Bijbelbespreking Heemstede – 4 september 2019 – 2 Johannes

Dit is een korte brief, geschreven door Johannes ergens tussen 60 en 95, aan de “uitverkoren vrouw.” Dat zou een belangrijke zuster in de gemeente kunnen zijn of het is een aanduiding van de gemeente zelf. De “kinderen” zijn dus ofwel de volwassen en getrouwde kinderen van deze vermoedelijke weduwe – haar man wordt niet genoemd – of het zijn de leden van de gemeente.
Ze is belangrijk omdat ze “kuria” (letterlijk: “heerseres”) wordt genoemd, en niet een “gunè” (“mevrouw”) is.

Johannes schrijft aan deze gemeente onder de titel “de oudste”, waarmee hij zijn positie en niet zijn leeftijd aanduidt.
Waarom noemt hij zich hier niet de “apostel Johannes”, zoals Paulus dat in zijn brieven doet? Waarschijnlijk omdat de apostolische status van Johannes niet werd betwijfeld en bovendien omdat hij hier niet spreekt met het apostolisch gezag van degene die de gemeente gesticht heeft, maar met het pastorale gezag van de “oudste” die de gemeente leidt.

Het is opvallend hoe vaak het woord waarheid wordt gebruikt. In de eerste drie verzen al drie keer. Johannes heeft de “kinderen” in waarheid lief. De liefde voor de broeders en zusters wordt bepaald en verwekt door de gemeenschappelijke waarheid van het evangelie. Iedereen die de waarheid kent, zal ook de broeders en zusters liefhebben.

De woorden in vers twee: “ter wille van de waarheid” moeten worden begrepen als een omschrijving van het doel van de brief. De oudste (schrijft aan) de uitverkoren vrouw… ter wille van de waarheid. Die waarheid is immers Christus en Christus is de Heer van de gemeente.

Het derde vers is geen wens of gebed. Het staat er als een vaststelling: “genade, barmhartigheid, vrede zal met ons zijn.”

Het einde van vers drie is weer een typische uitdrukking voor Johannes. Genade, barmhartigheid en vrede zullen met ons zijn “in waarheid en liefde.” Johannes kent een driehoek: waarheid (de leer van Christus), de liefde (de broeders en zusters liefhebben) en de gehoorzaamheid (Zijn geboden bewaren).

De tweede brief van Johannes spreekt over de waarheid als de kern van ons praktische leven, maar ook als de grens van onze liefde voor de broeders en zusters. Er zijn gelovigen, die oorspronkelijk onze broeders en zusters waren, die nu zijn “uitgegaan in de wereld” met een valse belijdenis van Jezus Christus. Johannes noemt hen “verleiders” (Telos) of “misleiders” (HSV). Het Griekse woord, verwant aan het Nederlandse “planeet”, betekent dwalend, of zij die anderen laten dwalen.

De waarheid die in ons blijft is Christus zelf – die de weg, de waarheid en het leven is. Wij kennen Hem in overeenstemming met de “leer van Christus” – dat is niet de leer die Christus heeft onderwezen, maar de leer die de apostelen over Christus hebben onderwezen. Het is deze leer die de grenzen bepaalt van ons denken en belijden. De leer van Christus beschermt de waarheid van het evangelie voor onwaarheid, eenzijdigheid en overdrijvingen. “Wie in de leer blijft, die heeft zowel de Vader als de Zoon” (vers 9). Je moet als gemeente ervoor waken niet alleen maar de Vader als de voorzienigheid te verkondigen, maar ook niet alleen de mens Jezus van Nazareth zonder Zijn intieme relatie met de Vader (vrijzinnigheid). Na de tijd van Johannes in de tweede eeuw komt er een ketterij in zwang waarin de Heilige Geest wordt overdreven en eenzijdig als voorwerp van onze verering wordt gesteld. Dat is ongetwijfeld een voorloper van de huidige charismatische beweging, die de positie van de Geest volledig vervalst.

We hebben kort gesproken over het falen van de charismatische beweging, naast vrijzinnigheid en katholicisme de belangrijkste ketterij van onze tijd. (We hebben hierover geen volledige discussie gevoerd, en ik noteer dat het volgens sommigen denkbaar is, dat de charismatische beweging geen ketterij is maar een overdrijving.)

Wie de rol van de Heilige Geest overmatig benadrukt, en daarom vooral de gaven van de Geest najaagt en wil bevorderen in de gemeente, komt er makkelijk toe om het eigenlijke werk van de Geest (de apostolische geschriften, de bekering, het verkondigen van de waarheid, het presenteren van Christus aan ons hart et cetera) te verwaarlozen. Wanneer dat gebeurt verliezen we de Zoon, terwijl de Geest niets anders wil dan Christus verheerlijken. Die eenzijdige nadruk op de wonderbare kracht van de Geest leidt al heel snel tot het verwaarlozen van de leer van Christus. (Vaak met het argument dat we die rechtvaardiging door het geloof alleen al wel kennen.) We gaan de Geest vereren in plaats van de Zoon en vervallen daarmee in afgoderij.

De waarheid stelt een grens aan de liefde. Wanneer de uitverkoren vrouw inderdaad een gemeente is, dan hebben de laatste verzen deze betekenis. Wanneer een leraar bij deze gemeente langskomt, dan verwacht hij onderdak te krijgen en de gelegenheid om te onderwijzen. Ook de gelegenheid om op zondag te verkondigen. Wanneer zo’n rondtrekkende leraar echter onorthodoxe ideeën heeft, de leer van Christus niet volgt, dan mag hem geen onderdak worden gegeven. Hij mag zelfs niet worden begroet.

Betekent dat, dat wij geen Jehova’s getuigen aan de deur mogen spreken of in ons huis mogen uitnodigen? Wanneer de uitverkoren vrouw een individu is, dan zou je dat moeten concluderen. Maar de evangelisten aan de deur “brengen” geen leer in de gemeente. Zij leggen een boodschap voor aan jou, als enkeling, aan de deur. Daarom denk ik dat deze verzen niet van toepassing zijn op ons contact met Jehova’s Getuigen.

Waarom schrijft Johannes in vers 11 dat “wie hem begroet, gemeenschap heeft met zijn boze werken”? Er is bij Johannes altijd een samenhang tussen de waarheid en het praktische leven; tussen kennis van de leer en de praktische gehoorzaamheid aan Gods geboden. Voor Johannes is het duidelijk dat wanneer iemand deze valse leer over Christus brengt – dat Christus een Geest is, en Jezus een mens, en dat zij moeten worden onderscheiden et cetera – dan kan het niet anders dan dat zij ook falen in de liefde en de gehoorzaamheid. Leer, liefde en gehoorzaamheid horen bij elkaar. Omdat wij de waarheid, dat is Christus, liefhebben, hebben wij ook de broeders en zusters lief, en gehoorzamen wij de geboden van Hem die ons liefgehad en Zichzelf voor ons aan het kruis heeft overgegeven.

We hebben hiermee niet alles besproken wat deze brief ons te zeggen heeft. Toch zullen wij de volgende keer verder gaan met de derde brief van Johannes – het doel is immers nu zo snel mogelijk de brief van Paulus aan de gemeente van Kolosse te lezen.

Robbert

Dit bericht is geplaatst in bijbelbespreking met de tags , , , , . Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *