Een relatie waarvan de termen geen totaliteit vormen kan dus alleen worden geproduceerd binnen de algemene economie van het zijn alleen als voortgaand van het ik naar de ander, als van aangezicht tot aangezicht, als afbakening van een afstand in de diepte – die van gesprek, van goedheid, van Verlangen – die niet te herleiden is tot de afstand die de synthetische activiteit van het begrip tussen de verschillende begrippen tot stand brengt, anders ten opzichte van elkaar, die zich lenen voor zijn synoptische werking.
E. Lévinas, Totaliteit en het Oneindige
Over deze goedheid spreekt Vassili Grossman:
“Ik heb in mijn eigen land de onverminderde kracht van het idee van het goede kunnen waarnemen. Ik heb deze kracht waargenomen tijdens de algemene collectivisaties en ik heb ze waargenomen in 1937. Ik heb gezien hoe mensen werden vernietigd in de naam van een ideaal dat zo mooi en menselijk is als het christendom. (…) Naast het verschrikkelijke grote goed, is er (…) de eenvoudige menselijke goedheid. Het is de goedheid van de oude vrouw die de gevangene een stukje brood geeft, de goedheid van de soldaat die een gewonde vijand een veldfles aanreikt (…) Dit is de echte goedheid van het individu tegenover een ander individu, de kleine goedheid die geen getuigen en geen ideeën heeft; men zou het de onnadenkende goedheid kunnen noemen; de goedheid van de mens buiten de religieuze en sociale goedheid”