Misdaad of straf? – het probleem van Genesis 4:13

Hoe vertalen we Genesis 4:13?

Gen 4:13

ויאמר קין אל יהוה גדול עוני מנשא׃

genesis_4-13

De meeste vertalingen hebben “punishment”, d.w.z. straf. Het Hebreeuwse woord awon betekent in de eerste plaats “zonde, overtreding”, maar het kan dan ook het gevolg van de zonde betekenen, en dat is dan “straf”.  NET meldt dat deze betekenis op metonymia gebaseerd is, d.w.z. als een vorm van beeldspraak, waarbij niet van de overeenkomst tussen object en beeld gebruik gemaakt wordt, maar van een andere relatie. In dit geval de relatie van oorzaak en gevolg. Een misdaad leidt onvermijdelijk (uiteindelijk) tot straf.

De Statenvertalers zetten nu in de tekst de lexicale betekenis van het woord, maar wisten wel van deze vertaalmogelijkheid af. De kanttekening meldt:

Anders is het woord misdaad of ongerechtigheid door velen genomen voor de straf derzelve, zie Lev. 5:1; en in zulk een zin moest de overzetting aldus staan: Mijne straf is groter dan dat ik haar zou kunnen dragen; waarover Kaïn zich beklaagt, vs. 14.

Het “dragen van de ongerechtigheid”, het “dragen van de misdaad” in 4:13 betekent immers het verdragen van de straf. Heeft de SV nu gelijk dat Kaïn hier spreekt over de misdaad dragen in de zin, dat Kaïn de omvang van zijn misdaad niet verdragen of verwerken kan? Of gaat het hem – geheel zonder enig berouw – alleen maar over de straf? Hier is de visie dat Kaïn wel degelijk berouw toonde:

EXPOSITOR’S BIBLE COMMENTARY: 

The meaning of this passage turns on how we understand Cain’s reply in v.13. Did Cain complain that his “punishment” was too great to bear? Or should we understand his reply to be that his “iniquity” was too great to forgive? Although most EVs read “punishment” for `awoni both the sense of `awoni with neso’ (“bear”) and the Lord’s response to Cain’s words in v.15 suggest that Cain’s words are not to be understood as a complaint about his punishment but rather as an expression of remorse over the extent of his “iniquity” (`awoni see Cassuto).

Maar maakt het eigenlijk wel iets uit? Of Kaïn nu meent dat zijn zonde te groot is om te dragen – vergeven te worden – of dat hij meent dat de straf te zwaar is om te dragen, in beide gevallen is er eigenlijk geen sprake van berouw. Er is geen hoop op vergeving zegt eigenlijk hetzelfde als te zeggen dat er geen mogelijkheid is van een zinvolle straf. Zo legt de PULPIT commentary het dan ook uit:

PULPIT COMMENTARY

And Cain said unto the Lord, My punishment (or my sin) is greater than I can bear. Or, than can be borne away. Interpreted in either way, this is scarcely the language of confession, “sufficiens confessio, sod intempestiva” (Chrysostom); but, as the majority of interpreters are agreed, of desperation (Calvin).
According to the first rendering Cain is understood as deploring not the enormity of his sin, but the severity of his punishment, under which he reels and staggers as one amazed (Aben Ezra, Kimchi, Calvin, Keil, Delitzsch, Murphy, Alford, Speakers, Kalisch).
According to the second, from the terrific nature of the blow which had descended on him Cain awakens to the conviction that his sin was too heinous to be forgiven.
The first of these is favored by the remaining portion of his address, which shows that that which had paralyzed his guilty spirit was not the wickedness of his deed, but the overwhelming retribution which had leapt so unexpectedly from its bosom. The real cause of his despair was the sentence which had gone forth against him, and the articles of which he now recapitulates.

Toch lijkt er hier sprake te zijn van een vooroordeel. De NET Translation Note zegt, dat Kain hier niet wordt voorgesteld als berouwvol over zijn zonde. Maar dat berust op de aanname dat er sprake is van metonymia en dat Kain feitelijk zegt dat de straf te groot is om te dragen. Maar als Kain nu zegt, dat er voor zijn vreselijke zonde – de letterlijke betekenis van awon – geen vergeving kan zijn? Dat kunnen we wel beoordelen als onvoldoende berouw, maar in die vertaling duidt het dan toch op berouw.

Het is bovendien de vraag, die de Statenvertalers terecht dubieus toescheen, dat we op grond van Leviticus 5:1, uit een geheel andere context, tot de aanname van die metonymia besluiten. De intuïtie van de Statenvertalers lijkt mij terecht: zelfs wanneer Kaïn geen vergeving vraagt en in die zin niet tot vol berouw komt, is het toch eerder de misdaad dan de straf die hier zijn woorden uitlokt. Kaïn stemt met de straf in dat zij goed is en passend, en merkt nu op dat de zonde die hij begaan heeft te groot is om te dragen, om ermee te kunnen leven. De straf voor de zonde is zelfs voor Kaïn eigenlijk onvoldoende. Een goede vertaling zou dan ook kunnen zijn:

Mijn misdaad is te groot om [met deze straf – zie vers 11 en 12] te worden gedragen, d.w.z. uitgeboet.   

De metonymia die voor awon, (zonde, overtreding) wordt aangenomen, hoeft namelijk helemaal niet te berusten op de relatie tussen misdaad en straf, maar kan wel degelijk ook gelegd worden tussen misdaad en schuld. Dan gaat het Kaïn er niet om dat hij de straf niet zoiu kunnen dragen, maar dat de schuld die op hem rust zelfs door deze straf niet kan worden weggedragen.

Het lijkt mij dat de Statenvertalers hier goed hebben gekozen.

Dit bericht is geplaatst in BIJBELSTUDIE. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *