Een theologie van de liefde – hoofdstuk 2 – samenvatting

1. De theologie van John Wesley wordt gedomineerd door het thema van de liefde. Elk onderwerp dat hij bespreekt wordt vanuit dit thema bezien en met behulp van dit thema aan elkaar gevlochten. Daarom kunnen we zeggen, dat het niet zozeer een theologie van de heiliging is maar een theologie van de liefde.

“Geef het in je hart een vaste grond, dat vanaf het moment dat God jou heeft gered van alle zonden, je op niets anders gericht moet zijn dan op het verkrijgen van meer liefde zoals beschreven in het 13e hoofdstuk van de eerste brief aan Korinthe. Er is geen hoger doel dan dit, totdat je wordt opgetild naar de boezem van Abraham.” (John Wesley)

2. De heiliging waarover John Wesley spreekt is de liefde.

Dat geeft echter twee problemen.

(1) is het begrip liefde wel sterk genoeg om recht te doen aan het idee van heiligheid?

(2) is het wel juist om heiligheid en liefde zo met elkaar te verbinden dat ze bijna identiek lijken?

Het is zeker waar dat voor John Wesley deze beide termen aan elkaar gelijk staan. Het zijn niet twee verschillende elementen van de genade. Maar heiligheid en liefde komen samen binnen het raamwerk van de “persoonlijke relatie.” Beide termen krijgen een betekenis vanuit het idee van de relatie, beide termen worden verenigd door het idee van de relatie. Deze Bijbelse begrippen hebben een “dynamische” eenheid. Er is steeds sprake van een ervaring, een proces. Heiligheid en liefde beschrijven geen statische realiteit.

3. Deze vier begrippen moeten nu worden geïnterpreteerd: heiligheid, persoonlijke relatie, dynamiek en liefde.

4. De term heiligheid heeft drie verschillende betekenissen.

a. Het woord heiligheid heeft een unieke en zelfstandige betekenis.

b. Zodra het woord heiligheid in een theologisch systeem wordt ingevoerd, krijgt het de kleur van dat systeem. Het komt in een verband te staan met alle andere termen in dat systeem. Daarom is het katholieke begrip heiligheid zo verschillend van het calvinistische begrip heiligheid.

c. Wanneer we het woord heiligheid gebruiken in de context van een persoonlijke relatie, verliest het zijn zelfstandige en abstracte karakter. Wanneer we het in verband brengen met liefde en volmaaktheid ontstaat een complex van begrippen dat de geestelijke realiteit van het geloof nauwkeurig beschrijft.

5. De filosoof zal het woord heiligheid uitsluitend in zijn zelfstandige betekenis willen gebruiken, volgens optie a).

De theoloog zal het woord heiligheid de betekenis geven volgens de plaats die het in het systeem inneemt.

John Wesley is niet geïnteresseerd in deze filosofische zuiverheid noch in de correctheid van het theologisch systeem – hij wil het woord gebruiken om een realiteit mee aan te duiden. Dat is optie c).

6. Heiligheid en liefde zijn dus formeel twee verschillende woorden voor twee verschillende zaken. Maar in het werkelijke leven zijn ze wezenlijk met elkaar verbonden. Op dezelfde manier kunnen we woorden als huis en thuis zien als twee formeel verschillende termen. Maar in het werkelijke leven kan dit “huis” precies mijn “thuis” zijn. Het tweede woord thuis “drukt” dan het karakter uit van het eerste woord “huis.” Op dezelfde manier kun je spreken over heiligheid en liefde, zodat liefde het karakter van de heiligheid uitdrukt. Of omgekeerd, sprekend over liefde en heiligheid, drukt het woord heiligheid het karakter van de liefde uit.

7. Als liefde het karakter van de heiligheid uitdrukt, dan heeft heiligheid te maken met relaties.

8. God openbaart zichzelf in de persoonlijke sfeer van de realiteit. Wanneer we het geloofsleven benaderen vanuit dat idee, krijgen alle belangrijke termen een betekenis. God communiceert met persoonlijke wezens die aan Hem verwant zijn.

9. De relatie tussen personen wordt echter gekenmerkt door een dynamiek, een geschiedenis of proces. Er is iets wat een persoonlijke relatie voortstuwt en waarop die relatie gericht is. Liefde is een kenmerk van de wijze waarop personen op elkaar antwoorden. Liefde kan alleen in vrijheid bestaan, het kan niet worden afgedwongen. Vrijheid is dus het meest fundamentele kenmerk van liefde. Het is dus de liefde die heiligheid definieert op een positieve wijze, en de zonde definieert omdat de liefde daaraan ontbreekt. Liefde is dynamisch en vrij, en sluit anderen in of sluit ze uit. Zodra we over God spreken als het voorwerp van liefde beschrijven we al heiligheid. Wanneer liefde alleen maar op zichzelf gericht is, wordt God buitengesloten en dan hebben we een beschrijving van de zonde. Heiligheid en zonde zijn dus kenmerken van de aard van de relatie die wij hebben met God. En alleen binnen die persoonlijke relatie krijgen ze hun echte betekenis. We kunnen niet op een abstracte (statische) manier spreken over heiligheid en liefde, noch over zonde en onreinheid.

10. Met deze voorbereiding in gedachten, kunnen we nu spreken over de centrale rol die de liefde in de theologie van John Wesley speelt en op die wijze kunnen we zijn leer van de heiligheid/heiliging recht doen. Het uitgangspunt is dit:

“zoals het Nieuwe Testament ons leert is liefde het kenmerk van de heiligheid.”

  1. Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft…

  2. Het doel van de komst van Jezus was: “om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen” (Heb. 13:12).

  3. Christus heeft de gemeente liefgehad “opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord… Dat zij heilig en smetteloos zou zijn”(Ef. 5:25, 27).

  4. Of zoals Johannes het zegt: dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft” (1 Joh. 3:23). Samenvatting van Gods gebod ligt in het gebod van de liefde.

11. De theologie van de liefde bij John Wesley leert ons een aantal belangrijke zaken:

  1. Het Bijbelse begrip van de liefde corrigeert het moderne romantische, zachte, erotische, emotionele begrip liefde van onze cultuur. Liefde heeft met alle aspecten van menselijke relaties te maken. Maar menselijke relaties hebben wezenlijk een andere structuur dan in het moderne denken wordt aangenomen.

  2. Het begrip liefde introduceert een morele dimensie. Het gaat niet om een moralisme, maar om de ethische consequenties van de samenhang tussen liefde en heiligheid. Liefde verplicht.

  3. Liefde is uniek en persoonlijk. Zonder het begrip van de persoonlijkheid, zowel in de relatie van een individu tot zichzelf als in de sociale sfeer, is liefde niet te begrijpen. Het is de onbeperkte geestelijke gemeenschap die de ultieme bevrediging en vervulling geeft. Daarom kan gezegd worden dat God liefde is – de essentie van God en de essentie van de mens worden daarmee ten diepste als persoonlijk gekarakteriseerd.

  4. Liefde is ook geluk (zoals Wesley dat woord gebruikt) want het duidt een harmonie aan van de hele persoonlijkheid. Heiligheid is gezondheid, vitaliteit. Liefde organiseert houdingen en relaties. Het veroordeelt elke daad of houding die de gemeenschap tussen mensen verstoord.

  5. Liefde is nooit oppervlakkig. Het zoekt naar de waarachtige relatie in contrast met alles wat onbelangrijk is.

  6. In tegenstelling tot de leer van Nietzsche is de liefde geen uiting van een slavenmentaliteit of -moraliteit, maar een kracht van de ziel.

  7. Liefde is een creatieve macht te midden van de spanningen en conflicten in het leven. Liefde is niet afhankelijk van vrede maar staat overeind zelfs binnen de conflicten die vrije personen kunnen hebben. Door de liefde kunnen zelfs realiteiten worden ontdekt juist omdat personen in conflict zijn.

  8. Liefde is het tegendeel van onverschilligheid en de hang naar afzondering. Het is gericht tegen elke vorm van trots die gemeenschap verbreekt, partijdig maakt en anderen uitsluit. Heiligheid is geen terugtrekking uit de samenleving. Heiligheid bepaald mijn identiteit; liefde daarentegen staat mij toe mijzelf in anderen te verliezen. Heiligheid betekent heel zijn; liefde betekent dat ik dat heel zijn wil delen. Heiligheid zonder liefde en liefde zonder heiligheid zijn geen christelijke begrippen. Ze zijn een en hetzelfde in het christelijke leven.

  9. Wanneer we over liefde spreken gaat het om de interactie tussen bewust levende mensen – het gaat dus om drijfveren, gedachten, vooroordelen, gewoonten, culturele kenmerken, intelligentie, neigingen, gezondheid, karakter, geluk, spanning, pijn, frustratie et cetera. In deze psychologische realiteit leeft de mens. In die concrete realiteit moet de waarheid van theologische uitspraken worden gevonden.

Wie is waarachtig een christen?

12. Een christen is iemand die het karakter van God met zich meedraagt, namelijk dat God liefde is. Een christen heeft zijn naaste lief, niet alleen degenen die het met hem eens zijn. Niet alleen degenen die Hem liefhebben. De liefde van een christen wordt bepaald door zijn barmhartigheid tegenover buren en vreemden, vrienden en vijanden.

De liefde van een christen is vrijgevig en zonder aandacht voor eigen voordeel.

Deze universele, belangeloze liefde is de oorzaak van tederheid, vriendelijkheid, hoffelijkheid, van alle menselijkheid.

Een christen is verheugd over de deugden van alle mensen, en verblijdt zich over het geluk van anderen. Het is de oorzaak van bescheidenheid, voorzichtigheid, gelijkmoedigheid. Het leidt tot openheid en eerlijkheid, in verdraagt geen jaloezie of argwaan. Het leidt tot de bereidheid om te geloven en te hopen in het goede van elk mens. Dat is het eenvoudige en heldere portret van een christen.

13. Geloof werkt door liefde. Ethiek is het gevolg van die liefde. De christelijke perfectie kan niet worden gescheiden van de liefde, zonder steriel en koud te worden. Elk element van de heiligheid krijgt zijn betekenis vanuit de liefde.

14. Hoe moeten we op grond hiervan het begrip “gemeenschap” begrijpen? Om te beginnen kunnen we kijken naar vier Griekse woorden die alle vier door liefde worden vertaald. Drie daarvan vinden we ook in het Nieuwe Testament. Die termen zijn eros (niet in het Nieuwe Testament), storgè, filia en agapè.

  1. Eros – liefde op het fysieke niveau. Het woord kan gebruikt worden voor seksuele aantrekkingskracht maar ook voor het meest fanatieke patriottisme.

  2. Storgè – is de affectie tussen familieleden. Broederlijkheid is vaak de vertaling.

  3. Filia – dit is de warme persoonlijke vriendschap. In Johannes 5:20 wordt met dit woord de liefde van de Vader voor de Zoon aangeduid. Ook wij hebben deze filia voor Jezus volgens 1 Kor. 16:22. Ook de liefde voor Lazarus wordt in Johannes 11 met dit woord aangeduid. (De liefde voor de vijand is niet een geval van filia, het wordt niet van ons gevergd om de vijand lief te hebben met een warme persoonlijke vriendschap.)

  4. Agapè – deze liefde is het principe waarmee het leven wordt geordend. Alle relaties in het leven ontlenen hun karakter aan deze agapè. Het is een persoonlijke gerichtheid die alleen een Christus volledig vervuld is. Het is geen emotie maar een doelbewust besluit waarbij de relaties met anderen in balans zijn.

15. Deze laatste vorm van liefde is geopenbaard in de Vaderlijkheid van God. Dat verklaart de lastige passage in Mat. 5:48. Vers 48 staat aan het eind van de opdracht die begint in vers 44, namelijk de vijanden lief te hebben. En dan lezen we: “weest u dan volmaakt, zoals uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is.” Dat is geen opdracht om even volmaakt te zijn als God, maar deze volmaaktheid bestaat er in om ook tegenover de vijanden Gods vaderlijke houding aan te nemen. Het gaat dus om onpartijdige welwillendheid.

16. Christelijke liefde is geen vervanging van de andere vormen van liefde en ook geen toevoeging. Het is het kenmerk van de gehele persoon zoals die door zijn geloof in Christus wordt bepaald.

17. Er is geen definitie mogelijk van agapè, maar er bestaat wel een demonstratie van. Romeinen 5:8 zegt, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren. Het betekent dat het initiatief van God uitgaat: zoals Paulus zegt: “God was in Christus, en verzoende de wereld met zichzelf.” Dat is geen selectieve liefde, maar dat sluit alle mensen in. Er bestaat wel zoiets als selectieve liefde maar dat is filia.

Wanneer wij zeggen dat God Zijn liefde beperkt tot bepaalde uitverkoren personen, projecteren wij onze menselijke filia op Gods karakter.

Maar God is niet partijdig. Alle mensen zijn het voorwerp van Gods liefde. En Hij wil die liefde herstellen in alle mensen. Dat is nu net heiligheid. Het idee van een uitverkiezing van enkelingen is volstrekt in strijd met de heiligheid van God. Want het is in strijd met de onpartijdige liefde van God.

18. De liefde van God is vergeving. God neemt alle schade op zich en het gevolg daarvan is de verzoening, die meer kost aan degene die het aanbiedt dan aan degene die het ontvangt. Wanneer God en de mens van elkaar vervreemd zijn, benadert God op een agressieve wijze deze situatie. Gods liefde zet de zondaar op zijn voeten en behandelt hem als een persoon die de moeite waard is om lief te hebben. Het is daarom een belangrijk psychologisch principe dat onze vergeving door God als voorwaarde heeft – niet Gods bereidheid of Gods eeuwig decreet – dat wij ook bereid zijn om vergeving aan te bieden aan degenen die ons slecht behandelen.

19. Er zijn echter ook passages waar het woord agapè in een negatieve betekenis gebruikt wordt. Zo zegt Paulus van Demas dat deze hem verlaten heeft omdat hij deze huidige wereld liefheeft (2 Tim. 4:10); Johannes spreekt over de mogelijkheid dat iemand de wereld liefheeft (agapai) zodat de liefde (agapè) van de Vader niet in Hem is. In deze gevallen wordt iets wat uitsluitend aan God toebehoort aan iets anders gegeven. Men kan niet God liefhebben en op dezelfde wijze de wereld. (Dat wil niet zeggen dat er iets mis is met de wereld, maar alleen dat die wereld als een substituut voor God gebruikt wordt.)

20. Hieruit volgt ook de belangrijkste en diepste betekenis van het woord zonde. Anti-christelijk in volle zin is de toewijding aan jezelf en aan de wereld, waardoor beiden een “andere God voor Mij” geworden zijn – afgoderij dus. Afgoderij is de ultieme zonde omdat daardoor het religieuze vermogen van de mens tegen God wordt gericht. Daarom is het de vervanging van de waarheid met de leugen.

21. Iedereen heeft een meester nodig om menselijk te zijn. Zo zijn we gemaakt. En omdat wij verantwoordelijke wezens zijn,moeten wij onze meester kiezen. Dat is onze vrijheid. De mens is een dienaar en dat is zijn heerlijkheid. Zo treffen wij ons ook altijd aan, in een dienstverband. De enige echter die een waarachtige meester kan zijn, is God in Christus. Omdat wij genoodzaakt zijn iets te dienen, scheppen wij vaak een meester. Ons eigen ego bijvoorbeeld. (Ik geloof in mijzelf!) Of een andere afgod. (Ik geloof in de vooruitgang, in gerechtigheid, in vrede, in geluk, in het grote geld, in Gezelligheid.)

22. Heiliging betekent bij Wesley, dat de agapè van de mens die gericht is op tegenstrijdige afgoden, wordt gereinigd door de tegenwoordigheid van de Heilige Geest, wanneer Christus de absolute Heer van ons hart, verstand, ziel en onze kracht wordt gemaakt.

Op deze manier hebben wij de liefde beter begrepen dan onze moderne cultuur daartoe in staat is.

Dit bericht is geplaatst in Boeken. Bookmark de permalink.

Eén reactie op Een theologie van de liefde – hoofdstuk 2 – samenvatting

  1. Piet de Leeuw schreef:

    Haarlem, 13-8-2019
    Kort geleden beluisterde ik de recente preek in Katwijk over de vraag of God begint ons persoonlijk te kiezen (al voor we er waren) of dat wij als vrije mensen eerst zelf de keus maken om Gods evangelie te aanvaarden en Hem lief te hebben. Dat laatste omdat God alleen voldaan zou kunnen zijn over het antwoord van een mens die vrij is om te kiezen (Wesley).

    Er is misschien verband tussen rechtvaardiging, heiliging en liefde. Ik probeer hierover na te denken (al schrijvend).

    Adams die we zijn, gaven we er al snel duidelijkheid over (in Genesis 3) dat aan onze manier van kiezen wel iets mankeert, dat zelfs sprake is van een fundamenteel onvermogen. We kunnen Gods liefde niet beantwoorden en bij Hem blijven, en al helemaal niet met passende wederliefde.

    Nadenkend over mijn persoonlijk weg terug naar de Here God en Zijn evangelie, kan ik niet anders dan erkennen dat alles van Hem af hing: dat eerst Hij mij op het oog had en er zelf voor koos Zijn evagelie aan mij duidelijk te maken en mij erin binnen te leiden.
    Maar dat geneest nog niet mijn fundamenteel onvermogen, integendeel, het maakt dat onvermogen des te duidelijker.

    Heiliging is Zijn leiding, in liefde, tot gelijkvormigheid aan Zijn Zoon. Pas dan raak ik in staat om te kiezen, om dat uit liefde te kunnen doen en dan ook de goede keuzes te kunnen maken.

    Eva en Adam waren niet in staat de verleiding door satan te weerstaan, hij wist waarop ze aanspreekbaar waren en waardoor manipuleerbaar.
    Als jezus na Zijn doop door de Heilige Geest in de woestijn geleid wordt, komt Zijn “vlees” welliswaar uit dezelfde kuip als ons vlees (mens geworden als wij), maar bracht het Hem niet tot zonde (In alles gelijk geworden aan ons, behalve in het zondigen).

    Vanuit mezelf is er weinig hoop voor mij; “in Christus”, als nieuwe schepping, is er een weg om in liefde te wandelen voor Gods aangezicht.

    De Here God heeft mij gezien en kwam mij uit liefde te hulp tot rechtvaardiging en tot heiliging.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *