Gods interventie in de geschiedenis

“De Bijbel toont ons Gods interventie. Hij grijpt in deze geschiedenis in twee soorten omstandigheden in. Hij doet dat eerst wanneer het menselijke kwaad een uitzinnige omvang bereikt: kwaad dat tegen God gericht is (afgoderij, hoogmoed en egocentrisme) en kwaad dat tegen anderen gericht is. Wanneer de beker overloopt, wanneer de mensheid de grenzen van het aanvaardbare kwaad overschrijdt, of dit nu aanvaardbaar is voor anderen of voor God, dan treedt God op om de zaken recht te zetten. De toren van Babel biedt het duidelijkste voorbeeld. God is in Zijn rust, maar de bouw van de stad en de toren van Babel is een dubbele belediging van God, een herhaling van de zondeval van Adam. Daarom vertelt de tekst ons dat God “naar beneden kwam om te zien” (Gen. 11:5). Verschillende exegeten hebben het in dit verband over antropomorfisme, alsof God niet wist wat er gebeurde. Maar dat is niet het punt. Het punt is dat God in zijn rust is, en hij verlaat zijn rust (komt naar beneden) om in te grijpen.

Hij grijpt echter ook in als de menselijke ellende een hoogtepunt bereikt, als de ellende zo groot is dat het schepsel dat God liefheeft het niet langer kan verdragen, en vooral als er geen menselijke remedie lijkt te zijn voor het kwaad, het lijden, het ongeluk en de ellende, als er geen menselijke middelen zijn om ermee om te gaan en er geen hoop is. Dit ingrijpen kan ook plaatsvinden wanneer mensen, zelfs los van het lijden, gevangen lijken te zitten in een soort noodzaak die onontkoombaar voortduurt, wanneer ze de macht van de omstandigheden niet in de hand hebben, wanneer ze gewoonweg geconditioneerd zijn, want God wil dat de wezens die nog steeds zijn schepselen zijn tenminste genoeg onafhankelijkheid of vrijheid hebben om zich om te kunnen keren en van hem te houden.

God komt dus tussenbeide, of het nu is om het lijden te verlichten en een antwoord te geven op gekwelde vragen (zoals die over werk), of om een collectieve politieke situatie op te lossen waarvoor geen menselijke oplossing bestaat. Door dit te doen, verstoort God de historische feiten op zo’n manier dat een onverbiddelijke situatie wordt vervangen door een vloeiende situatie waarin mensen kunnen handelen. God herstelt de toestand van Eden niet. Hij stelt ons eenvoudig in staat om opnieuw te leven. Hij wacht er voortdurend op dat we hem herkennen, dat we hem erkennen in zijn liefde. Hij grijpt dus af en toe, bij gelegenheid en sporadisch in. Dat zegt Jezus ook als hij zegt dat niet alle melaatsen door Elisa werden genezen (Lucas 4:25-27) en dat niet alle blinden werden genezen. Hijzelf genas zeker niet iedereen. Er is geen terugkeer naar het begin door een monumentale daad van God. (Dit zou zijn om ons te behandelen als onverantwoordelijke objecten.) Hier hebben we dus een eerste essentieel kenmerk van de goddelijke actie.”

Jacques Ellul

Dit bericht is geplaatst in Theologie. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *