Gaat heiliging vanzelf? Over “Christomonisme” in de ethiek

Een tijd geleden zag ik een antwoord op de vraag “Kan ik nog omgang hebben met mijn atheïstische vrienden.” Het antwoord was pastoraal, sympathiek, inlevend. Maar er zat een gedeelte in dat om enig commentaar vraagt. Het heeft te maken met de status van de “heiliging.” Zo heel in het algemeen gezegd is de heiliging het levenslange proces waarin de Heilige Geest ons gelijkvormig(er) maakt aan Christus. Maar de vraag is of en hoe onze persoonlijke verantwoordelijkheid en onze eigen wil en ons eigen gedrag – gedrag dus dat van ons uitgaat, dat we kiezen en doen – daarin een rol speelt. “Christomonisme” is de opvatting dat  de Heilige Geest het in ons doet. Maar is dat het volledige antwoord op de vraag hoe heiliging werkt? In het pastorale antwoord werd dat zó uitgelegd:

Als God je leven veranderd heeft (rechtvaardiging), dan zorgt hij ook voor de heiliging. Het dragen van goede vruchten komt ook voort uit de verdiensten van Christus. Dat geeft een zekere ontspanning. Je mag het van Hem verwachten. De Heere Jezus Zelf heeft gezegd: “Die in Mij blijft en ik in Hem, die draagt veel vrucht; want zonder Mij kunt gij niets doen” (Joh. 15:5). Hoe zou anders God de eer krijgen?

Let goed op de bewoording. “Hij zorgt voor de heiliging”en  “Je mag het van Hem verwachten.” Dat betekent dus: Hij doet het, Hij alleen. Want “hoe zou anders God de eer krijgen?”

Nu is er zeker aanleiding om dit niet te verwerpen of te vergeten. Het beeld van de wijnstok en de ranken is sterk in dit verband. In Hem blijven is de sleutel tot de heiliging. “Wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht.” En die “vrucht” is ongetwijfeld de goede werken die wij als Christen toch te doen hebben. Die vrucht is de vrucht van de Geest volgen Gal. 5:22. Wanneer Paulus gaat uitleggen wat dat is, spreekt hij duidelijk over houdingen, over karaktereigenschappen, en niet over werken in de zin van goede daden of gehoorzaamheid aan regels. Die vrucht is: “liefde, blijdschap, vrede, geduld etc”. Zo kan het “in Mij blijven” worden uitgelegd als een houding, een gericht-zijn op de “stille omgang” van een gelovig hart met de Heer Jezus.  Wat er aan onze kant verwacht mag worden is alleen maar een zoeken naar die juiste houding, een overgave aan het werk van de Heilige Geest. In het antwoord waarover ik hier spreek, klonk dat zó:

Wij hebben wel onze verantwoordelijkheid als het gaat om onze houding tegenover de ander, maar toen Christen in de christenreis van Bunyan in het hart was getroffen, wilde hij koste wat het koste de stad Verderf verlaten. Je bent niet beter dan je vrienden, maar het leven in de wereld en het leven met God kan niet samen gaan. In de wereld, maar niet van de wereld.

Maar is dat nu het hele verhaal? Ik denk van niet. Zoals vaker, spreekt de Schrift over zaken op een dialektische manier. Er is wedergeboorte waaraan je niets kunt doen omdat die van boven is (Joh. 3:3-5). En er is geloof dat ons wordt opgedragen als een daad van onze verantwoordelijkheid (Joh. 3:14-16). Dat is lijnrecht in tegenspraak met het idee van de wedergeboorte. Maar door die twee “extremen” wordt iets uitgedrukt dat voor ons weliswaar onlogisch is, maar waar is bij God. Zo ook in de tegenspraak tussen uitverkiezing en bekering. Er is uitverkiezing die aan ons leven voorafgaat en een soevereine daad van God is (Rom. 8:29; Ef. 1:4) en er is geloof dat door de prediking gewekt  wordt en dat wij aangrijpen om vervolgens de Heer aan te roepen – wat tot onze behoudenis leidt (Rom. 10:10-12). Er is soevereine genade die ons verlost (Rom.  9:15) en er is het gehoorzame antwoord op Gods bevel je te bekeren (Hand. 17:30-31).

Maar zo is het ook gesteld met de heiliging. Ook hier moeten we de twee aspecten van de heiliging dialektisch begrijpen. Enerzijds is dat inderdaad Gods werk in ons dat we aan hem mogen overlaten. Wij hoeven ons niet te bekommeren om de gelijkvormigheid met Jezus want dat is het werk van de Heilige Geest (vgl. 2 Kor. 3:18). Maar hoe verricht de Heilige Geest Zijn werk? Hoe blijven we dan in Hem zoals Johannes 15 het ons opdraagt?

Ik denk dat we te snel over de woorden heenstappen die we in datzelfde hoofdstuk vinden. Het is niet alleen een zaak van “in Hem blijven” en het dan “van Hem verwachten.” Als we alleen deze kant van het verhaal zien, blijven we steken in wat Karl Barth het “Christomonisme” noemde, de overtuiging dat alles in de gelovige mens door Christus Zelf wordt gedaan. Dan is er geen plaats meer voor menselijke verantwoordelijkheid en dan resteert alleen nog een zuivere passiviteit.

Maar zo lezen we in Johannes 15: “Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven.” en “Als u Mijn geboden bewaart, zult u in Mijn liefde blijven.” “Dit is Mijn gebod, dat u elkaar liefhebt.” Heel hoofdstuk 14 van ditzelfde evangelie is er ook vol van. “Als u Mij liefheeft, bewaart (imperatief!) Mijn geboden (meervoud!).”en:  “Wie Mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die Mij liefheeft.” En dan ook nog:  “Als iemand Mij liefheeft zal Hij Mijn woord bewaren.” en: “Wie Mij niet liefheeft, bewaart Mijn woorden niet.” Ook in de eerste brief van Johannes vinden we dat terug: “En wie Zijn geboden (meervoud!) bewaart, blijft in Hem en Hij in hem (1 Joh. 3:24).” Dan kan het geen vreemde gedachte zijn dat we in het Nieuwe Testament meer dan 1000 geboden en verboden kunnen aantreffen.

De rechtvaardige eis van de wet, de Torah, Gods morele opdracht, moet worden vervuld door ons, zegt Rom. 8. Door ons. (En niet per se ‘in ons” zoals veel vertalingen zeggen.) Zoals ook Christus die heilige wil van God heeft vervuld, d.w.z. bewaard en gedaan heeft. Wij doen dat, mógen dat doen. Omdat wij rein zijn vanwege het woord dat de Heer Jezus tot ons gesproken heeft. Omdat wij de Geest van Christus hebben ontvangen die ons daartoe in staat stelt. Die rechtvaardige eis van de Torah wordt vervuld door of  in ons, als wij niet overeenkomstig de begeerten van het vlees wandelen, maar naar de Geest (vgl. Rom. 8:4). Wij doen het in de kracht van de Heilige Geest. Maar we mogen niet zeggen: de Heilige Geest doet het voor ons, of: “we kunnen het wel aan Hem overlaten.” De pas wedergeboren Christen zal moeten leren een volwassen gelovige te zijn die verantwoordelijkheid draagt en de Heere liefheeft door Zijn geboden te bewaren.

Dat is de positie tegenover de heiliging die we “possibilisme” kunnen noemen. Dat is de gedachte dat God het ons mogelijk (possible) maakt om te wandelen naar de Geest en op een geestelijke wijze de geboden te lezen als de uitdrukking van de wil van een genadige en liefhebbende God die we van harte willen gehoorzamen. Dat maakt de vraag acuut die we doorgaans overslaan – omdat we het als wetticisme afserveren: wat zijn dan de geboden van de Heer Jezus?

Dit bericht is geplaatst in Chr. Ethiek. Bookmark de permalink.

3 reacties op Gaat heiliging vanzelf? Over “Christomonisme” in de ethiek

  1. gert van der meulen schreef:

    Dag Robbert. ik onderschrijf jouw gedachtengang wat betreft onze eigen verantwoordelijkheid m.b.t. tot onze heiligmaking voor God. En i.v.m. onze verschijning voor de rechterstoel van Christus, om ons loon in ontvangst te nemen, is het van het van het grootste belang om de aansporing van Paulus in Rom. 12:1 zeer ter harte te nemen i.c. te gehoorzamen.

  2. gert van der meulen schreef:

    De betekenis van heiligen (heiligmaken) is: apart zetten: door en ook voor God. Jezelf bewaren en heiligen gaat op tweeërlei manier: Ingaan in het heiligdom en Uitgaan buiten de legerplaats.
    Paulus (Efeze 1) wijst ons op de uitzonderlijk hoge positie die wij hebben (niet: ooit, maar reeds: nu) in Christus in de hemel. Vandaar de aansporing in Hebr. 11 om in te gaan in het heiligdom, waar Christus als onze hoge priester ons dagelijks reinigt (onze voeten wast) van evt. opgelopen wereldse besmettingen (Die gewassen is, heeft niet van node, dan de voeten te wassen, maar is geheel rein. Joh. 13)
    Anderzijds word van de gelovige verwacht dat hij zich afzondert van deze tegenwoordige boze eeuw, wereld (aion): hebr. 13 Daarom heeft ook Jezus, opdat Hij door Zijn eigen bloed het volk zou heiligen, buiten de poort geleden.
    Zo laat ons dan tot Hem uitgaan buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende.

    Ingaan in het Heiligdom en tegelijkertijd uitgaan buiten de legerplaats. Die keuze moet je toch echt zelf maken hoor (wellicht telkens weer opnieuw). We behoren niet meer onszelf toe maar aan Christus. Vandaar dat we ons lichaam aan God ten dienste behoren te stellen Rom. 12 Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst.
    2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.
    1pet. 2 Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren;
    Maar gelijk Hij, Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gijzelven heilig in al uw wandel;
    Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig.

    • Robbert Veen schreef:

      Mooie aanvulling, denk ik. Zo zie je maar weer: er zijn verschillende manieren om het te benaderen. Ik ben wel nieuwsgierig: zie je dit ook als een aanvulling, of is dit bedoeld om mijn gedachtengang te verbeteren?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *