Jezus bevestigt de blijvende rol van de Torah – reflecties over Mattheüs 5:17-20

Mattheus 5, vers 17: “Denk niet dat ik gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om die af te schaffen, maar te vervullen.” Deze tekst behoort tot de meest verkeerd begrepen passages uit de Bijbel, vooral uit het Nieuwe Testament. De uitdrukking “Denk niet dat ik gekomen ben” bevat een Arameïsme, een overblijfsel van de Aramese taal waarin deze woorden zijn gedacht of gesproken. In het Grieks betekent me nomizete: je mag niet denken dat ik gekomen ben om de wet of de profeten af te schaffen. “ Ik ben niet gekomen…” is een typische uitdrukking voor “ik wil dat niet”. Niet alleen de Torah, de vijf boeken van Mozes, maar ook de profeten en geschriften zoals Hooglied worden niet afgeschaft. De Torah van Mozes is het fundament van Gods openbaring aan Israël. Jezus had geen intentie om de Torah of de Nevi’im af te schaffen.



In die tijd werden zowel latere als eerdere profetenboeken zoals Joshua, Richteren, Samuel en Koningen als gezaghebbend beschouwd. Kronieken vallen hier niet onder omdat ze later zijn geschreven en reflecteren op de boeken Samuël en Koningen. Jezus kwam om te vervullen, niet af te schaffen. Het woord “vervullen” wordt vaak verkeerd begrepen als “vervangen”, wat onjuist is. Vervullen betekent aanvullen of volledig maken, zoals een brug die beide oevers verbindt. Dit houdt in dat de geldigheid van wet en profeten nu gerealiseerd wordt.

Een andere betekenis van vervullen kan zijn “overeind houden”, in het Hebreeuws lakim. In de Septuaginta wordt plèroosai vaak zo gebruikt. De wet vervullen betekent hem als standaard handhaven, wat het tegenovergestelde is van afschaffen. Jezus zegt in Johannes 17:17: “Uw woord is de waarheid.” Torah , profeten en geschriften vormen samen Gods woord, met de Torah als kern.

Mattheus 5, vers 18: “Want voorwaar ik zeg u, totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één titel van de wet voorbijgaan totdat alles geschied is.” Dit vers wordt ook vaak verkeerd begrepen. Sommigen denken dat wet en profeten hun betekenis verliezen zodra alles geschied is, zoals in Openbaringen 21:6. Echter, dit betekent dat wet en profeten permanent geldig zijn zolang hemel en aarde bestaan.

Een jota is een Hebreeuwse letter; een titel is een klein streepje dat letters onderscheidt. Deze uitdrukkingen verwijzen naar zowel geschreven als mondelinge leer (Torah sjè be-al pèh). Jezus accepteert hiermee ook de mondelinge tradities die helpen bij tekstinterpretatie.

Mattheus 5 vers 19 waarschuwt: “Wie dan een van deze geringste geboden afschaft en mensen zo onderwijst, zal de geringste genoemd worden in het koninkrijk der hemelen.” Afschaffen betekent hier terzijde schuiven. Wie echter geboden onderhoudt en onderwijst, zal groot genoemd worden in het koninkrijk der hemelen.

Tenslotte Mattheus 5 vers 20: “Want ik zeg u, als uw gerechtigheid niet overvloediger is dan die van de schriftgeleerden en farizeeën…” Dit benadrukt dat volgelingen van Jezus een grotere gerechtigheid moeten nastreven op basis van Torah en profeten dan zelfs schriftgeleerden en farizeeën doen.

Samenvattend onderstrepen Mattheus 5 vers 17-20 de absolute voorrang en eeuwige geldigheid van Torah en profeten in Jezus’ prediking.

Dit bericht is geplaatst in Jodendom, Theologie, Torah. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *