De reden van het zijn (17/19)

Jacques Ellul, De reden van het zijn, Meditatie over Prediker[1]

Samenvatting

Deel 17

De God die geeft
God is, in Prediker, vooral de gever.
(…) God (…) heeft Zijn gaven niet voor Zijn volk gereserveerd, Hij heeft aan ieder mens gegeven.[110]
Het is hier dat de genade in Qohelet aanwezig is: in de veelheid van deze erkenning die God geeft. Maar deze gaven zijn niet theologisch gekwalificeerd. Zij staan niet in de orde van godsdienstige gepastheid! [111]
Dan komen alle verworvenheden, zouden wij kunnen zeggen! Qohelet beveelt aan goed te eten, goed te drinken, zich te verheugen, zichzelf plezier te verschaffen wanneer dat mogelijk is (II, 24, III, 13). Maar dit is een geschenk van God! En dit plaatst dit genot onmiddellijk op een ander vlak dan dat van de post-epicureeërs.
(…)
Vanaf dat ogenblik moeten wij oppassen voor twee al te gemakkelijke afwijkingen: formalisme (wij zeggen een klein gebedje om God te danken voordat wij gaan eten en gaan ons dan behaaglijk bezatten) of de angst dat wij ons tijdens een goede maaltijd onder het oog van een strenge en genadeloze rechter bevinden, voor wie elke vergissing onvergeeflijk is.
Een dubbele dwaling, die in het geheel niet overeenkomt met het besef dat vreugde, genot en goed leven gaven van God zijn.[112]
(…) de weg die Qohelet wijst, en dat is die van de Openbaring, is om in een genot of een rijkdom te leren onderscheiden dat het een gave van God is, met de gevolgen van dien (…) En het is dan een ware ascese. Gods gave te onderscheiden en vreugde te vinden in Zijn werken is dus het beste voor de mens.[113]
U weet niet wat de zin is van wat u doet, maar zie, alles komt onder een nieuw licht te staan vanaf het ogenblik dat u de zekerheid krijgt dat God uw werken goedkeurt, ze ontvangt en ze liefheeft. Maar dit is pure vrijgevigheid van Gods kant. Geen van onze werken zijn Hem “waardig”![114]
(…) tegenover meer dan twintig teksten over God, staan er drie (twee keer dezelfde) die wijzen op God als rechter, en tegenover meer dan twintig teksten over geven, staan er vier over oordelen. Men kan dus niet zeggen (zonder aan deze getallen extreem veel belang te hechten!) dat het oordeel van God, de oordelende God, het middelpunt is van de zorgen van onze wijsgeer.[115]

De nadering van God
Hij [Prediker] stelt de centrale vraag over: wie is de mens (veel meer dan: wie is God), en hoe te leven (veel meer dan: wat is Gods wil voor ons leven!). Hij merkt op dat hij niet in staat is te antwoorden, maar bevestigt dat er een betekenis is voor dit alles, en dat, ook al weet hij die niet, hij wel weet dat ze er is[116].
IV, 17: “Let op uw stappen, wanneer gij naar de tempel gaat; en naderbij komen en luisteren is beter dan het offer der dwazen (imbecielen, debielen). Het is waar dat, als zij verkeerd doen, dat is omdat zij het niet weten”.
Zo waarschuwt Qohelet ons bovendien, in de lijn van de profeten, voor de ijdelheid van offers, wanneer zij op een zuiver mechanische, repetitieve manier gedaan worden, niet als een uiting van geloof, wanneer zij “godsdienstig” zijn in de sociologische zin.[117]
De valse profeet verbergt de valsheid van zijn profetie door een overvloed aan woorden. Valse spiritisten verbergen het demonische in extases en glossolalie, valse theologen in de overdaad van hun verhandelingen over God, enz. Maar gij, vreest God. Probeer dus zowel de emotie als de drang om uw kennis van God te verkondigen te beheersen. Indien gij Hem eerbiedigt…[118]


Jacques Ellul, La raison d’être, Méditation sur l’Ecclésiaste, Editons du Seuil, Paris, 1987

[1] Vertaald uit het Frans. Hier is het origineel: la-raison-detre-meditation-sur-lecclesiaste-par-jacques-ellul/

[110] Idem, p. 239

[111] Idem, p. 241

[112] Idem, p. 243

[113] Idem, p. 245

[114] Idem, p. 247

[115] Idem, p. 251

[116] Idem, p. 258

[117] Idem, p. 259

[118] Idem, p. 262

Dit bericht is geplaatst in Prediker. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *