Johannes (2) – Het Woord van God

Aan het begin van zijn evangelie geeft Johannes een indrukwekkende samenvatting van heel zijn betoog. In de eerste 18 verzen van het eerste hoofdstuk krijgen we maar liefst zes verschillende beelden van de Zoon van God te zien. Dit is allemaal theologie.

Misschien zegt u bij uzelf, maar wat hebben we nou aan theologie? Is dat niet allemaal theoretisch? Voor een gelovige zijn er twee vragen die bij uitstek praktisch zijn. De eerste vraag luidt: hoe krijg ik vergeving van zonden en verzoening met God? De tweede vraag luidt: hoe kan ik leven op een wijze die God welgevallig is? Rechtvaardiging en heiliging, dat zijn de twee kernwoorden van het praktische christelijke leven. Maar je kunt die vragen niet beantwoorden zonder eerst te weten wie Christus is. De twee praktische vragen zijn afhankelijk van een andere vraag, die ik niet theoretisch zou noemen, maar die wel verbonden is met onze belijdenis, onze erkenning van wie Jezus Christus is.

Voor Johannes is het duidelijk, dat verzoening en vergeving alleen te vinden zijn in de overgave en het offer van de Zoon van God. Zoals die andere Johannes, Johannes de Doper, van Hem getuigt: “Zie het Lam van God, dat de zonden van de wereld wegneemt.” Om door God te worden gerechtvaardigd en met God verzoend te worden, moet je geloven in de Naam van de Zoon van God. Dat wil zeggen je moet geloven in wie Hij is, en wat Hij gedaan heeft. Maar dat is theologie!

En ook voor die andere vraag, de vraag naar de heiliging, moet je weten wie Jezus Christus is en in welke relatie je tot Hem staat. In dit evangelie is het duidelijk, dat de heiliging voortkomt uit de erkenning en de kennis van de Zoon van God. Wij gehoorzamen aan Zijn opdracht, bij voorbeeld, om elkaar lief te hebben. Maar dat vergt dat we in een levende relatie met Hem staan. Zonder Hem kunnen wij niets doen. Wij zijn als ranken die in de wijnstok zijn geënt. En de kern van het “werk” dat God ons opdraagt, is dat wij geloven in Hem die door de Vader gezonden is. Allemaal zaken die we later nog zullen tegenkomen. En ook dat is allemaal theologie. Het wordt tijd dat we de allergie tegen de theologie van ons afwerpen.

Het eerste beeld van de Zoon van God dat we te zien krijgen, staat in de eerste drie verzen van het eerste hoofdstuk.

In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.

Verschillende malen wordt in de bijbel over het begin gesproken. De bijbel begint ermee in genesis. “In het begin”, dat is het begin van tijd en ruimte, “schiep God de hemel en de aarde.” We vinden ook een begin in Spreuken 8, waar van de Wijsheid wordt gezegd: “De Here bezat Mij aan het begin van Zijn weg, al vóór Zijn werken.” Dat is het begin waarop God in de eeuwigheid de schepping heeft gewild. Die Wijsheid is Christus, zoals blijkt uit 1 Kor. 1:30 en Kol. 1:15-20. De evangelist Marcus opent met de woorden: “Het begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God.” De vervulling van de profetie in het optreden van Johannes de Doper is hier dat begin. En dan vinden we het ook nog een keer in de eerste brief van Johannes, waar het gaat over het begin van het optreden van Jezus: “Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben…” Etc. Maar het begin van het evangelie van Johannes gaat nog verder terug. Daarom ontbreekt ook het lidwoord. Het is geen bepaald begin, maar… Ga maar terug in de tijd, ga maar terug naar een begin dat voorafgaat aan alle tijd, ga maar terug in de eeuwigheid zover je maar kunt, ga dan nog verder terug zoals alleen God het kan, en dan is het Woord van God er al. In elk begin was het Woord er al, in elk denkbaar begin waar dan ook en hoe dan ook, het Woord van God was er al en ging aan alles vooraf.

Vanaf dit begin dat nooit begonnen is, was Christus er al. Hij is er vanaf de eeuwigheid en hij zal bestaan tot in eeuwigheid. Misschien zegt u, dat is allemaal onbegrijpelijke taal. Ik kan mij de eeuwigheid niet voorstellen. Hoe kan Jezus Christus nu van eeuwigheid af bestaan hebben, ik kan me daar geen voorstelling van maken. Maar dat is niet erg, want ik begrijp het ook niet, niemand begrijpt het, ook geen enkele theoloog begrijpt het. Wie het kon begrijpen, zou zelf God zijn.
Zo worden we meteen in het begin van dit evangelie met iets onbegrijpelijks geconfronteerd. Maar wat onbegrijpelijk is, is nog geen duister mysterie waarover we alleen kunnen mompelen. We weten wel wat het betekent. Het onbegrijpelijke is als een zwart gat dat we niet direct kunnen peilen, maar we weten er wel iets van omdat het effecten heeft erbuiten, we zien het in de werking van de zwaartekracht. Zo is het ook hier. We begrijpen de godheid van Jezus niet, en de vleeswording niet etc. Maar we weten wat het is, omdat het van Zichzelf getuigt, zichzelf geopenbaard heeft. Het betekent dat alle eigenschappen van Christus die uiteindelijk het Woord van God is, al een rol hebben gespeeld bij de schepping van de wereld. Het betekent dat Jezus die in ons midden is, verreweg ook de oudste is, en de oorsprong kent van een ieder van ons, dat Hij aan heel de wereld voorafging en dat de wereld nu bestaat door Hem en vanwege Hem. De plechtige verklaring waarmee Johannes zijn evangelie begint, zegt al meteen en duidelijk, dat Jezus God Zelf is. Er is geen twijfel over mogelijk. En eigenlijk is het beste commentaar ter verklaring van deze woorden van Johannes al te vinden in het Oude Testament, in de verzen die ik hierboven al citeerde.

spreuken_8

Waarom noemt Johannes Hem hier het Woord? Waarom zegt hij niet “in het begin was Christus”? We weten dat Johannes wilde bewijzen dat Jezus Christus de Zoon van God was. Joden en Grieken zouden beiden het idee van het Woord kunnen begrijpen. Voor joden was dit een verwijzing naar het Woord van God waarmee de schepping tot stand was gebracht. (devar haShem, of Aramees: memrat haShem) God sprak en het was er. Steeds wanneer de wil van God en de geest van God tot mensen gericht was, was er sprake van het Woord. De term “Woord” stond voor openbaring in het algemeen. Zo “komt het Woord” van de Heere tot de profeten in het Oude Testament. God heeft gesproken door de profeten (Hebr. 1:1). De evangelist Johannes zegt dus eigenlijk meteen in dit eerste vers tegen de joden, kijk eens, als jij je afvraagt wat dat Woord van God nu eigenlijk is, wat nu de kern en het wezen van de openbaring van deze God is, kijk dan naar Jezus Christus. In Hem woont de scheppende wil en de almacht en de redelijkheid van God, die je ook al kende uit het Oude Testament. Als je heel die openbaring samengevat wilt zien, zoals die eruit zou zien in een levende persoon, kijk dan naar Jezus. Want dat is wie Jezus is. De belichaming van dat Woord. Als je wilt zien door welk Woord de schepping tot stand kwam, als je wilt zien hoe de openbaring van God werkt, als je wilt zien hoe het Woord van God leven en licht schenkt aan de mensen, kijk dan naar Christus. Wat in het Oude Testament het Woord genoemd werd, en wat in het Nieuwe Testament de Zoon van God heet, zijn een en dezelfde.

Maar de Grieken zouden dit woord ook verstaan hebben. Niet omdat ze het Oude Testament kenden natuurlijk, maar wel omdat ze zich bezighielden met de filosofie. Ook de Grieken kende het begrip “woord”. Zij geloofden in een kosmische almacht die ook redelijk was en intelligent. De wil en het verstand van God doortrokken de hele wereld en gaven ook aan de mens de macht van de redelijkheid. Deze onpersoonlijke macht bewoog zich door de wereld heen en was het instrument waarmee een of andere godheid de wereld gemaakt had. En deze macht noemden zij Logos, en dat is het Griekse woord voor “woord”. En zo zegt de evangelist Johannes dus tegen de Grieken, kijk eens, als je zoekt naar deze macht die de hele kosmos bij elkaar houdt, en als je zoekt naar deze wijsheid en redelijkheid waarvan die kosmos doortrokken is, en waar ook mensen mee te maken hebben, kijk dan naar Christus. Alles wat de Grieken dachten van het woord, van de Logos, is feitelijk aanwezig in de vleesgeworden Zoon van God.

Voor de joden en voor de Grieken was het Woord toch nog alleen een intermediair tussen God en de wereld. En daarom moet Johannes er nog iets aan toevoegen. En wat hij eraan toevoegt gaat ook nog verder dan wat de tekst in het boek Spreuken gezegd had. Daar lazen we dat God de wereld door middel van de Wijsheid gemaakt had. Maar voor joden en Grieken was er een verschil tussen God, voor Grieken: de goddelijke almacht en oorsprong die de kosmos had voortgebracht, voor joden: de God van Genesis die sprak en de wereld was er –  en de wijsheid en het woord en die macht zelf die de hele kosmos doortrok. Wanneer Johannes dus zegt, “en het Woord was bij God”, dan is dat nog, laten we zeggen op het niveau van joodse theologie en Griekse filosofie gezegd. Want dan kun je nog denken aan een onderscheid of een rangorde tussen twee verschillende wezen. En dat onderscheid is er ook zegt Johannes. Maar dan komt de beslissende wending, het volstrekt nieuwe. “En het Woord was God.” Het Woord was tegelijk  letterlijk en feitelijk God. Bij God en God Zelf. Een onderscheiding,  ja, maar een onderscheiding binnen God Zelf tussen twee personen en niet een onderscheid tussen twee verschillende wezens, van wie God er dan één is en het Woord de ander. God IS het Woord dat Hij spreekt – Hij openbaart zich volledig – en tevens is Hij niet zonder meer dat Woord, maar BIJ dat Woord – want Hij valt met Zijn openbaring niet samen. Jezus Christus is het levende Woord, Hij is de perfecte openbaring van God en er is geen andere. Het Woord is Christus en het is alleen Christus. Waarom? Omdat Hij God is, in een lichaam. Alles wat God is, is Christus. Dat is de reden dat in dit evangelie Jezus zegt: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” , “Ik en de Vader zijn één.”

Omdat Jezus Christus God is, is elke andere benaming van Hem of betiteling voor Hem daarvan afgeleid. Er zijn christelijke sekten en theologen die Hem niet aanvaarden als God. Vanuit het standpunt van het evangelie van Johannes gezien, is dat een blasfemie. Jezus als een goed mens, als een belangrijke profeet, als een martelaar in het joodse conflict met de Romeinen, het is allemaal mooi en aardig, maar zonder deze waarheid dat Jezus God is, is dat allemaal zonder enige waarde. Johannes zegt het zelf in zijn tweede brief:

Want er zijn veel misleiders in de wereld gekomen, die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is. Dat is de misleider en de antichrist.

Met andere woorden, er zijn mensen die zeggen dat Christus niet het vleesgeworden Woord is, dat hij niet de belichaming is van God zelf. Johannes zegt weer duidelijk, wie dat allemaal denkt, is een misleider en een antichrist.
Dus Christus is bij God en Hij is God. Dat is een geweldig belangrijke waarheid, omdat Christus die in deze wereld kwam daarmee God dicht bij de mens heeft gebracht. Hoeveel generaties hebben niet gevraagd waar is God? Hoeveel mensen vragen nu nog steeds niet in hun ellende, waar is God? Het antwoord van Johannes is helder: kijk naar Christus, zie op Hem, daar is je God.

En als dat waar is, dan is het ook niet moeilijk in te zien dat je kunt zeggen dat Jezus Christus de wereld heeft geschapen. Deze wereld is van Christus. Johannes heeft hier ook meteen gezegd wat nodig is tegen de ketters van zijn tijd. Zij zeiden dat het onmogelijk is dat de goede God de wereld heeft geschapen omdat de wereld kwaadaardig was. En dan zegt Johannes dat Jezus Christus alles heeft geschapen, dat het Zijn wereld is, ook al ligt die nu in de duisternis. En dat Hij juist gekomen is in de wereld om het Licht te zijn dat deze duisternis zal verdrijven. Door de verzoening en de vergeving van de zonden herstelt Jezus Christus de wereld die Hij ooit Zelf gemaakt heeft.

Dit bericht is geplaatst in Johannes, Uncategorized. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *