Of de mens of God het natuurlijke fundament van de ethiek is?

De middeleeuwse poging om de ethiek te funderen in de natuurlijke ordening van de wereld en van de samenleving, is in de moderne tijd niet geheel en al tot zijn eind gekomen. Waarom zou je de ethiek niet kunnen funderen in de menselijke natuur? Bij voorbeeld in het idee dat in de evolutie van de mens de ontdekking werd gedaan dat samenwerking beter was dan onderlinge strijd, en dat zorg voor anderen, zelfs voor de vijand, uiteindelijk beter was voor het eigen overleven. Overleving kan dan als de hoogste waarde worden gebruikt en de onderscheiding tussen goed en kwaad kan dan als een instrument van dit overleven worden gezien. De Nieuwe Atheïsten waren er goed in om een dergelijk natuurlijk mechanisme als vervanging van een theocentrische – in God gefundeerde – ethiek voor te stellen.

De seculiere ethiek moet dus noodgedwongen uitwijken naar een antropocentrische, op de natuur van de mens gefundeerde benadering van de menselijke moraal. Een dergelijke tendens is paradoxaal te noemen omdat tegelijkertijd de moderne wetenschap door de antropocentrische houding van de theologie ernstig werd belemmerd. De evolutietheorie van Darwin bij voorbeeld kreeg te kampen met dit antropocentrisme, omdat hier de overleving van elke soort tot de hoofdzaak werd gemaakt, en de mensheid niet per se als uniek of als hoogste verschijningsvorm van het dierlijke leven werd gezien. Je zou dan wellicht verschil kunnen maken tussen het naïeve antropocentrisme van de middeleeuwen – God heeft alles in de natuur ingericht ten gunste van de mens –  en het wetenschappelijke antropocentrisme van de Nieuwe Tijd. De natuur wordt niet meer gezien als ingericht ten gunste van de mens, maar dat maakt een beroep op de natuur van de mens niet onmogelijk. 

Deze antropocentrische fundering van de ethiek in de Moderne Tijd heeft geleid tot een hogere bescherming van de menselijke waardigheid van de soort, en van individuen. Is er echter zoiets als een voorrang van de menselijke soort? Wie wil optreden als vertegenwoordiger van de Partij voor de Dieren zal al hebben opgemerkt dat het aannemen van een absolute voorrang van de menselijke (dier-)soort boven ale andere soorten, geen fundament in de realiteit heeft. Waarom zou een voorrang van de menselijke soort moeten worden aangenomen zodat dieren tot puur object verworden, beperkt in hun vrijheid, voorbestemd tot consumptie, ongeacht alle voorschriften over het vermijden van dierenleed. De gehele natuurlijke wereld kan worden ingezet voor het bevorderen van de menselijke cultuur en het overleven van onze soort. Elke beperking van de menselijke controle over het dierlijke leven op morele gronden, kan gezien worden als een onaanvaardbare aantasting van de menselijke waardigheid. 

Zijn er echter geen limieten aan dit antropocentrisme? Er is immers een samenhang tussen mensen en de natuur, zodat er reden is om ecologische grenzen te stellen aan de menselijke drang tot beheersing van de natuur, de ontwikkeling van de technologie zonder naar de gevolgen voor dier en milieu te kijken. Zo is er ook een innerlijke samenhang tussen individuen en de gemeenschap waartoe ze behoren. Het beginsel van individuele vrijheid en het recht op zelfontplooiing moet dan door de belangen van de gemeenschap worden beperkt. Het antropocentrisme, opgevat als de bevordering van het menselijke overleven, de voorrang van de mens als soort boven andere levende soorten, de voorrang van het individu boven de gemeenschap, al deze kernwaarden van het moderne humanisme zijn in strijd met morele waarden van minstens gelijke betekenis. Het is immers ook een morele waarde om de diersoorten met wie wij onze planeet delen, en de gemeenschappen die binnen de maatschappij bestaan evenzeer mogen beschermen en in hun waardigheid erkennen, als de individuen in de samenleving. Ecologische ethiek bedreigt de economie en tast daarmee de overleving van mensen aan; diezelfde ethiek maakt zich bovendien schuldig aan een geromantiseerde visie op de natuur; de bescherming van de gemeenschap en haar tradities tast de waardigheid van het individu aan – zo wordt in ieder geval betoogd door de tegenstanders van de joodse en islamitische besnijdenis; een radicale bescherming van het individu doet tekort aan de waardigheid van een (lokale) gemeenschap – met haar eigen taal, gedragsregels en instituties; en de economische vrijheid van bedrijven tast zowel de door ons gedeelde natuur als de vrijheid van individuen aan. 

De poging om de ethiek te funderen op een antropocentrisch uitgelegde natuur, en daarmee aan een objectieve basis te helpen, faalt dus door de tegenstrijdigheid van de verschillende waarden die daarin betrokken zijn. Is het daardoor onmiddellijk zeker dat we in plaats van een (niet-naïeve) antropocentrische ethiek naar een theocentrische ethiek moeten streven? 

Een theocentrische ethiek is niet beperkt tot de ethiek van religieuze system zoals het jodendom of christendom. Het “grotere goed”, het welzijn van allen, of de wil van de meerderheid, of de gehele samenleving kunnen net zo goed als chiffren van God optreden. Al die termen roepen ernstige vragen op. Wat is dan het hoogste goed in een samenleving? Wat bedoelen we dan met de “hele” mensheid? En wie bepaalt dan wat het hoogste goed is waaraan alle andere morele waarden moeten worden gemeten? En dan moeten we ook de vraag stellen of we met een theocentrische ethiek niet meteen ook de morele waardigheid van individuen dreigen te verliezen – die willen we niet verliezen maar wel relativeren en bovenal een solide fundament geven.  

In ieder geval lijkt het zo te zijn, dat een theocentrische ethiek een religieus fanatisme oproept, waarin bepaalde morele waarden worden verkozen boven alle andere. Het is duidelijk dat de keuze voor de verdediging van de universele waarde van het menselijk leven in de evangelische stromingen van de VS bovenal een scherpe afwijzing van abortus met zich meebracht. Als abortus gelijk kan worden gesteld aan moord, is er geen enkele situatie te bedenken waarin abortus een toelaatbare medische ingreep is. Het lijkt er ook op dat de gelijkstelling van abortus aan moord ten koste ging van het besef dat racisme en sociale ongelijkheid nog veel meer “slachtoffers” maakt dan de beëindiging van ongewenste zwangerschappen. Men heeft zich ook niet met dezelfde inzet beijverd om vrouwen die in een abortus de enige uitweg uit armoede en schande zagen een alternatief te geven. De kreet “Pro Life” en “Black Lives Matter” gaat zeker niet naadloos samen. 

Wanneer voor een definitie van het “hoogste goed” wordt gekozen die de maatschappelijke status quo tot inhoud heeft, is het ook denkbaar dat deze ethiek tirannieke samenlevingen mogelijk maakt. Wie meent te weten wat dit hoogste goed is, en weinig geduld of respect heeft voor wie daarvan afwijkt, zoekt een sterke man – verklaart dat niet de merkwaardige greep die Donald Trump had over juist evangelische Christenen? Het ”nationaal belang” kon worden aangeroepen om Martin Luther King door de FBI te laten lastig vallen. Dat verschilt niet veel van de rechtvaardiging van de kettervervolgingen met een beroep op de “eenheid van de Kerk.” Je kunt eenvoudig een waslijst opstellen van onrecht dat is begaan met een beroep op de hogere waarde van een collectief: van onteigeningen  van eeuwenoude boerderijen voor de aanleg van een snelweg tot en met de opheffing van individuele vrijheden vanwege een nationale noodtoestand zoals de corona pandemie. 

Dit alles wil niet zeggen dat de mensheid of God geen rol spelen kan in de ethiek. De pointe van mijn betoog tot dusver is dat noch de mens (en zijn overleven), noch God (als chiffre voor het hoogste goed, of nationaal belang) als een natuurlijk fundament mogen gelden. Een beroep op beiden als een natuurlijk fundament moet zeker falen. In de eerste plaats omdat het geen eenduidig fundament oplevert: wie beslist wat dan de “natuur” van de mens is? En welke god mag hier symbool staan van welke hoogste waarde. Wie bepaalt wat nationale veiligheid is? In de tweede plaats omdat er geen eenduidige weg is om uit dergelijke hoogste waarden gedragsregels af te leiden. Moeten op grond van de bescherming van het leven met geweld alle abortusklinieken worden gesloten? Of moeten ongewenst zwangere vrouwen in hun sociale nood worden ondersteund?  Reikt de bescherming van het leven zover, dat geen soldaten worden uitgezonden naar strijdvelden vanwege onduidelijke politieke belangen? Of dat juist tot bescherming van alle leven met geweld overal in de wereld moet worden ingegrepen om de democratie in te voeren – immers ook een waarde op zich die geweld in veel gevallen rechtvaardigt. 

Als ethische waarden absoluut gelden, maar de fundering van hun geldigheid niet kan liggen in de absoluutheid van iets dat als een natuurlijk gegeven geldt, dan wordt de vraag: hoe dan wel? Van doorslaggevend belang. Hoe dan?

Dit bericht is geplaatst in Chr. Ethiek. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *