In het negende hoofdstuk van Genesis lezen wij dit:
God spreekt tot Noach en zijn kinderen als zij uit de ark komen: “Zie, Ik richt mijn verbond op met u, en met uw zaad na u.” (Genesis 9:9)
Hoewel in rabbijnse teksten verschillende overleveringen bewaard blijven over de details van dit verbond, meldt de Talmoed het volgende:
De kinderen van Noach werden bevolen met zeven geboden: [om] wetten op te stellen, en [te verbieden] God te vervloeken, afgoderij, ongeoorloofde seksualiteit, bloedvergieten, roof en het eten van vlees van een levend dier (Sanhedrin 56a; vgl. Tosefta Avodah Zarah 8:4 en Genesis Rabbah 34:8).
- De Wetten
- Stel wetten op.
- Vervloek God niet.
- Beoefen geen afgoderij.
- Houdt u niet bezig met ongeoorloofde seksualiteit.
- Neem niet deel aan bloedvergieten.
- Steel niet.
- Eet geen vlees van een levend dier.
De bijzonderheden
Het verbod op afgoderij slaat specifiek op afgodische verering, en niet op geloofsovertuigingen. In latere generaties moesten de Joden bepalen of de heersende godsdienstige culturen waarin zij leefden afgodendienstig waren. Aangezien de Islam strikt monotheïstisch is, zijn Moslims altijd als Noachiden beschouwd. Sinds de latere Middeleeuwen hebben de Joden erkend dat de christelijke leer van de Drie-eenheid niet hetzelfde was als afgoderij, en werden zij ook als Noachiden erkend.
Het verbod tegen diefstal omvat ontvoering, het bedriegen van een werknemer of een werkgever, en allerlei soortgelijke daden.
Het verbod op ongeoorloofde seksualiteit omvat zes bijzondere verboden, afgeleid uit één enkel vers:
Het is Noachiden verboden zes ongeoorloofde seksuele relaties aan te gaan: met zijn moeder, met de vrouw van zijn vader, met de vrouw van een andere man, met zijn zuster van dezelfde moeder, in een mannelijke homoseksuele verbintenis, en met een dier, zoals er staat: “Daarom zal een man zijn vader verlaten…” dit slaat op de vrouw van zijn vader; “en zijn moeder…” slaat op de moeder; “en zich vastklampen aan zijn vrouw…” en niet aan de vrouw van een ander; “vrouw…” en niet een homoseksuele verbintenis; “en worden één vlees” (Genesis 2: 24) met uitzondering van dieren… (Maimonides, Wetten der Koningen, 9:5)
Het eten van vlees van een levend dier is hoe de rabbijnen begrepen “Maar vlees met zijn leven, dat zijn bloed is, zult gij niet eten” (Genesis 9:4). Er is gesuggereerd dat de gewoonte om een geamputeerde ledemaat van een dier te eten een manier was om de rest van het vlees vers te houden in de dagen vóór de koeling.
De verplichting om een stelsel van wetten te maken
Volgens de middeleeuwse filosoof en codificeerder Maimonides is het rechtssysteem dat de Noahiden moeten instellen, speciaal om straffen vast te stellen voor overtredingen van de andere zes Noahide wetten (Koningenwetten 9:14).
Nahmanides, een middeleeuwse Bijbelcommentator, vat de verplichting ruimer op:
Naar mijn mening is de wetten die de Noachiden volgens hun zeven geboden moesten instellen niet alleen het instellen van rechtbanken in elke stad, maar dat hun ook geboden werd betreffende diefstal, misbruik, woeker, arbeidsverhoudingen, schadevergoedingen, leningen, zaken, en dergelijke, net zoals Israël geboden werd om wetten in deze zaken in te stellen (Nahmanides, Commentaar bij Genesis 34:13).
Latere autoriteiten, waaronder Rabbi Moses Sofer (1763-1839), beweren dat Maimonides niet heeft uitgesloten wat Nahmanides had opgenomen, maar dat Maimonides al deze wetten beschouwde als vallend onder het verbod van “diefstal”. Rabbi Naphtali Tzvi Yehudah Berlin (1817-1893) stelt dat de benadering van Nahmanides vereist dat niet-joden wetten maken over deze zaken, maar dat de details en de formulering van de wetgeving aan hun oordeel worden overgelaten.
Natuurlijke Wet
De Noachidische wetten vertonen een opvallende gelijkenis met een afzonderlijke rabbijnse traditie, die de geboden beschrijft die logisch zouden zijn afgeleid, zelfs als God ze niet in de Torah had opgenomen :
“Gij moet mijn voorschriften onderhouden” (Lev. 18:4): Dat zijn de punten die in de Tora geschreven staan, die, als ze niet geschreven waren, logischerwijze ook geschreven hadden moeten worden, zoals de [verboden tegen] roof, ongeoorloofde seksualiteit, afgoderij, het vervloeken van God, en bloedvergieten.” (Sifra, Ahare Mot, sectie 140)
De overlapping hier van vijf van de zeven wetten die voor de Noachiden opgesomd worden, wijst erop dat zij opgevat kunnen zijn als een soort universele, natuurlijke moraal. Zo hebben sommige moderne filosofen, zoals Hermann Cohen, ze ook opgevat.
Inderdaad stelt Maimonides, op grond van de Talmoedische bespreking:
Zes punten werden aan Adam geboden: betreffende afgoderij, godslastering, bloedvergieten, ongeoorloofde seksualiteit, diefstal, en wetten…God voegde aan Noach toe, de wet om niet te eten van het vlees van een levend dier.” (Maimonides, Wetten der Koningen 9:1)
De associatie van deze wetten met Adam impliceert dat zij werden ingesteld als deel van de schepping van de natuurlijke wereld.
Wetten voor niet-Joden onder Joods bestuur
Een gesprek in tractaat Sanhedrin gaat ervan uit dat Joodse rechtbanken de Noachide wetten moeten handhaven. Daarom hebben latere autoriteiten, met name Maimonides, deze wetten opgevat als een beschrijving van wat Joden moeten eisen van niet-Joden die onder Joodse heerschappij leven. Aangezien Maimonides openbaring zag als de duidelijkste vorm van rede, zou het vanuit zijn standpunt dwaasheid zijn, als niet-Joden die onder Joodse heerschappij leven, op hun eigen ontoereikende redeneringsvermogen zouden vertrouwen om de wet te bepalen, terwijl zij toegang hebben tot de superieure redenering van de openbaring.
Volgens Maimonides is het inderdaad onaanvaardbaar dat niet-Joden die onder een Joods gezag leven, de Noachide wetten niet aanvaarden:
Als iemand uit de andere volken zich wil bekeren [dan mag dat], zoals er staat “[de wet is hetzelfde] voor u, voor een vreemdeling” (Numeri 15:15). Maar als zij dat niet willen, dwingen wij hen niet om de Tora en de geboden aan te nemen. Mozes heeft echter wel in naam van God bevolen om alle mensen te dwingen de Noachide wetten te aanvaarden…” (Koningenwetten 8:10).
De benadering van Maimonides is echter zeer omstreden onder de klassieke commentatoren. Sommige uitleggers van Maimonides hebben betoogd dat hij bedoelde dat hij het Joodse hof, maar niet de individuele Joden, verplichtte om niet-joden te dwingen zich aan de Noachide wetten te houden. Anderen hebben betoogd dat de hele kwestie irrelevant is tot de dagen van de Messias. Niettemin lijkt het duidelijk dat Maimonides bedoelde dat, wanneer het mogelijk was de naleving af te dwingen, Joden zich daarvoor moesten inspannen.
Andere middeleeuwse autoriteiten, in plaats van te trachten Maimonides’ verklaring opnieuw te interpreteren, waren het er eenvoudig niet mee eens. Rabbi Abraham ibn Daud wijst duidelijk elke verplichting af om de naleving van de Noachide wetten af te dwingen, zelfs in een situatie waarin Joden in een oorlog niet-Joden hebben onderworpen. Dit schijnt ook de mening te zijn van Rashi, Tosafot, Nahmanides, en Rashba. In de omgang met individuele niet-Joden als werknemers of slaven wordt in geen van de wetboeken, behalve dat van Maimonides, melding gemaakt van een verplichting om Noachide wetten op te leggen of om niet-Joden te straffen wegens overtreding van de Noachide wetten.
Daarentegen, wanneer Joden waarschijnlijk zullen zondigen, zijn andere Joden verplicht om te proberen die zonde te voorkomen door tussenkomst en opvoeding. In het algemeen wordt in de moderne tijd een dergelijke verplichting niet opgelegd tegenover niet-Joden die de Noachide wetten overtreden. Een opmerkelijke en krachtige uitzondering is de mening van wijlen Rabbi Menachem Mendel Schneerson, de laatste leider van het Chabad-Lubavitch Hasidisme. Schneerson schreef:
Wij moeten al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat de zeven Noachide wetten nageleefd worden. Als dit met geweld of met andere vriendelijker en vreedzamer middelen bereikt kan worden door aan niet-Joden uit te leggen dat zij Gods wensen moeten aanvaarden [moeten wij dat doen]…Iedereen die op enigerlei wijze een niet-Jood kan beïnvloeden om de zeven geboden te houden, is verplicht dat te doen, want dat is wat God aan Mozes, onze leraar, geboden heeft (“Sheva Mitzvot Shel Benai Noach,” Hapardes 59:9 7-11, 5745).
Conclusie
Dat Joden niet-joden opvatten als gebonden aan een reeks wetten – ook al zijn zij niet gebonden aan het volledige scala van de Tora-wet – is een belangrijke verklaring. De verwachting dat niet-Joden hun eigen rechtssysteem zullen opzetten, werd de basis voor vreedzame interacties tussen Joden en niet-Joden. De Noachide wetten hebben de mensheid na de zondvloed gescheiden van het wetteloze geweld dat God op het punt bracht de wereld te vernietigen. De Noachide wetten staan als een testament van het Joodse geloof in de noodzaak van de rechtsstaat om alle volkeren te beschermen.
BRON: https://www.myjewishlearning.com/article/the-noahide-laws/
Nog één opmerking; waar staan die Noachide wetten in de Bijbel?
Wel weet ik dat God een verbond sloot met Noach en heel hoopgevend uitgedrukt in de regenboog. En dat we vanaf dat moment vlees mochten eten.
Maar ja, dat van de rabbijnen dat staat denk ik niet in de Bijbel.
Waarde zuster, dat zal hoop ik allemaal duidelijk worden als we vanaf september uitgebreid over al deze onderwerpen zullen bloggen en vloggen…
Top!
Geliefde broeder Robbert,
Eigenlijk zijn wij meer Messiaans bij ons thuis, omdat wij de feesten van God uit Leviticus vieren i.p.v. de heidense dagen die ingesteld zijn op de zonnegod, omdat het altijd is geplaatst rondom zonnewenden.
Maar wij doen niet aan het rabbinaat. Zij willen heel graag heidenen wetten opleggen en ook gelovigen uit de heidenen en ik denk, dat we zeker moeten uitkijken met zoals de Here Jeshua het zegt; “het zuurdesem van de Farizeeën”, de tien geboden zijn er ook voor ons en ieder mens van de hele wereld om een leermeester te zijn en ons te leiden tot Jeshua haMashiach, omdat we de geboden niet kunnen houden en daardoor weten dat wij zondaars zijn en dat onze enige Verlosser is de Here God die Zijn eniggeboren Zoon aan ons gegeven heeft en dat Zijn bloed ons reinigt van iedere zonde.
Het tweede punt vind ik ook super gevaarlijk; Stel wetten op! Dan kun je maar doen wat je wilt in principe en daar waarschuwt God voor in Zijn Woord. Ergens in de Wet van Mozes staat geschreven, dat je niet aan de Wet van God mag afdoen of mag toedoen. Gevonden! Deuteronomium 4:2. Dat is tegelijkertijd dus ook het zuurdesem, de Farizeeën voegen er eigen extra wetten aan toe. Jeshua zegt ergens dat ze daardoor de toegang naar de hemel onmogelijk maken. Deuteronomium 7:9 is ook bijzonder. “Daarom moet u weten dat JHWH uw God is. Híj is God, de getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen, tot in duizend generaties.” Hij neemt het verbond en de goedertierenheid (tieren van goedheid) in acht. Stel dat Hij alleen het verbond in acht hield en niet de goedertierenheid daarbij? Hoe mooi is de Here God! En het in acht nemen van de geboden getekend niet, dat ik alles exact uitvoer en het af kan vinken ter zelf rechtvaardiging, maar ik heb Zijn Wet lief en ik hou het constant voor ogen, zodat het mijn maatstaf mag zijn en ook Zijn stok en Zijn staf die vertroosten mij, die zorgen ervoor dat ik dicht bij de Goede Herder blijf lopen. De Wet is ook het karakter van God, wanneer we het allemaal zouden houden, zou het een perfecte maatschappij zijn.
En ik maak geen Jood of heiden jaloers met het strak houden van de Wet en zelf rechtvaardiging. Wel maak ik de Jood en de heiden jaloers met de liefde van Jeshua en wat Zijn vergeving in mij uitwerkt en de zekerheid die wij hebben, omdat wij weten waar wij naartoe gaan en boven alles naar Wie wij straks gaan. Dat we voor eeuwig in Zijn nabijheid mogen zijn. Dat is het wonder! Vaste onverdiende zekerheid.
Ook zijn de Noachitische wetten een dwaal lering.
Er is nog een interessante Bijbelvers die deze Noachitische wetten tegenspreekt. En wel deze; “Eén wet is er voor de ingezetene en voor de vreemdeling die te midden van u verblijft.” Exodus 12:49 Wat de Joodse rabbijnen momenteel willen doen, is ons christenen van ons geloof afbrengen en ons juist apart zetten van Israël, terwijl wij Israël niet vervangen, maar wij zijn ingeënt op de stam en de duivel zou ons heel graag van die stam af willen hebben. Dus bedenkt hij een aantal streken.
In één van de brieven van Paulus staat dat de tussenmuur is weggenomen. Wij stonden eens ver af, maar nu zijn wij dichtbij gekomen. Jeshua was ook voor andere schapen gekomen van een andere stal.
Vreedzame interacties kunnen er sowieso zijn tussen Israëli’s en gelovigen in Jeshua, wanneer je maar dezelfde beleefdheid betracht ook in het evangeliseren, die je ook betracht bij een heiden. Maar door dit bovenste proberen ze juist christenen de mond te snoeren, zodat we maar niet evangeliseren. En voor de groeiende kerk in Israël is het moeilijk en wij moeten juist onze broeders en zusters in Israël steunen en bemoedigen i.p.v. ons bezig te houden met de rabbijnen en wat ze ons willen opleggen. De kerk in Israël heeft de Nederlandse kerk nodig en we herkennen elkaar in het Evangelie, de reddende boodschap.