Koninkrijk. Eigenlijk is het een stukje van een ander koninkrijk binnen dat land. Zo werkt het ook in ons leven. Wij horen bij onze Koningin die ons ontmoet, komt op het ambassadeterrein van zijn Koninkrijk en daarmee in de invloedssfeer van het Koninkrijk van God.” (Pagina 115.) Tot zover kun je er nog wel wat van maken. Maar het zit bij Koornstra en zijn charismatische collega’s, nooit in de aanloop, maar altijd in de sprong. En die volgt.
Want wat zegt hij dan: “deze overname van de wereld vraagt om een meesterlijk marketingplan. […] Zij (de discipelen) krijgen de opdracht om in (sic!) de wereld te veranderen maar ze mogen niets meenemen. De discipelen moeten aan de slag. Nu moeten er woorden komen, en werken, en wonderen.”
Astrid Feddes zei het ook al: “Ben je bereid om in je leven een stukje van de wereld te veroveren en te claimen voor Jezus? Dan moet je de geur van Jezus vespreiden.”
5. Wonderen nu
Hoofdstuk 9 is daarom het spannendste. We hebben bijzondere bevelen ontvangen, namelijk om bovennatuurlijke manifestaties van goddelijke heerschappij zichtbaar te maken. We moeten genezen, bevrijden en opwekken. Dat wordt gezegd tegen de apostelen, en tegen de 72 die met een vergelijkbare opdracht zijn uitgezonden tijdens het leven van Jezus. Maar uiteraard betekent dat voor Martin dat het ook tegen ons gezegd is.
Marcus 16 is natuurlijk de grondslag. Een ambassadeur van Christus – wat wij allemaal zijn volgens Martin – moet in ieder geval “bevrijding brengen, genezing uitvoeren en in nieuwe talen spreken.” Daaraan kun je een discipel herkennen – merk op de verschuiving van de 12 discipelen, dat wil zeggen de apostelen, naar een discipel zonder meer. De volgelingen van Jezus hebben autoriteit ontvangen, en daar horen dus wonderen bij. Als dat er niet was, zouden we alleen “holle rituelen, inhoudsloze uitspraken zonder impact of de herhaling van leerstellingen” hebben. Alleen de wonderen tellen echt mee. Het staat er echt. Op pagina 166.
Er wordt meteen wel een belangrijke beperking aangebracht. Wonderen, met name genezingen, werken alleen “waar mensen rekenen op zijn kracht” (pagina 169). Wie dezelfde verwachting heeft als de bloedvloeiende vrouw, en de zoom van de mantel van Jezus aanraakt, wordt genezen – Mattheus 14. Dat is Bijbelse taal en prachtig om te horen. Maar geloof is in de Bijbel niet een of andere macht waarover wij beschikken, of die we moeten verwerven, zodat God tot een wonder in staat wordt gesteld. Wie in Jezus gelooft en toch bevestiging nodig heeft, kan in de tijd van Jezus op aarde een genezing meemaken als een teken voor anderen! Het is het voorwerp van dat geloof en de intentie van de persoon die weliswaar geen voorwaarde is van genezing, maar wel een motief kan zijn voor het verrichten van een genezing als teken. Weet Martin dat niet? Weet hij niet dat de melaatse in Lukas 5 niet wordt geheeld omdat God voor iedereen genezing wil brengen, maar opdat deze man een getuigenis kan afleggen tegenover de priesters over de Messiaanse status van Jezus. Hij geneest het ongeneeslijke. Gods Koningschap is dichtbij – nog niet gekomen, maar nabij!
Martin komt met een verhaal over een dienst in Rotterdam, waar hij als 10-jarig jochie bij was. De mensen moesten hun hand leggen op een zere plek of de plaats van hun kwaal. Dan ging de vader van Martin bidden. Na het gebed moest men verplicht uitbreken in gejuich en lofprijzing wat er ook gebeurde. Daarna moesten ze testen of ze genezen waren.
Wanneer Jezus iemand genas was dat onmiddellijk, volledig, definitief en bovennatuurlijk. Niet afhankelijk van de mate van hun geloof. (Geloof als een mosterdzaadje was al genoeg.) Maar in deze dienst in Rotterdam staken maar weinig mensen hun handen op. Een man die niet genezen was en nog steeds mank liep, kwam wel het wonder vermelden dat hij zijn “verrekte hoofdpijn” kwijt was.
Maar dan het volgende. De vader van Martin vraagt: wat is er met je benen aan de hand? (Altijd die benen, terwijl ik dacht het evangelie aan de armen gepredikt moest wordenm Maar ik dwaal af.) Het antwoord kwam: mijn benen zijn niet even lang. Er is een verschil van 7 cm. Toen werd er gebeden. Vlak voor zijn ogen zag Martin zeven centimeter been aangroeien, tot beide benen gelijk waren. Martin was 10 jaar oud toen deze goocheltruc – dat weten we inmiddels – op hem de indruk maakte dat God een wonder had verricht.
Is hier sprake van wonderen? Ongelijke benen worden weer even lang? Het blijkt te berusten op een illusie. Het is een goocvheltruc die al vele malen ontmaskerd is. Maar jongetjes van tien geloven niet dat hun vader een bedrieger is. Hoofdpijn die zomaar verdwijnt? Kan tijdelijk het gevolg zijn van adrenaline en de sfeer in een bijeenkomst. Het helen van een wond die lange tijd onder een pleister had gezeten? Kan een natuurlijk helingsproces geweest zijn. Precies om die reden hebben we pleisters.
Veel van dergelijke verhalen worden gebruikt om het vertrouwen op te roepen dat God op deze manier wonderen doet. Er is geen bevestiging door iemand die met een neutrale blik kijkt naar wat er gebeurd is. Geen medisch onderzoek achteraf. Geen nazorg die ons zou kunnen vertellen dat het uiteindelijk toch bedrog was. Zowel van de genezer die het zo graag wilde, als van de genezene die niet uit de pas wilde lopen. (Als ik maar zeg dat er iets gebeurt, dan is er misschien ook iets gebeurd.) Het zijn vaak “verborgen” gebeurtenissen, die vanaf een podium wel kunnen worden beweerd, maar niet kunnen worden waargemaakt. En dat is in scherp contrast met de wonderen van Jezus die onmiddellijk geverifieerd konden worden. De man die 38 jaar lang verlamd geweest was kon lopen. Iedereen kende hem. De man die vanaf zijn geboorte blind was, kon demonstreren dat hij kon zien. Niemand heeft daar twijfel over kunnen hebben.
En trouwens. Als pappa Koornstra zo mooi kon genezen, waarom zat hij dan niet dagelijks te werken in het dichtsbijzijnde ziekenhuis?
Waarom zou God deze genezingen alleen laten plaatsvinden tijdens deze bijzondere bijeenkomsten? Het mechanisme lijkt wel duidelijk. Al eerder meldde ik dat Martin het Nieuwe Testament zo leest, dat God geen wonder zal werken als iemand onvoldoende geloof heeft. Het lijkt dan logisch om tijdens een bijeenkomst dat geloof al dan niet kunstmatig op te wekken en te versterken. Liegen over genezingen wordt als toelaatbaar gezien omdat het bij mensen geloof kan wekken dat weer de voorwaarde is voor een echte genezing. Muziek, mededelingen van het podium, getuigenissen van anderen kunnen dat geloof dan nog verder versterken. Volgens de theologie van Martin is het dan zo, dat God het wonder gaat doen omdat iemands geloof het vereiste niveau bereikt heeft. Het kan om deze reden nog oprecht zijn ook. Zo wordt iemand een bedrieger met goede bedoelingen.
Toch blijft Martin op zijn manier realistisch. Veel mensen werden niet genezen in de samenkomst. Zijn eigen dochter werd niet genezen. Soms komt hij ertoe, hoewel vaak gedwongen, om toe te geven dat een gemelde en bejubelde genezing bij nader inzien niet heeft plaatsgevonden. Hij erkent dat het heel anders ging met Jezus en Zijn volgelingen. Die waren in staat alle mensen, iedere zieke te genezen. In plaats van enige bescheidenheid, sterkt dat juist Martin in zijn voornemen om het net zo te doen als hij denkt dat Jezus het deed. Om je eigen realisme te overschreeuwen en een geloof uit te stralen dat je eigenlijk niet hebt, is een bijzondere gave. Omdat die enthousiaste uiting van geloof bij anderen geloof oproept en daarom tot wonderen kan leiden is veel geoorloofd. Behoedzaamheid of terughoudendheid is daarom onverantwoord, bescheidenheid siert ons niet. Alleen achteraf als we moeten toegeven dat “het niet altijd werkt.” En dat we ook niet weten waarom. Even doordenken, zou ik zeggen. Maar alle twijfel wordt weggedrukt. De kracht van de Koning moet nu eenmaal gedemonstreerd worden want “het Koninkrijk breekt geweldig door.” Dan is er van realisme en van een nuchtere kritische houding niets meer te bespeuren. (Pagina 179)
6. Bevrijding van demonen
Het uitdrijven van boze geesten hoort er ook bij. Dat de geesten Jezus gehoorzamen wordt duidelijk uit Lucas 20. Dat ze bestaan kan niet worden geloochend na lezing van Efeze 6. Een gebed voor bevrijding voor iemand die overduidelijk een demonische bezetenheid heeft – geen psychiatrische aandoening dus, maar een overheersing van de eigen persoonlijkheid en wil, die de gedaante aanneemt van het in beslag genomen zijn door een andere persoonlijkheid – is zinvol. In mijn werk als predikant heb ik dat gebed ook een paar keer met iemand gebeden. Wie meent door een vreemde geest te zijn bezeten, kan ook alleen worden genezen door die vreemde geest uit te drijven, niet door uit te leggen dat een psychiatrische diagnose meer realistisch zou zijn.
Maar een oproep aan alle volgelingen van Jezus om de Koninklijke macht van Jezus uit te voeren, zonder te letten op die ontelbare gelegenheden waar de claim van dat gezag niets heeft uitgericht, is nog weer iets anders. Het is misschien wel godslastering, omdagt het de verwachting niet meer bij God houdt, maar naar mensen verlegt. De schijnbaar vrome woorden van Martin steken mij dan ook: “De Messias is in ons midden. De Meester is aanwezig en Zijn kracht is in ons. (?) De Koning regeert op zijn troon en wij spreken Zijn regering uit (?) over zieke, zwakke en onderdrukte mensen.” Wij spreken Zijn regering uit. Proclameren in de naam van de meester. (Pagina 184). Dat is geen uitvoering van een opdracht, dat is het claimen van een vermogen. Dat eerst de Koning niet, het usurpeert koninklijk gezag. Proclameren is aanmatiging. En waarom is dat noodzakelijk? Wat dacht je van het gebed in de naam van Jezus? Wat dacht je van de smeekbede in de richting van de Heer die alles vermag? Zou de proclamatie niet vervangen moeten worden door de supplicatie, de smeekbede? Want in de smeekbede wordt het Koningschap van Jezus veel zichtbaarder, dan in de vergeefse claims en proclamaties van de kleine koninkjes.
Maar dat is de wijze waarop Martin denkt. Ik eindig met een citaat dat geheel en al voor zichzelf spreekt, tenminste als jij, lezer, een kind van God bent:
“Alles wat van God is, behoort ook jou toe. Leef er in, geniet ervan en deel het uit. Trek die prachtige koningsmantel aan en leef een Koninklijk leven vanuit de troonzaal!” (Pagina 212)
Alles is van jou. Geniet! Deel! Leef een koninklijk leven! zegt de postmoderne charismaticus.
Maar mijn troost is, dat ik gekocht ben door het bloed van Jezus, mijn Heiland, en dat ik Zijn eigendom ben.
Deze uitspraak die je citeert is eigenlijk in het kort wat centraal staat bij veel sprekers en in gemeentes: “Natuurlijk is redding en vergeving van zonden belangrijker voor de eeuwigheid, maar nog mooier is het om de gezondmakende kracht van Jezus te ervaren in je geest, ziel en lichaam” (pagina 103).
Ik moet vaak denken aan wat ik vroeger vaak hoorde “het grootste wonder is als God een mens bekeerd”. Volgens mij is dat nog steeds zo.