De climax in het Nieuwe Testament – The Gagging of God – Don Carson – deel 4 – hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6: wat God heeft gesproken: de climax in de plot van het bijbelverhaal.


Carson eindigt het vijfde hoofdstuk met een bespreking van de verschillende manieren waarop de moderne theologie over het Oude Testament wordt gesproken. Vooral in verband met het heersende pluralisme. Het zijn zeer interessante opmerkingen over het feit dat velen in hun behandeling van het Oude Testament elementen opnemen uit het geheel en die een dominante positie toebedelen. Zo bijvoorbeeld het thema van de bevrijding uit de slavernij, of Gods voorkeur voor de armen, de zwakken en mensen in de marge. Ter verdediging van het pluralisme worden vaak onderdrukte vormen van religie zoals de verering van lokale goden naast de eredienst voor de Heere op één lijn geplaatst met de verkondiging van de profeten. Het syncretisme waarin soms de lokale varianten van de Baäl met de JHWH van de uittocht werden vermengd, wordt dan uitgelegd als een ondersteuning voor het moderne pluralisme. Maar we laten deze pagina’s van Carson’s boek verder terzijde.

In het zesde hoofdstuk gaat het vooral om de verhaallijn van het Nieuwe Testament. Een paar opmerkingen vooraf:

  • Carson behandelt de discussie van de relatie tussen het moderne pluralisme en de exclusiviteit van Jezus Christus in het 7e hoofdstuk. Daar komen we dus later op terug.

  • Maar het is wel duidelijk dat met name het Nieuwe Testament met grote nadruk elementen van de openbaring naar voren brengt, die rechtstreeks in oppositie staan tot het pluralisme. Dat blijkt in de weergave van het Nieuwe Testament in hedendaagse theologische (academische) werken steeds weer wanneer de exclusieve aanspraken van de verkondiging van de apostelen wordt verworpen of genegeerd. Pluralisme wordt al van tevoren ingezet als de maatstaf waarmee het Nieuwe Testament moet worden beoordeeld.

  • Een pluralistische manier van lezen kan alleen worden volgehouden, als we het Nieuwe Testament alleen maar lezen als uitdrukking van de religieuze overtuigingen van een bepaalde groep mensen. De aanwijzingen dat er in de tijd van het Nieuwe Testament sprake is van een strijd tussen verschillende groepen en verschillende overtuigingen, wordt dan niet gezien als een betreurenswaardig feit, maar als een aanmoediging om diepgaande verschillen van mening te zien als een verrijking. Daartegenover stelt Carson de overtuiging, dat de teksten van het Nieuwe Testament ondanks hun grote onderlinge verschillen uiteindelijk elkaar aanvullen en dus samen niets minder zijn dan Gods Woord. De beste manier om dat zichtbaar te maken is dan juist om de grote verhaallijn vast te houden en daarbinnen de bijzondere bijdrage van de brieven van Paulus of van het evangelie van Mattheus te verhelderen.

Dat mag niet zover gaan, dat we proberen zoiets als een historische ontwikkeling te traceren zodat elke tekst zijn betekenis ontleent niet aan de verhaallijn maar aan onze reconstructie van de historische ontwikkeling. Voor alle teksten van het Nieuwe Testament geldt immers dat ze normatief zijn geweest voor de christenen van de eerste eeuw. De openbaring van het Nieuwe Testament kan niet worden opgesplitst in de verschillende theologieën van de verschillende gemeenschappen, noch worden verdeeld over verschillende perioden. Elk van die benaderingen verondersteld een historisch pluralisme in plaats van het getuigenis van de tekst zelf te nemen zoals het zich aandient.


1. Jezus en de evangeliën


Nadrukkelijk leggen de vier evangeliën een verband met het Oude Testament en zien ze zichzelf als een voortzetting van de verhaallijn. En dat ondanks het feit dat ze zichzelf tegelijkertijd zien als de uitdrukking van iets geheel nieuws. Mattheus en Lucas brengen Jezus in verband met Abraham en David. Het evangelie van Johannes brengt Jezus in verband met de schepping en laat zien hoe Hij de ultieme openbaring van God is. Alle evangeliën verwijzen naar Johannes de Doper als degene die tussen het Oude en het Nieuwe Testament in staat – profeet onder het oude verbond en aankondiger van het nieuwe verbond.

De evangeliën gaan nadrukkelijk over Jezus Christus en niet over de overtuigingen van de kerk. Het gaat om Zijn voortreffelijkheid en gezag, over Zijn liefde en barmhartigheid. In termen van de verhaallijn van de Bijbel gaat het erom hoe deze eigenschappen van Jezus verband houden met het centrale verhaal van de Bijbel. Dus het gaat om Jezus als het hoogtepunt van Gods verlossende werk, als de hoogste openbaring van God zelf, om het vleesgeworden Woord.
Het belang bijvoorbeeld van de geboorteverhalen ligt daarin, dat ze openbaar maken van welke aard de God is die in de geschiedenis handelt, en wat het betekent om een mens te zijn nu Jezus als mens geboren is. In een pantheïstische opvatting is het geboorteverhaal niet belangrijk. In een polytheïstische verhaal is het een gebeuren van alledag: eindige goden maken menselijke vrouwen zwanger en de goddelijke en de menselijke wereld kent geen scherpe onderscheiding. Het bijzondere van dit geboorteverhaal is dat de God van het Oude Testament, die zowel transcendent als persoonlijk is, nu werkt in een van Zijn schepselen met als resultaat een persoon die zowel God als mens heten kan.

Heel het Nieuwe Testament staat vol met uitspraken over de unieke status van Jezus. Jezus wordt op vele plaatsen expliciet God genoemd. Jezus als de Zoon van God is het laatste woord en de openbaring van Gods eigen heerlijkheid. En dat alles zonder ook maar iets te kort te doen aan Zijn menselijkheid. Met als hoogtepunt wellicht de vele momenten in het evangelie van Johannes, waarin Jezus de goddelijke titel “Ik ben” op Zichzelf toepast. De eer die in het Oude Testament uitsluitend aan God is voorbehouden, wordt vooral in dit evangelie uitgebreid tot de persoon van de Zoon. Johannes zegt het zelfs zo: “wie de Zoon niet eert, eert de Vader niet, die Hem gezonden heeft” (Joh. 5:23).

Het koninkrijk van God

Een van de meest voor de hand liggende manieren waarop het Nieuwe Testament de continuïteit met het oude verbond duidelijk maakt, is waar het spreekt over het Koninkrijk van God. Met de komst van Jezus is dat koninkrijk zowel ruimtelijk als tijdelijk dicht bij gekomen. Ruimtelijk omdat de koning nu in hun midden is – het koninkrijk is nu “te midden van u” (Lukas 17:21). Na de kruisiging en de opstanding breekt het koninkrijk van Jezus ook daadwerkelijk aan, alleen is de strijd om de zichtbare verwerkelijking van het koninkrijk nog niet gestreden en zal het pas werkelijk tot de vervulling ervan komen met de tweede komst van Jezus. Ook in het Oude Testament wordt enerzijds gesproken over de huidige heerschappij van de Heere God over de volkeren en de wereld, maar tegelijkertijd ook over een toekomstig koninkrijk zoals bijvoorbeeld in Daniel 2:44. Wat is dan het bijzondere van het koninkrijk zoals Christus het heeft aangekondigd en uiteindelijk verwerkelijken zal?

Carson citeert McCartney voor het antwoord: “de komst van de heerschappij van God is het herstel van de oorspronkelijk door God bedoelde ordening van de aarde, waarin de mens geplaatst is als Gods onderkoning.” (Vergelijk pagina 261.) Het koninkrijk van de Zoon is de vervulling van wat het Oude Testament steeds als een toekomstige koninkrijk heeft aangeduid: het koninkrijk van het volledige leven, de volkomen vergeving, het volmaakte licht van de waarheid, de volledige verzoening met God.

De bijzondere positie van het verhaal in het Nieuwe Testament is in de tweede plaats besloten in de spanning tussen het “reeds” en het “nog niet.” Het koninkrijk is al gekomen, het is hier nog niet. Deze spanning wordt in het Nieuwe Testament nauwkeurig bepaald. Er is een tijd tussen de aankondiging en de vervulling, de tijd van de zending van de Kerk voor de volkeren. Tijdens de regering van Jezus worden de volkeren bereikt met het evangelie van dit koninkrijk.

In hoofdlijnen is hiermee de bijdrage van het Nieuwe Testament, dat wil zeggen van de evangeliën, aan de Bijbelse verhaallijn omschreven. De kern ervan is de geschiedenis van de gekruisigde Messias. De koninklijke beloften, de offeranden van de Tempel, de functie van de priester, de rol van de lijdende knecht en het geslachte lam van Jesaja, al deze elementen van het Bijbelse verhaal komen in het Nieuwe Testament samen in het werk en de persoon van Christus. Maar het kruis van Golgotha kijkt niet alleen terug naar het Oude Testament als de vervulling van alle beloften; Golgotha opent ook een geheel nieuwe toekomst en is aldus een wending in de Bijbelse geschiedenis. Dat wordt duidelijk aan de opstanding van Jezus als de eerste stap van de uiteindelijke opwekking van alle doden in de eindtijd.

Carson behandelt in de derde plaats het belang van de komst van de Heilige Geest. Ook hier vinden we een vervulling van Oud Testamentische gedachten. De Geest die vanaf de schepping werkt om de chaos te bedwingen, is hier de Geest van Christus geworden die als enige taak heeft om de Zoon te verheerlijken, door te werken in allen die in Jezus geloven en hun leven te veranderen tot de gelijkvormigheid met het beeld van Gods Zoon. Zo wordt het karakter van de Geest die verborgen was gebleven in het Oude Testament juist in de geschiedenis van Jezus helder geopenbaard. (Het is daarom niet zinvol om het karakter van de Geest in het evangelie naar Johannes als een onbelangrijk uitvloeisel te zien van een geschiedenis waarin de Geest steeds andere functies krijgt toegemeten, in plaats van als de climax van de openbaring van wat de Geest aan het begin van de geschiedenis van het Oude Testament geweest is. – Contra Den Heyer.)


2. De bijdrage van de brieven in het Nieuwe Testament.


Het is met name de apostel Paulus die in het bijzonder begrip heeft voor de verhouding van de beide Testamenten. In het kader van het religieuze pluralisme wordt er vaak naar hem verwezen voor het argument, dat er twee verschillende wegen tot de verlossing zijn, de ene bestemd voor de joden en de andere voor de heidenen. Ook dat wil Carson behandelen in het zevende hoofdstuk, dat het pluralisme tegenover de exclusieve rol van Jezus zal behandelen.

In de eerste plaats moeten we vaststellen dat in de brieven allerlei thema’s uit de Bijbelse verhaallijn verder worden ontwikkeld. Thema’s als de uitverkiezing, het karakter van zonde en het primaat van de genade worden juist bij Paulus uitgebreid verhelderd. Het denken van Paulus als geheel kan worden voorgesteld als een synthese van zijn begrip van de Hebreeuwse Bijbel en het door de eerste gemeente ontvangen inzicht in de geschiedenis en de zending van Jezus. Het denken van Paulus wordt door vier met elkaar verbonden verhalen bepaald: (1) schepping en zondeval; (2) Israël en zijn geschiedenis en uiteindelijk ook verwerping van de Messias; (3) de dood en opstanding van Jezus; (4) de geschiedenis en ervaringen van de vroege kerk.

Wat het eerste punt betreft, herhaalt Carson een stelling die hij vele malen ook elders heeft geformuleerd. Juist bij Paulus vinden we een manier van lezen van het Oude Testament, die de ontwikkeling van de verhaallijn benadrukt. Dat wil zeggen dat bij Paulus een chronologische lezing van de teksten veelal ook de theologische betekenis bepaalt. Bijvoorbeeld in het vierde hoofdstuk van de brief aan de Romeinen is het van belang dat Abraham gerechtvaardigd was door geloof vóórdat hij werd besneden. Of dat de belofte aan Abraham vooráfging aan de wetgeving op de Sinaï. Maar het is uiteindelijk vooral de brief aan de Hebreeën die duidelijk maakt dat verhaallijn van het Oude Testament, als het correct gelezen wordt, op niemand anders dan Jezus kan uitlopen. Ook daarvoor zijn de volgorde in de tijd, naast de inschatting van de belofte als maar gedeeltelijk vervuld, van beslissend belang. (Zet dat tegenover een kenmerk van de rabbijnse theologie, om de Torah als “eeuwige” zelfopenbaring van God in een volstrekt synchrone orde te plaatsen – zodat b.v. zelfs aartsvader Jacob de Talmoed bestudeerde.)

In verband met het pluralisme maakt Carson in de tweede plaats de opmerking, dat de worsteling van de eerste generatie van christenen vanaf Pinksteren, juist gericht was tegen het pluralisme. De kerk werd immers geconfronteerd met allerlei variaties van pluralisme die in het Romeinse Rijk heel vanzelfsprekend waren. De cultus van de keizer was dominant. Dit was de cultus die het kader gaf aan de overige, getolereerde lokale vormen van religie. In een stad als Korinthe werd naast de Romeinse Keizer een hele reeks van goden uit Griekenland en Egypte vereerd. Juist de vele mysteriegodsdiensten trokken elk hun eigen publiek, dat vooral gevoed werd door het rituele spektakel, zonder andere godsdiensten daarbij uit te sluiten. Godsdiensten concurreerden met elkaar zoals tegenwoordig TV-kanalen en reclame-boodschappen dat doen. Velen zullen zelfs aan verschillende godsdiensten hebben deelgenomen vanuit het idee dat zij elkaar konden aanvullen.

Dit is de reden dat juist het Nieuwe Testament voor ons een belangrijke bron is in de discussie met het pluralisme. Met name de brieven, die de situatie van de gemeente tegenover de wereld aan de orde stellen, protesteren tegen het pluralisme. De exclusiviteit en de suprematie van Christus worden in deze teksten tegenover de grote variëteit van godsdiensten geplaatst. Christenen kennen maar één Heere, één geloof, één doop, één hoop, en één God (Efeze 4:4-6). Ook aan de brieven aan de zeven gemeenten in het boek Openbaring herkennen we de grote aanval van het pluralisme op de vroege kerk. Om die reden klinkt Paulus zo hard, wanneer hij elk ander evangelie volstrekt van de hand wijst en allen vervloekt die het wagen een afwijkend evangelie te verkondigen. De christelijke leer, gehoorzaamheid aan Christus en liefde voor de broeders en zusters, is voor de apostel Johannes een principieel vereiste om als christen te worden beschouwd. En dat tegenover de vele valse profeten die in de wereld gekomen zijn (1 Joh. 4:1).


3. Het boek Openbaring


De climax van de Bijbelse verhaallijn ligt in de laatste twee hoofdstukken van het boek Openbaring. Daar vinden we de nieuwe hemel en een nieuwe aarde, maar ook het nieuwe Jeruzalem, de gemeenschap van het volk van het verbond, evenals de volstrekte oppositie tot die andere grote stad namelijk Babylon, of Rome. De moeder van alle christenen is het Jeruzalem dat van boven komt; gelovigen behoren bij de stad waarvan God de architect en de bouwer is volgens Hebr. 11:10. Ook hier komen elementen van het verhaal van het Oude Testament weer samen om in Christus te worden geconcentreerd en vandaaruit te worden geherformuleerd in termen van hun volkomen vervulling. De visioenen van Johannes vormen de climax in de Bijbelse verhaallijn. En in deze climax, in dit uiteindelijke visioen, wordt de mensheid in tweeën verdeeld. Er is geen plaats voor het grijze vlak van het pluralisme. Er is een tweede dood en een eeuwige straf voor zondaars die geen berouw hebben gehad en die niet tot geloof zijn gekomen. Occultisten en afgodendienaars evenzeer als moordenaars en plegers van zedendelicten.

Als dit de Bijbelse verhaallijn is, is het onmogelijk om als christen een pluralist te zijn. Een consequente christen zal moeten aannemen dat het Bijbelse getuigenis noodzakelijk waar is en dus superieur aan elke andere religieuze of ideologische pretentie. Een christen kan niet anders dan het pluralisme zien als een afgoderij, waarin de geschapen wereld wordt geëerd boven de schepper. Het is ondenkbaar dat de waarheid van het evangelie zo wordt gerelativeerd, dat de Zoon van God alleen maar een kleurvlek wordt in het religieuze landschap; dat Zijn dood als een zondoffer en Zijn wonderbaarlijke opstanding alleen maar onbelangrijk of ongeloofwaardig zijn. En dat is niet een willekeurige arrogantie. Het is omdat het diepste probleem waarmee de mensheid in haar geschiedenis geworsteld heeft, het probleem van de zonde is. Alleen een theologie die gebaseerd is op de Bijbelse verhaallijn geeft een afdoende antwoord op de vraag naar de herkomst en de oplossing van de menselijke zonde. En omdat die zonde de kern is van onze menselijke realiteit, is het Bijbelse verhaal ook geen fictief verhaal temidden van andere verhalen, maar het verslag van een werkelijke geschiedenis en de belofte van een zekere toekomst.

(Wordt vervolgd)

Dit bericht is geplaatst in Bijbelse Theologie, Theologische kritiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *