Sta op! Mijn vriendin – meditatie over Hooglied 2

Als Christus de Bruidegom is van de Gemeente, zoals Efeze 5 ons zegt, dan mogen we Hooglied ook lezen als een aanwijzing voor de liefde van Christus.

Maar ik zeg nadrukkelijk “ook” en “aanwijzing”. In de eerste plaats spreekt het Hooglied van de liefde van God voor Zijn volk Israël. Het Hooglied doet dat in de taal en met de beelden die bij de liefde van een man – Salomo – voor zijn vrouw horen. Het is liefdestaal met een spirituele rand, of met een mystieke en indirecte verwijzing naar iets anders dan de liefde tussen man en vrouw

Hooglied spreekt dus van de liefde van de God van Israël voor Zijn bruid Israël. Juist ook in het tweede hoofdstuk van het Hooglied, waar ik vandaag over sprak, komt dat duidelijk naar voren. De benauwdheid van Israël wordt verbeeld door te spreken over een muur, over tralies, over de blijdschap dat de winter verleden tijd is, maar ook het beeld van de duif die zich verbergt in de schuilplaats van de bergwand spreekt daarvan.

Toch lijkt het me niet verkeerd om de verbeelding van de liefde van God voor Israël ook de liefde van de Heer Jezus voor Zijn bruid, de gemeente, terug te vinden. In ieder geval leek het mij, dat je de tekst mag toepassen op onze situatie.

Wat heb ik willen zeggen vandaag?

(Hier vind je de verkondiging over deze tekst.) 

In de eerste plaats, dat de liefde van de Heer Jezus voor ons, als Zijn gemeente, neit alleen de liefde is waarmee Hij zich heeft overgegeven in de dood om ons te redden van zonde en schuld. Dat is agape, de liefde die zich buigt naar datgene wat die liefde niet verdient, soeverein, op grond van een wilsbesluit, buigt de Heere zich naar ons toe en redt ons uit de dood door zelf in onze dood in te gaan. Hij neemt onze plaats in. De straf die wij hadden verdiend komt op Hem te rusten. En wanneer wij dan worden eengemaakt met Hem sterven wij met Hem, worden wij opgewekt met Hem tot een nieuw leven en krijgen we de belofte dat we zo ook zullen delen in Zijn heerlijkheid.

Maar Efeze 5 spreekt ook over de gemeente in een andere zin dan als het volk dat is bevrijd uit Egypte, bevrijd van zonden en schuld en dood en de macht van de Satan. De gemeente die zo tot stand komt, door de inwoning van de Heilige Geest is als geheel kostbaar in Zijn ogen. Daarom is het beeld van een huwelijk, van de bruiloft van het Lam zo prominent bij voorbeeld in de hoofdstukken van Openbaring die handelen over de eindtijd. De gemeente is een bruid die door de Heer Jezus is gereinigd, en geschikt gemaakt wordt voor de innigste gemeenschap met Hem die tussen mensen en Gods Zoon maar bestaan kan.

Die reiniging is al geschied en wij hebben er niets aan bijgedragen.

Hij zal de gemeente voor Zich stellen zonder vlek of rimpel, ook zonder ons goedoen. Dit is de heiliging die geheel en al Zijn werk is. Maar als dat werk door Hem is gedaan zijn we Zijn geliefde Bruid. Is Hij onze geliefde Bruidegom.

In Hooglied 2 spelen dan naar mijn opvatting twee verschillende perspectieven door elkaar heen. Voor ons geldt, dat we dit alles zullen moeten lezen als belofte. Wanneer Hij komt zullen wij gezamenlijk deze volmaakte Bruid zijn. Wij kunnen er nu al van weten, van genieten en eruit leren hoezeer de Heer Jezus ons ook liefheeft op grond van wat Hij weet wat we zijn zullen. Geen agape, maar filia. We zullen het ooit, door Zijn werk aan ons, verdienen dat Hij ons liefheeft. Filia, heet dat. Liefde die wordt uitgelokt door de schoonheid en aantrekkelijkheid van het voorwerp van die liefde.

Maar voor Hem is dat geen belofte van de toekomst, maar al een realiteit. Als Hij naar de gemeente kijkt, ziet Hij die gemeente al in haar volle schoonheid. Terwijl wij die schoonheid nog niet vertonen, doorziet Hij ons al, hoort Hij al ons verlangen in de stilte van ons hart, gaat Hij al met ons om alsof we die geliefde Bruid al zijn.

Zo stel ik mij voor dat Hooglied 2 ook op ons van toepassing is. Juist omdat het dit dubbele perspectief vertoont. Enerzijds volkomen positief – Mijn vriendin, Mijn allermooiste…want uw stem is zoet en uw gedaante is bekoorlijk – en anderzijds vol verwijzingen naar de kwetsbaarheid, de angst, de onwaardigheid van de Bruid op dat moment.

Kijken we eerst naar dat positieve element, van de liefde van tussen Bruid en Bruidegom

De stem van Mijn liefste!

Zo begint vers 8. Is ons dat niet uit het hart gegrepen? Zonder werkwoord, zonder nadere karakteristiek. Een uitroep! De Bruid hoort de stem van de Bruidegom en dat is alles wat ze kan zeggen. Die stem! Zo is Hij nabij. We hebben geen spectaculaire geestvervoering nodig, geen visioenen, geen wonderen, maar alleen Zijn stem om te weten dat hij ons nabij is.

Hoe “horen” we dan Zijn stem? Niet als Samuel, die Hem hoorde roepen in de nacht, niet als Elia die een stil fluisteren hoorde, niet als Abraham of Mozes met wie God sprak als met een vriend. Wij hebben het Woord van God. Daar ligt de toegang, daar horen wij Zijn stem, daar zien we wie Hij is, en het is in de meditatie over Zijn Woord dat we Hem, Zijn wil en Zijn Persoon leren kennen. Wang heel de Schrift is van Gods Geest doordrongen en Heel het werk van de Geest is, om het “uit het Mijn te nemen en het u te verkondigen.” Verkondigen!  – niet alleen intellectueel mee te delen maar het ook toe te passen op hart en geweten.

De stem van de Bruidegom bevestigt ons, hoe belangrijk, ja hoe “schoon” we in Zijn ogen zijn. Wij zijn Zijn “allermooiste vriendin”. De stem waarmee we Hem toezingen en onze liefde en dankbaarheid jegens Hem tot uitdrukking brengen is “zoet” in vers 14, en onze gedaante is “ bekoorlijk”. Niemand van ons kan dat zeggen van zichzelf. Maar Hij kan het zeggen van ons, wanneer wij in dit leven als gemeente samenkomen, als gemeente zingen, als gemeente avondmaal vieren en Hem loven en danken en prijzen. Wij zingen het lied van de Bruid, en de Bruidegom “geniet” dan van ons. Durven wij dat te zeggen? Eigenlijk niet, overtuigd als we zijn van onze lelijkheid, van onze minderwaardigheid. Wij hebben deze Bruidegom niet verdiend! Dat is waar. Maar een gemeente die alleen een lied zingt over haar zonden en schuld komt niet aan een bruiloftslied toe, kan niet werkelijk vieren dat de liefde van de Heer Jezus zich naar ons heeft uitgestrekt.

De Bruid in Hooglied 2 begint haar lied goed. “Zie, daar komt Hij” – alle aandacht is gericht op Hem! Hij springt over de bergen heen, want voor Hem zijn er geen obstakels, en Hij huppelt over de heuvels. Want huppelen is een lichamelijke uitdrukking van innige vreugde. David huppelde toen de Ark werd teruggebracht. Hier is het de Heer Jezus Zelf die in het beeld Zijn vreugde over de Bruid tot uitdrukking brengt. En de Bruid ziet het en geniet van Zijn aanblik.

Maar de Bruid ligt op de grond, is nog onder de indruk van de smet van haar zonden en schuld, verkeert nog in de regentijd. Steeds weer wordt de zuivere aanblik van de Bruidegom onderbroken door de angst en de zorg van de Bruid. Hoor je dan niet, zegt de Bruidegom, dat werkelijk alles is volbracht? De bloemen laten zich weer zien op het land, de zangtijd van de vogels is aangebroken, de tortelduif wordt overal gehoord. Is dat niet de toekomst? Nu ervaren we dat niet en kunnen we dat ook niet ervaren. De tekst werpt ons terug naar het heden, terwijl we even vooruit mochten kijken. Zo zal het zijn wanneer Hij terugkomt. Nu kijken we nog door de tralies van ons raam naar buiten, we zien in een donkere spiegel zegt Paulus. Er komt echter een dag we Hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht.

Waar we nu zijn, als gemeente van Christus, wordt treffend uitgedrukt door de woorden van de Bruidegom in vers 14. Wij zijn als een duif in de kloven van de rots, in de schuilplaats van de bergwand. We verbergen ons voor de wereld, voor het kwade, voor spot en laster en vervolging. We zijn met zijn allen de “stillen in den Lande” geworden, terwijl de Charismania overal losbarst en werkelijk iedereen zich groot maakt om maar gezien te worden. Onze gedaante wordt niet gezien, want de eenheid van de Gemeente is ver te zoeken, de Schrift is een gesloten boek geworden en we zijn zo stil gevallen dat onze stem niet luid spreekt over de deugden van onze God, over de liefelijke eigenschappen van onze Heer.

Ondanks de roepstem van de Bruidegom die zegt: Sta op!

De angst van de Bruid wordt een luid gebed. Alles in de schepping roept ook met haar mee, als we het koor, dat in Hooglied voortdurend aanwezig is, de “dochters van Jeruzalem”, zo mogen typeren. Zij gaan nu meeroepen. Want er zijn nog vossen, boosaardige mensen, dreigingen voor de oogst, voor de wijngaard, voor de kippenren. Zelfzucht, haat, verdeeldheid, angst, onverschilligheid, luiheid, deze vossen zullen toch eerst moeten worden weggedaan, voordat de Bruid zich vertonen kan?

De bruidegom negeert dit roepen van de Bruid samen met de dochters van Jeruzalem. Weet de Bruid dan niet dat alles is volbracht en de vossen al lang zijn verdwenen? Herodes die de dood van Maria’s kind zocht is dood; Rome is verslagen en het Babylon van nu zal geoordeeld worden.  Haar ondergang staat vast.

Daarom komt het tot rust, dit angstige klagen van de Bruid, afgewisseld met die bewonderende blik voor de Bruidegom die ondanks alles toch al gezien en gehoord wordt. Het grote rustpunt wordt bereikt in vers 16. “Mijn liefste is van mij en ik ben van Hem!”

Ik zou dat niet zo makkelijk durven nazeggen, wat de Schrift ons hier aanreikt. Het klinkt te wederkerig. Hebben wij Hem lief zoals Hij ons liefheeft? Natuurlijk (nog) niet of nooit helemaal. Maar zeggen we het dan zo: wij zijn, als gemeente, geheel en al van Hem, die ons liefheeft en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn kostbaar bloed, en ons gemaakt heeft tot een Koninkrijk, tot priesters en koningen voor Zijn God en Vader. En daarom, omdat Hij ons gekocht heeft met Zijn bloed is Hij ook “van ons”, “onze” Heere, niet “mijn” Jezus, niet die vriend van “mij” die zich geheel en al op mij richt. Welk een vriend is… ONZE Jezus moet het zijn. Hij hoort bij ons, omdat wij Hem toebehoren. Mag ik het zo zeggen? Anders klinkt het mij te vrijmoedig, te direct in de oren, en kan het leiden tot het afschuwelijke misverstand dat ik Jezus in mijn achterzak heb, of in ieder geval naast me op de passagierszetel, met wie ik kan nababbelen over mijn prestaties. (Ik verzin dit niet, luister maar eens naar Arno van der Knaap – of nee, doe dat vooral niet.)

De Bruid bewondert de Bruidegom als een gazelle en het jong van een hert in vers 9. De schoonheid van de Heer Jezus, daar gaat het om. Die moet je leren zien en bewonderen. Zie je Zijn schoonheid in dat ontroerende gesprek met de Samaritaanse vrouw? Zie je zijn mannelijke kracht in het gesprek met Nicodemus, dat enerzijds ferm, maar anderzijds vol van liefde was voor deze leider van de Farizeeën? Hoor je Zijn kwetsbaarheid, als van een jong hert, in Zijn gebed in Gethsemane? In de Schrift kom je Hem en Zijn stem tegen. In Gods Woord! Ik zou het net zo lang willen herhalen totdat iedere broeder en zuster het weet, begrijpt en ook doet. Je vindt Hem niet in het lege graf van je dromen en verbeelding, maar op iedere pagina van de Bijbel vind je de sleutel om Hem te ontmoeten.

Maar we weten dat we dat ook niet uit onszelf kunnen. Daarom is het goed te beseffen dat de Bruid Hem eerst in vers 9 ziet en dat ze weet dat haar Bruidegom lijkt op een gazelle, maar dat ze tevens aan het eind van vers 17 het gebed uitspreekt, bij de Bruidegom pleiten moet: “Keer om, mijn Liefste”, keer je naar mij toe, ondanks mijn angst, mijn verblijf in de rotskloven. Wees dan opnieuw voor mij een gazelle of het jong van een hert.

Is dat het verlangen van ons hart? Dat wij de Heer Jezus in Zijn schoonheid voor ons zien? Dat we vergeten dat we door tralies heenkijken en onze Heere achter de muur vermoeden? Dat we niet zien, dat de winter voorbij is en de tijd van het zingen is aangebroken? Dat we alleen Hem zien, die ons liefheeft, in wie wij het Beeld zien van de onzienlijke God! En dat Hij ons verklaart wie God is door Zijn heerlijkheid te laten zien, de heerlijkheid als van een Eniggeborene van de Vader, vol van genade en waarheid?

Hem zij de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in eeuwigheid.

AMEN

Dit bericht is geplaatst in Algemeen. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *